ECLI:NL:RBAMS:2023:3742

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
13/063067-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 15 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Criminele Rechtbank nr. Drie van Terrassa, Spanje, op 10 februari 2023. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 2001, die gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 1 juni 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. F.T.C. Dölle, en een tolk in de Arabische taal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd met 30 dagen op basis van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van drie jaar en zes maanden, waarvan nog 728 dagen resteerden. De rechtbank heeft het verweer van de raadsvrouw, die stelde dat de detentieomstandigheden in Spanje onmenselijk zouden zijn, verworpen. De rechtbank baseerde zich op eerdere uitspraken en rapporten, waaronder het CPT-rapport van 9 november 2021, en concludeerde dat er geen algemeen gevaar voor onmenselijke behandeling in Spanje is.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen, zoals artikelen 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW, zijn toegepast. De uitspraak is gedaan door mr. M.C.M. Hamer, voorzitter, en mrs. B. Yeşilgöz en A.K. Glerum, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C.W. van der Hoek. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/063067-23
Datum uitspraak: 15 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 11 april 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 februari 2023 door
the Criminal Court no. Three of Terrassa(Spanje) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 2001,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 1 juni 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. F.T.C. Dölle, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Arabische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB in samenhang gelezen met de aanvullende informatie van 2 mei 2023, vermeldt een
enforceable judgement of 29 July 2021 issued by the Criminal Court 3 of Terrassa.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 728 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon in de gevangenis in Spanje het risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, althans dat daartegen geen bescherming zal dan wel kan worden geboden. Hij heeft in het kader van deze Spaanse veroordeling eerder in Spanje gedetineerd gezeten. Hij is toen mishandeld door een bewaker. De raadsvrouw heeft daarbij gewezen op de Amerikaanse
County Reports on Human Rights Practicesten aanzien van Spanje en het rapport van
the European Committee for the Prevention of Torture(hierna: het CPT-rapport) van 9 november 2021. De raadsvrouw vraagt de overlevering daarom te weigeren. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw om de zaak aan te houden in afwachting van een detentiegarantie.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat het verweer niet kan slagen. In de uitspraak van 14 april 2022 [4] heeft deze rechtbank geoordeeld dat in Spanje geen sprake is van een algemeen gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden. Hierbij is het CPT-rapport van 9 november 2021 betrokken. De rechtbank ziet in hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd geen aanleiding om anders te oordelen dan in die uitspraak. Gelet op het gegeven kader in de uitspraak Aranyosi en Căldăraru [5] komt de rechtbank niet toe aan de vraag of sprake is van een individueel gevaar voor de opgeëiste persoon. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de detentieomstandigheden geen beletsel voor overlevering vormen. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om de zaak aan te houden voor het opvragen van een individuele detentiegarantie.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Criminal Court no. Three of Terrassa(Spanje) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. B. Yeşilgöz en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 15 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198