ECLI:NL:RBAMS:2023:3770

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
C/13/733310 / HA ZA 23-436
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Provisionele voorziening inzake de verkoop van de voormalige echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 juni 2023 een tussenuitspraak gedaan in een incident betreffende een provisionele voorziening. De man en de vrouw, die op 17 augustus 2005 in Paramaribo, Suriname zijn gehuwd, zijn inmiddels gescheiden. De rechtbank heeft eerder op 7 juli 2021 de echtscheiding uitgesproken, maar er is nog geen beslissing genomen over de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De vrouw woont met de minderjarige kinderen in de voormalige echtelijke woning, waarvoor zij het gebruik heeft gekregen voor een periode van zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op 24 november 2021. De man heeft in het incident verzocht om machtiging tot verkoop van de woning, omdat hij hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypothecaire schuld en de vrouw de lasten van de woning niet meer betaalt. De rechtbank heeft overwogen dat de man voldoende processueel belang heeft bij zijn vordering en dat de vrouw geen verweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft de man gemachtigd om de woning te gelde te maken en heeft de vrouw verplicht om haar medewerking te verlenen aan de verkoop. Tevens is bepaald dat de vrouw de woning uiterlijk zeven dagen voor de levering aan de kopende partij moet verlaten en dat zij een dwangsom verbeurt indien zij niet aan het vonnis voldoet. De beslissing omtrent de proceskosten is aangehouden tot de hoofdprocedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/733310 / HA ZA 23-436
Vonnis in incident van 21 juni 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M.L. Neuteboom-van Asselt te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M. Amrani te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties tevens houdende een incidentele vordering.
1.2.
De vrouw heeft niet (tijdig) voor antwoord geconcludeerd in het incident.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten voor zover relevant in het incident

2.1.
Partijen zijn op 17 augustus 2005 met elkaar gehuwd te Paramaribo, Suriname. Bij beschikking van 7 juli 2021 heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Er is geen beslissing genomen over de verdeling van de tussen partijen bestaande – inmiddels ontbonden – huwelijksgemeenschap.
2.2.
Tot de huwelijksgemeenschap behoort onder meer de woning aan de [adres] . Bij voornoemde beschikking is de vrouw het uitsluitend gebruik van deze woning toegekend voor de duur van zes maanden vanaf inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. De echtscheidingsbeschikking is ingeschreven op 24 november 2021. De vrouw verblijft met de minderjarige kinderen van partijen nog altijd in deze woning.
2.3.
In haar verzoekschrift tot echtscheiding heeft de vrouw aangegeven dat zij zolang zij de woning bewoont de lasten van de woning zal voldoen. Sinds augustus 2022 betaalt de vrouw de energie-, water- en internetkosten. De man betaalt de aflossing en de servicekosten, in totaal € 916,87 per maand.

3.Het geschil in het incident

3.1.
De vordering in de hoofdzaak ziet op de afwikkeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen.
3.2.
De man vordert in incident, uitvoerbaar bij voorraad,
Primair machtiging te gelde maken van de woning:
A. de man op grond van artikel 3:174 BW jo 223 Rv te machtigen de
gemeenschappelijke woning aan de [adres] te gelde te maken (verkoop en levering) en vanuit de verkoopopbrengst van de woning zoveel mogelijk de hypothecaire geldlening te voldoen waarbij onder machtiging onder andere doch niet uitsluitend worden begrepen de navolgende (rechts)handelingen:
  • het geven van een opdracht aan een makelaar om de woning te verkopen;
  • het verrichten van alle activiteiten en handelingen door de makelaar en de man die voor de (uiteindelijke) verkoop van de woning dienstig zijn, in welk kader ook door de vrouw dient te worden geduld dat de woning wordt getaxeerd en er bezichtigingen plaatsvinden;
  • het verkopen van de woning, welke voor een door de makelaar te bepalen marktconform bedrag te koop zal worden aangeboden;
  • het gegeven dat de verkoopprijs niet lager zal zijn dan 15% van de door de makelaar getaxeerde waarde op dat moment in het economisch verkeer, althans dat de woning voor een nog lagere prijs kan worden verkocht doch eerst na toestemming van de vrouw en – als de vrouw die toestemming niet geeft – van de rechter;
  • dat het leveren van de onroerende zaak zal geschieden met inachtneming van een termijn van minimaal drie maanden na ondertekening van de koopovereenkomst;
  • het sluiten van de koopovereenkomst met de kopende partij;
althans, de gevorderde machtiging zodanig in te vullen en ingaande op een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
te bepalen dat voor zover nodig het te wijzen vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2
BW in de plaats zal treden van een akte als bedoeld in die wetsbepaling, althans op grond van artikel 3:300 BW een vertegenwoordiger aan te wijzen die voor de vrouw rechtshandelingen kan verrichten die noodzakelijk zijn voor de verkoop en levering van de gemeenschappelijke woning aan een derde indien en voor het geval de vrouw haar medewerking daaraan zou onthouden;
Subsidiair medewerking:
de vrouw te veroordelen tot het verlenen van haar volledige medewerking aan de
verkoop en levering van de woning gelegen aan de [adres] op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of ieder dagdeel waarin voornoemde medewerking niet wordt verleend met een maximum van € 50.000,- waarbij onder deze medewerking onder andere doch niet uitsluitend worden begrepen de navolgende rechtshandelingen:
  • het geven van een opdracht aan de makelaar om de woning te verkopen;
  • het verrichten van alle activiteiten en handelingen door de makelaar en de man die voor de (uiteindelijke) verkoop van de woning dienstig zijn, in welk kader ook door de vrouw dient te worden geduld dat de woning wordt getaxeerd en er bezichtigingen plaatsvinden;
  • het verkopen van de woning, welke voor een door de makelaar te bepalen marktconform bedrag te koop zal worden aangeboden;
  • het gegeven dat de verkoopprijs niet lager zal zijn dan 15% van de door de makelaar getaxeerde waarde op dat moment in het economisch verkeer, althans dat de woning voor een nog lagere prijs kan worden verkocht doch eerst na toestemming van de rechter;
  • dat het leveren van de onroerende zaak zal geschieden met inachtneming van een termijn van minimaal drie maanden na ondertekening van de koopovereenkomst;
  • het sluiten van de koopovereenkomst met de kopende partij
althans, de gevorderde volledige medewerking zodanig vorm te geven en ingaande op een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal vermenen;
Primair en subsidiair:
de vrouw te veroordelen tot het verlenen van haar medewerking aan de verkoop van de gemeenschappelijke woning aan de [adres] waaronder – indien nodig – het toelaten van verkoopborden aan de woning, het toelaten van het plaatsen van advertenties, het mogelijk maken van bezichtigingen, het toonbaar houden en representatief eruit laten zien van de woning;
de vrouw te bevelen de woning gelegen aan de [adres] te verlaten uiterlijk zeven dagen voordat de levering aan de kopende partij zal plaatsvinden, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, na betekening van het door de rechtbank te wijzen vonnis;
de vrouw te verbieden de woning gelegen aan de [adres] na ommekomst van de periode genoemd onder E te betreden;
de vrouw te bevelen sleutels van de woning gelegen aan de [adres] na ommekomst van de periode genoemd onder E aan de man te overhandigen, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, na betekening van het te wijzen vonnis;
al het voorgaande onder het primaire en subsidiaire gevorderde onder verbeurte van een dwangsom ad € 500,- per dag voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de vrouw in gebreke zal blijven om aan het vonnis c.q. een van voornoemde veroordelingen te voldoen;
I. te bepalen dat de helft van de netto-opbrengst van de woning gelegen aan de [adres] , na voldoening van de hypothecaire geldlening, makelaarskosten en eventuele overige verkoopkosten, bij de notaris in depot blijft staan totdat in de bodemprocedure de verdeling is vastgesteld dan wel overeenstemming is bereikt tussen partijen over de afwikkeling van de gemeenschap die tussen hen bestaat en de andere helft van die netto-opbrengst bij helfte aan partijen wordt uitgekeerd;
de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris advocaat en de verschotten, alsmede de nakosten.
3.3.
De vrouw heeft geen (tijdig) verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
In de hoofdzaak heeft de man hetzelfde gevorderd als in het incident. De rechtbank overweegt dat de man voldoende processueel belang heeft bij zijn provisionele vordering. De man is immers nog altijd hoofdelijk aansprakelijk voor de hypothecaire schuld die op de gemeenschappelijke woning rust, terwijl de vrouw het gebruik van de woning heeft en de zes maanden termijn, genoemd in de beschikking van deze rechtbank van 7 juli 2021, reeds verstreken is. Van een deelgenoot kan niet worden verlangd in een onverdeelde boedel te blijven zitten. De vraag die rijst of de vorderingen van de man in een provisionele voorziening kunnen worden toegewezen.
4.2.
De Hoge Raad heeft op 31 maart 2023 (ECLI:NL:HR:2023:499) in zijn arrest het volgende overwogen:
3.2.
In kort geding kan de rechter in spoedeisende zaken op grond van een voorlopig oordeel over het geschil van partijen een voorlopige voorziening geven (art. 254 Rv). Het voorlopige karakter van een beslissing in kort geding brengt mee dat aan die beslissing geen gezag van gewijsde toekomt en dat partijen en de rechter niet aan die beslissing zijn gebonden in een bodemprocedure of een later kort geding. Verder geldt dat de beslissing in het dictum van een uitspraak in kort geding vervalt als een andersluidende uitspraak is gedaan in de bodemprocedure. De omstandigheid dat de gevolgen van een in kort geding gegeven voorziening feitelijk onomkeerbaar zijn, staat aan het geven van een dergelijke voorziening niet in de weg.
3.3
In kort geding kan de rechter een veroordeling tot medewerking aan de overdracht van een onroerende zaak uitspreken. Evenzeer kan de rechter in kort geding op de voet van art. 3:300 lid 2 BW bepalen dat de uitspraak in de plaats zal treden van (een deel van) een akte tot het verrichten van een rechtshandeling zoals in die bepaling bedoeld. Ook kan de rechter bij wijze van onmiddellijke voorziening in kort geding een deelgenoot machtiging verlenen tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed als bedoeld in art. 3:174 lid 1 BW.7
3.4
Gelet op hetgeen hiervoor in 3.2 is overwogen en in het verlengde van de hiervoor in 3.3 omschreven mogelijkheden, kan de rechter in kort geding ook op vordering van een deelgenoot een veroordeling uitspreken jegens een andere deelgenoot om mee te werken aan de verkoop en levering van een tot een gemeenschap behorend goed aan een derde. Dat verkoop van een tot een gemeenschap behorend goed om de opbrengst te verdelen een wijze van verdeling is als bedoeld in art. 3:185 BW, staat niet eraan in de weg dat bij wijze van voorlopige voorziening in kort geding een veroordeling om daartoe over te gaan, wordt uitgesproken. Gelet op het voorlopige karakter van een beslissing in kort geding, wordt daarmee – anders dan het hof heeft overwogen – niet een definitief einde aan de verdeling gemaakt.
4.3.
Gelet op de hiervoor aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad is de rechtbank van oordeel dat ook in het kader van een provisionele voorziening, die ook een voorlopig karakter heeft, de vorderingen van de man toewijsbaar zijn. Derhalve zal zijn primaire vordering, waartegen geen verweer is gevoerd en die niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, worden toegewezen.
4.4.
De rechtbank houdt de beslissing omtrent de proceskosten aan totdat in de hoofdprocedure zal worden beslist.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
machtigt de man om de gemeenschappelijke woning aan de [adres] te gelde te maken (verkoop en levering) en vanuit de verkoopopbrengst van de woning zoveel mogelijk de hypothecaire geldlening te voldoen waarbij onder machtiging onder andere doch niet uitsluitend worden begrepen de navolgende (rechts)handelingen:
- het geven van een opdracht aan een makelaar om de woning te verkopen;
- het verrichten van alle activiteiten en handelingen door de makelaar en de man die voor de (uiteindelijke) verkoop van de woning dienstig zijn, in welk kader ook door de vrouw dient te worden geduld dat de woning wordt getaxeerd en er bezichtigingen plaatsvinden;
- het verkopen van de woning, welke voor een door de makelaar te bepalen marktconform bedrag te koop zal worden aangeboden;
- het gegeven dat de verkoopprijs niet lager zal zijn dan 15% van de door de makelaar getaxeerde waarde op dat moment in het economisch verkeer, althans dat de woning voor een nog lagere prijs kan worden verkocht doch eerst na toestemming van de vrouw en – als de vrouw die toestemming niet geeft – van de rechter;
- dat het leveren van de onroerende zaak zal geschieden met inachtneming van een termijn van minimaal drie maanden na ondertekening van de koopovereenkomst;
- het sluiten van de koopovereenkomst met de kopende partij;
5.2.
bepaalt dat dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van een akte als bedoeld in die wetsbepaling
5.3.
veroordeelt de vrouw tot het verlenen van haar medewerking aan de verkoop van de gemeenschappelijke woning aan de [adres] waaronder – indien nodig – het toelaten van verkoopborden aan de woning, het toelaten van het plaatsen van advertenties, het mogelijk maken van bezichtigingen, het toonbaar houden en representatief eruit laten zien van de woning;
5.4.
beveelt de vrouw de woning gelegen aan de [adres] te verlaten uiterlijk zeven dagen voordat de levering aan de kopende partij zal plaatsvinden;
5.5.
verbiedt de vrouw de woning gelegen aan de [adres] na ommekomst van de periode genoemd onder 5.4. te betreden;
5.6.
beveelt de vrouw de sleutels van de woning gelegen aan de [adres] na ommekomst van de periode genoemd onder 5.4. aan de man te overhandigen;
5.7.
bepaalt dat de vrouw een dwangsom verbeurt van € 500,- per dag voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de vrouw in gebreke zal blijven om aan dit vonnis te voldoen;
5.8.
bepaalt dat dat de helft van de netto-opbrengst van de woning gelegen aan de [adres] , na voldoening van de hypothecaire geldlening, makelaarskosten en eventuele overige verkoopkosten, bij de notaris in depot blijft staan totdat in de bodemprocedure de verdeling is vastgesteld dan wel overeenstemming is bereikt tussen partijen over de afwikkeling van de gemeenschap die tussen hen bestaat en dat de andere helft van die netto-opbrengst bij helfte aan partijen wordt uitgekeerd;
5.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
houdt de beslissing omtrent de proceskosten aan totdat in de bodemprocedure wordt beslist;
in de hoofdzaak
5.11.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
2 augustus 2023voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Kloosterhuis, en in het openbaar uitgesproken door mr. H.P.E. Has, in tegenwoordigheid van mr. S.J. van der Veen, griffier op 21 juni 2023. [1]

Voetnoten

1.type: