ECLI:NL:RBAMS:2023:3622

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
AMS 23/2495 en 23/2310
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet na onvoldoende informatieverstrekking door aanvrager

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 9 juni 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker behandeld. Verzoeker, die sinds 17 juli 2013 getrouwd is en drie kinderen heeft, heeft een bijstandsuitkering aangevraagd na zijn terugkeer uit Jemen op 15 juni 2022. De aanvraag werd eerder afgewezen omdat verzoeker niet alle gevraagde documenten had overgelegd tijdens de gesprekken met de gemeente. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn financiële situatie, wat essentieel is voor het vaststellen van zijn recht op bijstand. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, terecht veel vragen heeft gesteld aan verzoeker, ook al waren deze vragen soms indringend. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker de inlichtingenplicht heeft geschonden door niet alle gevraagde informatie te verstrekken. Hierdoor is de afwijzing van de aanvraag terecht geweest. Het beroep van verzoeker wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/2495 en 23/2310

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 juni 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit Amsterdam, verzoeker

(gemachtigde: mr. R.A. van Heijningen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. H.H.J. ten Hoope).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet.
1.2.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, beslist hij ook op het beroep van verzoeker daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Verzoeker is sinds 17 juli 2013 getrouwd en heeft drie kinderen. Verzoeker heeft vanaf 25 januari 2013 tot en met 6 april 2022 een bijstandsuitkering voor een alleenstaande gehad. De bijstandsuitkering is beëindigd omdat verzoeker te lang in het buitenland verbleef. Hij verbleef vanaf 13 februari 2022 in Jemen . Verzoeker is op 15 juni 2022 teruggekeerd naar Nederland.
2.2.
Op 29 juni 2022 heeft verzoeker opnieuw een bijstandsuitkering aangevraagd. Op 4 juli 2022 heeft verweerder verzoeker uitgenodigd voor een gesprek op het kantoor van de gemeente en aan verzoeker gevraagd om een aantal documenten mee te nemen naar het gesprek. Op 7 juli 2022 heeft verzoeker een gesprek gehad met een handhavingsspecialist van de gemeente. Verzoeker heeft niet alle gevraagde documenten meegenomen naar het gesprek en het gesprek beëindigd. Met de brief van 7 juli 2022 heeft verweerder de behandeling van de aanvraag uitgesteld en verzoeker nogmaals uitgenodigd voor een gesprek op het kantoor van de gemeente. Daarbij is verzoeker opnieuw gevraagd om een aantal documenten mee te nemen naar het gesprek. Op 13 juli 2022 heeft verzoeker een gesprek gehad met dezelfde en een andere handhavingsspecialist. Tijdens het gesprek heeft verzoeker niet alle gevraagde documenten overgelegd. Verzoeker heeft het gesprek beëindigd.
2.3.
Met het primaire besluit van 27 juli 2022 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Met een uitspraak van 6 september 2022 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank dit verzoek afgewezen. [1]
2.4.
Met het bestreden besluit van 14 maart 2023 op het bezwaar van verzoeker is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld. Hij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1.
De voorzieningenrechter beoordeelt op grond van artikel 8:86 van de Awb of verweerder de aanvraag van verzoeker om een bijstandsuitkering terecht heeft afgewezen. Het gaat dan om de periode vanaf de aanvraag van 29 juni 2022 tot en met het primaire besluit van 27 juli 2022.
3.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat sprake is van een aanvraagsituatie. Het ligt dan op de weg van de aanvrager om over zijn omstandigheden de nodige duidelijkheid te verschaffen en volledige openheid van zaken te geven over onder meer zijn financiële situatie om zo aannemelijk te maken dat hij - in dit geval - in bijstandsbehoeftige omstandigheden verkeert (de inlichtingenplicht). Indien de aanvrager niet de nodige duidelijkheid verschaft, is dat een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. [2]
3.3.
Het voorgaande betekent dat verweerder veel vragen mag stellen aan een aanvrager, hoe vervelend dat ook kan zijn, totdat het voor verweerder duidelijk is of iemand wel of geen aanspraak maakt op een bijstandsuitkering. Dat kunnen ook vragen zijn die raken aan de privésfeer van de aanvrager. Dergelijke vragen mogen toch worden gesteld, indien zij inhoudelijk relevant zijn voor het recht op bijstand. De punten die verweerder heeft benoemd waarover hij duidelijkheid wenst (het geld en onroerend goed in Jemen ) kunnen voor het vaststellen van het recht op bijstand relevant zijn. Die vragen zijn ook heel concreet van aard. De algemene situatie in Jemen maakt niet dat verweerder geen vragen mag stellen die verband houden met die situatie.
3.4.
Nu verzoeker niet alle informatie heeft aangeleverd waar verweerder om heeft gevraagd; in de gesprekken niet op alle vragen antwoord heeft willen geven en zelf het gesprek heeft beëindigd, heeft hij daarmee de inlichtingenplicht geschonden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder de aanvraag dan ook terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

4.1.
Het beroep is ongegrond. Er is daarom geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
4.2.
Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door verzoeker betaalde griffierecht bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.G.A. Karregat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen de uitspraak op het beroep kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zaaknummer AMS 22/3710.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 juni 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW8089.