ECLI:NL:RBAMS:2023:363

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
10112230
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen in het kader van een samenwerkingsovereenkomst tussen een rijschool en een zelfstandige rijinstructeur

In deze zaak vordert de eiser, een rijschool, betaling van openstaande facturen door de gedaagde, een zelfstandige rijinstructeur. De eiser heeft de samenwerking met de gedaagde beëindigd na een aanrijding op 27 januari 2022, waarbij de gedaagde niet meer aan zijn verplichtingen kon voldoen. De eiser heeft verschillende facturen gestuurd voor de huur van de lesauto, brandstof en bemiddeling, maar deze zijn niet betaald. De gedaagde heeft wel een deel van de openstaande bedragen voldaan, maar er resteert nog een aanzienlijk bedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde de facturen moet betalen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd, onder andere over de juistheid van de facturen en zijn financiële situatie, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn verweer te onderbouwen. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag, de rente en de kosten van de procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de eiser het bedrag direct kan vorderen, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10112230 \ CV EXPL 22-12337
Vonnis van 3 februari 2023
in de zaak van
[eiser] (H.O.D.N. [handelsnaam 1] ),
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: Van Twuijver Incasso B.V.,
tegen
[gedaagde] (H.O.D.N. [handelsnaam 2] ),
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 oktober 2022
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 januari 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een rijschool, [handelsnaam 1] .
2.2.
[gedaagde] is rijinstructeur.
2.3.
[gedaagde] gaf als zelfstandige zonder personeel rijlessen aan leerlingen van [eiser] . Voor de lessen die hij gaf aan de leerlingen van [eiser] huurde [gedaagde] de auto van [eiser] .
2.4.
De leerlingen van [eiser] betaalden hun lespakketten en examengelden vooruit. Sommige leerlingen van [eiser] waaraan [gedaagde] les gaf, betaalden hun lespakketten en examengelden aan [gedaagde] . Andere leerlingen van [eiser] waaraan [gedaagde] les gaf, betaalden hun lespakketten en examengelden aan [eiser] . [eiser] betaalde dan de vooruitbetaalde lespakketten aan [gedaagde] en de examengelden aan het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen.
2.5.
Op 27 januari 2022 is [gedaagde] tijdens het geven van rijles van achteren aangereden (hierna: de aanrijding). Na de aanrijding kwam [gedaagde] afspraken over rijlessen en examens met leerlingen niet na. [eiser] heeft in verband daarmee de samenwerking beëindigd.
2.6.
Op 15 april 2022 heeft [eiser] aan [gedaagde] een factuur gestuurd voor de kosten van huur van de lesauto, brandstof en bemiddeling. Deze factuur heeft als kenmerk [fact.nr. 1] en bedraagt € 184,77.
2.7.
Op 1 mei 2022 heeft [eiser] aan [gedaagde] nog een factuur gestuurd voor de kosten van huur van de lesauto, brandstof en bemiddeling. Deze factuur heeft als kenmerk [fact.nr. 2] en bedraagt € 199,65.
2.8.
Op 19 mei 2022 heeft [eiser] aan [gedaagde] een factuur gestuurd voor de verrekening van tegoeden van rijschoolleerlingen. Deze factuur heeft als kenmerk [fact.nr. 3] en bedraagt € 6.971.
2.9.
Omdat de facturen [fact.nr. 1] , [fact.nr. 2] en [fact.nr. 3] niet werden betaald, heeft [eiser] een incassobureau ingeschakeld. Het incassobureau heeft [gedaagde] bij brief van 7 juni 2022 verzocht om de facturen [fact.nr. 1] , [fact.nr. 2] en [fact.nr. 3] te betalen.
2.10.
In diezelfde brief heeft het incassobureau [gedaagde] verzocht de facturen [fact.nr. 4] en [fact.nr. 5] te voldoen. Het bedrag van de factuur [fact.nr. 4] is € 660 en heeft betrekking op examengelden. Het bedrag van de factuur [fact.nr. 5] is € 1.710 en heeft betrekking op een vooruitbetaald lespakket. [gedaagde] heeft niet binnen de gestelde termijn aan het betalingsverzoek voldaan.
2.11.
Bij brieven van 13 juni 2022 en 17 juni 2022 heeft het door [eiser] ingeschakeld incassobureau [gedaagde] nogmaals verzocht om alle facturen te betalen.
2.12.
Op 13 juli 2022 heeft [gedaagde] een bedrag van € 5.000 voldaan.
2.13.
Op 25 juli 2022 heeft een ander door [eiser] ingeschakeld incassobureau [gedaagde] verzocht om het restant van de facturen te betalen, zonder resultaat. Op 17 augustus 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] nogmaals verzocht om het restant van de facturen te betalen. [gedaagde] heeft het restant van de facturen niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat [gedaagde] aan haar moet betalen een bedrag van € 4.725,42 voor het restant van de facturen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en daarnaast een bedrag van € 597,54 aan buitengerechtelijke kosten. Verder vordert [eiser] dat [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten wordt veroordeeld. Tenslotte vordert [eiser] een verklaring dat de betalingsveroordelingen meteen uitvoerbaar zijn (uitvoerbaar bij voorraad), zodat een hoger beroep de tenuitvoerlegging niet schorst.
3.2.
[eiser] heeft, kort samengevat, gesteld dat [gedaagde] nog huur verschuldigd is voor haar lesauto en dat hij vooruitbetaalde bedragen voor rijlessen die hij na de aanrijding niet heeft gegeven, aan haar moet terugbetalen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Factuur [fact.nr. 3] klopt niet, omdat hij meer lessen heeft gegeven dan daarop is vermeld. [gedaagde] heeft verder facturen [fact.nr. 4] en [fact.nr. 5] niet van [eiser] ontvangen, maar van het door haar ingeschakelde incassobureau. [gedaagde] stelt daarnaast dat er nog een bedrag van € 660,61 in mindering moet worden gebracht op de vordering van [eiser] omdat zij een laptop van hem heeft die zij niet wil teruggeven. Ten slotte kan [gedaagde] de vordering van [eiser] momenteel niet betalen, omdat hij mentale, fysieke en financiële problemen heeft.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vragen of [gedaagde] het restant van de facturen [fact.nr. 1] , [fact.nr. 2] , [fact.nr. 3] , [fact.nr. 4] en [fact.nr. 5] aan [eiser] moet betalen en of hij wettelijke handelsrente en incassokosten verschuldigd is. Het antwoord op deze vragen is ja. Hierna wordt toegelicht waarom dat zo is.
Facturen [fact.nr. 1] en [fact.nr. 2]
4.2.
Tegen de facturen [fact.nr. 1] en [fact.nr. 2] heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd. Hij moet deze facturen daarom voldoen.
Factuur [fact.nr. 3]
4.3.
Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] bedragen, die aan hem zijn vooruitbetaald door (leerlingen van) [eiser] voor rijlessen die hij na de aanrijding niet heeft gegeven, aan [eiser] moet (terug)betalen.
4.4.
Tussen partijen staat vast dat [eiser] toegang had tot de lesagenda van [gedaagde] . [eiser] heeft gesteld dat zij op 18 mei 2022 in die agenda heeft kunnen terugvinden welke vooruitbetaalde rijlessen niet zijn doorgegaan en op basis daarvan de factuur [fact.nr. 3] heeft opgemaakt. Zij heeft daarmee haar vordering genoeg onderbouwd.
4.5.
Aangezien [gedaagde] aanvoert dat hij meer rijlessen heeft gegeven dan op 18 mei 2022 in zijn agenda stond vermeld, had hij moeten onderbouwen wanneer hij aan welke leerlingen rijles heeft gegeven. Dat heeft hij niet gedaan.
4.6.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van [gedaagde] dat anderen zijn agenda zouden kunnen hebben gewijzigd. Dat is nergens uit gebleken.
4.7.
[gedaagde] heeft zijn betwisting van de factuur [fact.nr. 3] dus niet genoeg onderbouwd. Om die reden moet hij deze factuur betalen.
Facturen [fact.nr. 4] en [fact.nr. 5]
4.8.
Partijen zijn het erover eens dat [eiser] de facturen [fact.nr. 4] en [fact.nr. 5] niet zelf aan [gedaagde] heeft verstuurd, maar dat zij dit aan het incassobureau heeft overgelaten. Dat betekent niet dat de facturen [fact.nr. 4] en [fact.nr. 5] niet geldig zijn. Het maakt namelijk niet uit door wie de facturen zijn verzonden.
4.9.
Het is wel van belang wanneer de facturen [fact.nr. 4] en [fact.nr. 5] zijn verstuurd. [gedaagde] kan pas in verzuim zijn nadat deze facturen aan hem zijn verstuurd en de betalingstermijn is verstreken. [gedaagde] heeft niet betwist dat het incassobureau hem op 7 juni 2022 heeft verzocht om (onder meer) de facturen [fact.nr. 4] en [fact.nr. 5] te betalen. In deze brief is een betalingstermijn van vijf dagen opgenomen. [gedaagde] heeft deze betalingstermijn niet betwist, zodat de rechtbank ervan moet uitgaan dat hij vijf dagen na 7 juni 2022 in verzuim is geraakt met betrekking tot de facturen [fact.nr. 4] en [fact.nr. 5] .
4.10.
Voor het overige heeft [gedaagde] tegen de facturen [fact.nr. 4] en [fact.nr. 5] geen verweer gevoerd. Hij is dus ook deze facturen verschuldigd.
Laptop
4.11.
[gedaagde] heeft gesteld dat [eiser] nog een laptop van hem heeft, maar niet dat hij daarom een geldvordering op [eiser] heeft. Voor dat laatste is vereist dat [eiser] in verzuim is met het teruggeven van de laptop en dat [gedaagde] haar schriftelijk heeft medegedeeld dat hij schadevergoeding vordert in plaats van teruggave van de laptop (artikel 6:87 Burgerlijk Wetboek). Dat is allemaal niet gebleken. [gedaagde] heeft daarom niet genoeg onderbouwd dat hij een vordering op [eiser] heeft die hij kan verrekenen met zijn schuld aan haar.
Mentale, fysieke en financiële problemen
4.12.
[gedaagde] heeft een beroep gedaan op zijn mentale, fysieke en financiële problemen. Hoe moeilijk deze problemen ook voor hem zijn, zij ontslaan hem niet van zijn verplichtingen tegenover [eiser] .
Wettelijke rente
4.13.
[gedaagde] heeft niet betwist dat hij in verzuim is en dat hij daarom wettelijke handelsrente verschuldigd is vanaf de vervaldata van de facturen tot aan de dag van volledige betaling. De vervaldata van de facturen zijn de volgende:
- [fact.nr. 1] : tien dagen na de verzending van de factuur door [eiser] op 15 april 2022;
- [fact.nr. 2] : tien dagen na de verzending van de factuur door [eiser] op 1 mei 2022;
- [fact.nr. 3] : tien dagen na de verzending van de factuur door [eiser] op 19 mei 2022;
- [fact.nr. 4] : vijf dagen na de verzending van de factuur door het incassobureau op 7 juni 2022;
- [fact.nr. 5] : vijf dagen na de verzending van de factuur door het incassobureau op 7 juni 2022.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.14.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. [eiser] heeft voldoende onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiser] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Dat [eiser] het versturen van aanmaningen heeft overgelaten aan incassobureaus, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, is niet van belang. Het maakt namelijk niet uit door wie de incassowerkzaamheden zijn uitgevoerd. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 597,54 toegewezen.
Conclusie
4.15.
[gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van het restant van de facturen, de wettelijke handelsrente daarover en de buitengerechtelijke incassokosten.
4.16.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
110,39
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
622,00
(2,00 punten × € 311,00)
Totaal
976,39
4.17.
Hierna onder ‘de beslissing’ staat welk bedrag [gedaagde] moet betalen aan nakosten. Dit is een standaard bedrag dat altijd wordt toegewezen aan de in het gelijk gestelde partij (in dit geval [eiser] ), als vergoeding voor advocaatkosten en eventuele betekeningskosten die zij nog maakt na het wijzen van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 4.725,42, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW, vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 597,54 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 976,39 aan proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis aan de zijde van [eiser] ontstane nakosten, begroot op € 173 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan, met een bedrag van € 90 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. van der Werff en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2023.