ECLI:NL:RBAMS:2023:3673

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
10338252 / EA VERZ 23-148
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag van de executeur van een nalatenschap in het erfrecht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, hebben verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] op 14 februari 2023 een verzoekschrift ingediend tot ontslag van [verweerder] q.q. als testamentair executeur van de nalatenschap van hun overleden vader, [erflater]. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 mei 2023, waarbij het verzoek werd samengevoegd met een handelszaak tussen dezelfde partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een geschil bestaat over de inbrengwaarde van legaten en de verdere afwikkeling van de nalatenschap, die aanhangig is bij de rechtbank onder een ander zaaknummer.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de wettelijke grondslagen voor het ontslag van een executeur, zoals vastgelegd in artikel 4:149 van het Burgerlijk Wetboek. De verzoekers stelden dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag, voornamelijk omdat [verweerder] q.q. als executeur privatief bevoegd is om de nalatenschap te vertegenwoordigen, wat hen zou belemmeren in de afwikkeling van de nalatenschap. De kantonrechter oordeelde echter dat de privatieve vertegenwoordigingsbevoegdheid van de executeur niet in de weg staat aan de interne geschillen tussen de erfgenamen en dat er geen gewichtige reden was voor ontslag.

De rechtbank concludeerde dat de executeur nog steeds zijn taken moet vervullen, vooral omdat de nalatenschap nog schulden heeft en de verdelingsfase nog niet is aangebroken. De kantonrechter wees het verzoek tot ontslag af en compenseerde de proceskosten tussen de partijen, aangezien zij als broers en zussen in de kosten zouden bijdragen. De beschikking werd openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer / rekestnummer: 10338252 / EA VERZ 23-148
Beschikking van 14 juni 2023
in de zaak van

1.[verzoeker 1] ,2. [verzoeker 2] ,

beiden woonplaats kiezende te [woonplaats] ,
verzoekende partijen,
hierna te noemen: [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,
gemachtigde: mr. E.Z. Anink,
tegen
[verweerder] QQ,
in hoedanigheid van testamentair executeur van de nalatenschap van [erflater] ,
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder] q.q.,
gemachtigde: mr. M.J. Meijer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift binnengekomen op 14 februari 2023 met vijf producties,
- het verweerschrift binnengekomen op 7 april 2023 met drie producties,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 mei 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van 3 mei 2023 vond samengevoegd plaats met de handelszaak tussen partijen met zaak- en rolnummer: C/13/725570 / HA ZA 22-961, zoals bepaald in het daarin gewezen tussenvonnis van 15 maart 2023.

2.De vaststaande feiten

2.1.
[verzoeker 1] , [verzoeker 2] en [verweerder] zijn de kinderen van de op 28 juli 2021 overleden [erflater] (hierna: erflater).
2.2.
Bij testament van 25 februari 2010 heeft erflater zijn kinderen [verzoeker 1] , [verzoeker 2] en [verweerder] tot erfgenamen benoemd en [verweerder] als testamentair executeur aangewezen.
2.3.
Tussen partijen bestaat een geschil over de inbrengwaarde van legaten en de verdere afwikkeling van de nalatenschap. Dit geschil is aanhangig bij deze rechtbank met zaak- en rolnummer: C/13/725570 / HA ZA 22-961 (hierna: de handelszaak). Heden wordt in die zaak vonnis gewezen.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] verzoeken dat de kantonrechter bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] q.q. ontslaat als executeur van de nalatenschap van erflater.
3.2.
[verweerder] q.q. voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek met een veroordeling van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzoek is gegrond op artikel 4:149 lid 1 onder f en lid 2 BW. Daaruit volgt dat de kantonrechter een executeur kan ontslaan om gewichtige redenen. Volgens [verzoeker 1] en [verzoeker 2] is een gewichtige reden hoofdzakelijk gelegen in het feit dat [verweerder] q.q. als executeur privatief bevoegd is de nalatenschap te vertegenwoordigen. Dat zou [verweerder] q.q. een succesvol ontvankelijkheidsverweer geven in de handelszaak, waarmee hij de beslechting van het materiële geschil tussen partijen blokkeert of vertraagt. Bovendien is er volgens [verzoeker 1] en [verzoeker 2] geen executeur meer nodig, omdat partijen al aan het verdelen zijn. [verweerder] q.q. betwist dat sprake is van een gewichtige reden voor ontslag.
4.2.
Een executeur is belast met het beheer van de nalatenschap en vertegenwoordigt daarbij de nalatenschap, zowel in als buiten rechte. Dat volgt uit de artikelen 4:144 en 4:145 lid 2 BW. Deze vertegenwoordigingsbevoegdheid geldt met uitsluiting van de erfgenamen en is dus privatief van aard. De bedoeling hiervan is dat de executeur slagvaardig kan optreden, wat bemoeilijkt wordt als erfgenamen de nalatenschap ook vertegenwoordigen jegens derden. Naast deze externe vertegenwoordiging kunnen ook interne geschillen ontstaan en niet valt in te zien dat artikel 4:145 lid 2 BW daaraan in de weg staat. Bijvoorbeeld kan het dan gaan om de uitleg van een testament of de rekening en verantwoording van de executeur. Het interne geschil tussen partijen wordt dus niet geblokkeerd of vertraagd door de privatieve vertegenwoordigingsbevoegdheid van [verweerder] q.q. als executeur. Daarom levert dit geen gewichtige reden op voor ontslag.
4.3.
Het onderscheid is van belang tussen de beheerfase, de vereffeningsfase en de verdelingsfase. Wanneer aan de wettelijke vereffening uit afdeling 4.3.6 BW wordt toegekomen, eindigt de taak van de executeur volgens artikel 4:149 lid 1 aanhef en onder d BW. Dan eindigt van rechtswege ook zijn beheersbevoegdheid. Deze wettelijke vereffeningsfase treedt onder meer in als een erfgenaam de nalatenschap beneficiair aanvaardt, tenzij de executeur heeft aangetoond dat de goederen van de nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om de schulden te kunnen voldoen. Dat volgt uit artikel 4:202 lid 1 aanhef en onder a BW. In dit geval hebben [verzoeker 1] en [verzoeker 2] de nalatenschap beneficiair aanvaard, maar heeft [verweerder] q.q. als executeur met een boedelbeschrijving aangetoond dat het saldo van de nalatenschap ruimschoots toereikend is. Daardoor verkeren partijen in een zogenoemde lichte vereffeningsfase buiten afdeling 4.3.6 BW om. In deze lichte vereffeningsfase is [verweerder] q.q. nog executeur. Voor zover [verweerder] q.q. zijn taak als executeur al heeft volbracht, eindigt zijn beheer niet van rechtswege maar pas in de gevallen die artikel 4:150 BW noemt. Bijvoorbeeld is dat het geval wanneer [verweerder] q.q. de goederen ter beschikking van de erfgenamen stelt. De verdelingsfase is nog niet aangebroken, omdat de nalatenschap nog schulden heeft zoals aan de vóórkinderen van de vooroverleden echtgenote van erflater en [verzoeker 2] en [verweerder] .
4.4.
Ondanks dat partijen aan het vereffenen zijn, ziet de kantonrechter onvoldoende aanleiding om in afwijking van het wettelijke stelsel de taak en het beheer van [verweerder] q.q. als executeur vervroegd te beëindigen. Er zijn mogelijk nog resttaken die [verweerder] q.q. als executeur zal moeten verrichten. Daarom is ook op dit punt geen sprake van een gewichtige reden voor ontslag.
4.5.
Kortom, er is onvoldoende grond om [verweerder] q.q. als executeur te ontslaan. De kantonrechter zal het verzoek daartoe afwijzen.
4.6.
De rechtbank wijst de door [verweerder] q.q. gevorderde proceskostenveroordeling af. Met het oog op artikel 237 lid 1 Rv zullen partijen als broers en zussen in de proceskosten worden gecompenseerd. Reden daarvoor is ook dat de proceskosten van [verweerder] q.q. in hoedanigheid van executeur ten laste van de nalatenschap zullen komen. In zoverre dragen [verzoeker 1] en [verzoeker 2] al bij in deze kosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
compenseert partijen in de proceskosten, in die zin dat ieder zijn of haar eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M.E. de Koning, rechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.