ECLI:NL:RBAMS:2023:3673
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot ontslag van de executeur van een nalatenschap in het erfrecht
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, hebben verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] op 14 februari 2023 een verzoekschrift ingediend tot ontslag van [verweerder] q.q. als testamentair executeur van de nalatenschap van hun overleden vader, [erflater]. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 mei 2023, waarbij het verzoek werd samengevoegd met een handelszaak tussen dezelfde partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een geschil bestaat over de inbrengwaarde van legaten en de verdere afwikkeling van de nalatenschap, die aanhangig is bij de rechtbank onder een ander zaaknummer.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de wettelijke grondslagen voor het ontslag van een executeur, zoals vastgelegd in artikel 4:149 van het Burgerlijk Wetboek. De verzoekers stelden dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag, voornamelijk omdat [verweerder] q.q. als executeur privatief bevoegd is om de nalatenschap te vertegenwoordigen, wat hen zou belemmeren in de afwikkeling van de nalatenschap. De kantonrechter oordeelde echter dat de privatieve vertegenwoordigingsbevoegdheid van de executeur niet in de weg staat aan de interne geschillen tussen de erfgenamen en dat er geen gewichtige reden was voor ontslag.
De rechtbank concludeerde dat de executeur nog steeds zijn taken moet vervullen, vooral omdat de nalatenschap nog schulden heeft en de verdelingsfase nog niet is aangebroken. De kantonrechter wees het verzoek tot ontslag af en compenseerde de proceskosten tussen de partijen, aangezien zij als broers en zussen in de kosten zouden bijdragen. De beschikking werd openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.