Op 15 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Kleve in Duitsland. Het EAB, dat op 10 november 2022 was uitgevaardigd, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1987, die wordt verdacht van betrokkenheid bij de exploitatie van een weedplantage in Duitsland tussen maart 2015 en maart 2019. Tijdens de zitting op 1 juni 2023 heeft de opgeëiste persoon verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de zaak verder behandeld.
De raadsman van de opgeëiste persoon voerde aan dat de feitomschrijving in het EAB niet genoegzaam was, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De officier van justitie daarentegen stelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat het specialiteitsbeginsel gewaarborgd was. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte over de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten en verwierp het verweer van de raadsman.
De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De opgeëiste persoon had zijn onschuld niet aangetoond en de persoonlijke omstandigheden, waaronder medische kwesties, konden geen rol spelen in de overleveringsprocedure. De rechtbank staat de overlevering toe, onder de voorwaarde dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf kan ondergaan indien hij in Duitsland wordt veroordeeld. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C.M. Hamer, voorzitter, en mrs. P. Sloot en B. Yeşilgöz, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C.W. van der Hoek.