ECLI:NL:RBAMS:2023:3681

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
C/13/719621 / HA ZA 22-512
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake eigendomsgeschil over grond tussen Libra International B.V. en gedaagden na bewijsopdracht

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Libra International B.V. en twee gedaagden over de eigendom van een stuk grond. Libra, eiseres in conventie, stelde dat gedaagden, die een deel van de grond als tuin gebruikten, geen recht hadden op deze grond. De rechtbank had eerder in een tussenvonnis vastgesteld dat de grond door een rechtsvoorganger van gedaagden in bezit was genomen, maar dat dit bezit te kwader trouw was. Libra werd opgedragen te bewijzen dat er een gebruiksovereenkomst was tussen haar rechtsvoorganger en de familie van gedaagden. Na het overleggen van bewijs door Libra, waaronder een verklaring van een familielid van gedaagden, concludeerde de rechtbank dat Libra niet geslaagd was in haar bewijsopdracht. De verklaring toonde aan dat er geen concrete afspraken waren gemaakt over het gebruik van de grond, en dat gedaagden wisten dat de grond eigendom was van Libra. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat er een rechtsverhouding was ontstaan die het bezit van de grond zou wijzigen. De rechtbank oordeelde dat gedaagden door bevrijdende verjaring eigenaar waren geworden van de grond, en wees de vorderingen van Libra af. Libra werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van gedaagden.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/719621 / HA ZA 22-512
Vonnis van 14 juni 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LIBRA INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. R.M.J. Muit te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,2. [gedaagde 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat: mr. H.M. Hielkema te Amsterdam.
Eiseres wordt hierna Libra genoemd. Gedaagden worden hierna gezamenlijk [gedaagden] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 8 februari 2023 (hierna: het tussenvonnis) en de daarin genoemde processtukken,
- de akte van Libra, met één productie,
- de antwoordakte van [gedaagden] .
1.2.
Daarna is bepaald dat vandaag een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De verdere beoordeling

in conventie
Samenvatting
2.1.
Libra is eigenaar van een pand aan de [adres 1] . [gedaagden] is eigenaar van een woning aan de [adres 2] . De percelen waarop het pand van Libra en de woning van [gedaagden] zich bevinden, grenzen aan elkaar. [gedaagden] gebruikt een gedeelte van de grond die kadastraal gezien tot het perceel van het pand van Libra behoort als tuin (hierna: de grond). Partijen twisten over de vraag of [gedaagden] door bevrijdende verjaring eigenaar is geworden van de grond.
Tussenvonnis met bewijsopdracht
2.2.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis overwogen dat de grond ergens tussen 2 juni 2000 en 2001 in bezit is genomen door een rechtsvoorganger van [gedaagden] , [naam 1] . Het bezit van de grond van [naam 1] is overigens te kwader trouw geweest, omdat [naam 1] wist dat de grond eigendom van een ander was.
2.3.
De vraag die nu voorligt is of dat bezit is gewijzigd door een rechtsverhouding tussen de rechtsvoorganger van Libra – PMA – en een (andere) rechtsvoorganger van [gedaagden] – de familie [naam 2] – waaruit volgt dat de familie [naam 2] de grond voor PMA is gaan houden. Libra stelt dat PMA en de familie [naam 2] een overeenkomst hebben gesloten op basis waarvan de familie [naam 2] de grond als tuin kon gebruiken. De rechtbank heeft in het tussenvonnis overwogen dat Libra daarvan een begin van bewijs heeft geleverd, namelijk het briefje van 24 december 2009, dat mevrouw [naam 2] (hierna: [naam 2] ) aan de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ) – de toenmalige bestuurder van PMA – heeft gestuurd. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat dit briefje multi-interpretabel is, zodat het bewijs van de stelling van Libra niet alleen daarop kan worden gebaseerd.
2.4.
In het tussenvonnis is Libra daarom opgedragen te bewijzen dat tussen PMA en de familie [naam 2] een rechtsverhouding is ontstaan in de vorm van een gebruiksovereenkomst.
2.5.
Ter uitvoering van die bewijsopdracht heeft Libra bij akte een schriftelijke verklaring van [naam 2] overgelegd en toelichtingen gegeven. Daarop heeft [gedaagden] bij antwoordakte gereageerd.
Is Libra geslaagd in het haar opgedragen bewijs?
2.6.
Naar het oordeel van de rechtbank is Libra niet geslaagd in het haar opgedragen bewijs. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
2.7.
Uit de door Libra overgelegde verklaring van [naam 2] blijkt dat zij [naam 3] heeft ontmoet en dat tijdens die ontmoeting het gebruik van de grond als tuin door de familie [naam 2] is besproken. [naam 2] heeft verklaard dat het haar op basis van die ontmoeting duidelijk was geworden dat het geen probleem was dat haar familie de grond als tuin gebruikte, maar dat zij daar geen enkel recht aan zou kunnen ontlenen. Volgens [naam 2] zou de toenmalige eigenaar van de grond op ieder moment kunnen besluiten tot bijvoorbeeld het plaatsen van een schutting op de grond of oplevering van de grond in oorspronkelijke staat. Verder heeft [naam 2] verklaard dat het niet tot een nadere afspraak is gekomen en dat haar familie gedurende de tijd dat zij in de huidige woning van [gedaagden] woonde, de grond heeft gebruikt als tuin in de wetenschap dat dit op enig moment afgelopen kon zijn.
2.8.
Op basis van de hiervoor geschetste verklaring van [naam 2] kan niet worden gezegd dat tussen PMA en de familie [naam 2] een rechtsverhouding is ontstaan in de vorm van een gebruiksovereenkomst. Uit de verklaring van [naam 2] blijkt weliswaar dat zij met [naam 3] heeft gesproken over het gebruik van de grond als tuin door haar familie, maar blijkt niet dat daarover concrete afspraken zijn gemaakt tussen PMA enerzijds en de familie [naam 2] anderzijds. Niet gebleken is namelijk dat PMA (bij monde van [naam 3] ) aan de familie [naam 2] heeft aangeboden de grond als tuin te gebruiken en dat de familie [naam 2] daarmee (bij monde van [naam 2] ) heeft ingestemd. Ook is niet gebleken dat [naam 2] en [naam 3] hebben gesproken over de vraag of de familie [naam 2] voor het gebruik van de grond als tuin al dan niet een tegenprestatie diende te verrichten. Integendeel, uit de verklaring van [naam 2] blijkt juist dat de familie [naam 2] en PMA geen nadere afspraak hebben gemaakt over het gebruik van de grond.
2.9.
Bovendien blijkt uit de verklaring van [naam 2] dat zij wist dat de grond eigendom van een ander – PMA – was, maar dat haar familie desondanks de grond als tuin gebruikte en PMA zich daar niet tegen verzette. Op zich is het juist dat de toenmalige eigenaar (PMA of Libra) van de grond op ieder moment zou kunnen besluiten tot bijvoorbeeld het plaatsen van een schutting op de grond of oplevering van de grond in oorspronkelijke staat, maar dat had wel binnen de termijn van twintig jaar dienen te zijn gebeurd en dat is niet het geval. Deze gang van zaken strookt met de situatie zoals die sinds de inbezitneming van de grond door [naam 1] altijd is geweest, namelijk bezit te kwader trouw van de grond van de opvolgende bewoners van de huidige woning van [gedaagden] , zonder beëindiging door PMA of Libra.
2.10.
Dit alles brengt mee dat Libra er niet in is geslaagd te bewijzen dat tussen PMA en de familie [naam 2] een rechtsverhouding is ontstaan in de vorm van een gebruiksovereenkomst. Het bezit van de grond is dan ook niet gewijzigd. Zoals de rechtbank reeds in het tussenvonnis heeft overwogen, betekent dit dat het eigendom van de grond ergens tussen 2 juni 2020 en 2021 – twintig jaar na het aanbrengen van de buxushaag op de grond door [naam 1] – is overgegaan op de bezitter daarvan, te weten [gedaagden] .
Conclusie en kosten
2.11.
De conclusie is dat [gedaagden] door bevrijdende verjaring eigenaar is geworden van de grond. Dit brengt mee dat de vorderingen van Libra moeten worden afgewezen.
2.12.
Libra krijgt dus ongelijk en moet daarom de proceskosten van [gedaagden] betalen. De kosten die [gedaagden] tot aan dit vonnis heeft gemaakt, stelt de rechtbank vast op:
  • griffierecht: € 314,00
  • salaris advocaat:
  • totaal: € 1.809,00
2.13.
Hierna in ‘de beslissing’ staat welk bedrag Libra moet betalen aan nakosten. Dit is een bedrag dat altijd wordt toegewezen aan de in het gelijk gestelde partij (in dit geval: [gedaagden] ) als vergoeding voor advocaatkosten en eventuele betekeningskosten die hij nog maakt na het wijzen van dit vonnis.
2.14.
De proceskosten en de nakosten worden nog vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek (BW) zoals onbestreden gevorderd.
2.15.
De kostenveroordelingen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de kostenveroordelingen ook moeten worden uitgevoerd als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.
in reconventie
2.16.
Gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, is de door [gedaagden] gevorderde verklaring voor recht dat hij – samengevat – eigenaar is van de grond toewijsbaar. Dit gedeelte van de vordering van [gedaagden] wordt toegewezen zoals hierna in de beslissing vermeld.
2.17.
Het gedeelte van de door [gedaagden] gevorderde verklaring voor recht dat de vordering tot revindicatie van Libra is verjaard, wordt afgewezen. In beginsel kan op grond van artikel 5:2 BW de
eigenaarvan een zaak van een ieder die haar zonder recht houdt, opeisen (anders gezegd, revindiceren). Omdat vaststaat dat [gedaagden] en niet Libra inmiddels eigenaar is van de grond, kan Libra geen vordering tot revindicatie van de grond tegen [gedaagden] instellen. Gelet hierop valt niet in te zien welk zelfstandig belang [gedaagden] heeft bij dit gedeelte van de door hem gevorderde verklaring voor recht. Dit gedeelte van de vordering van [gedaagden] wordt daarom afgewezen.
2.18.
Omdat partijen in reconventie over en weer op punten in het gelijk en in het ongelijk zijn gesteld en de reconventionele vordering geheel samenhangt met de conventionele vordering, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in de zin dat iedere partij haar eigen proceskosten in reconventie draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt Libra in de proceskosten, aan de kant van [gedaagden] tot op heden vastgesteld op € 1.809,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 14 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening,
3.3.
veroordeelt Libra in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als Libra niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden,
- te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 14 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening,
3.4.
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
3.5.
verklaart voor recht dat [gedaagden] eigenaar is van de tuin, zijnde de grond die door middel van arcering is aangegeven op de tekening die als productie 3 bij de dagvaarding van 21 juni 2022 van Libra is overgelegd en in kopie aan dit vonnis wordt gehecht,
3.6.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in de zin dat iedere partij haar eigen proceskosten draagt,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, rechter, bijgestaan door mr. L.J.P.C. Silven, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.