In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 1 juni 2023, wordt het beroep van eiser tegen een opgelegde bestuurlijke boete van € 21.750,- wegens woningonttrekking beoordeeld. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de boete opgelegd omdat de eigenaar van de woning, eiser, verantwoordelijk zou zijn voor het kortdurend verhuren van een gedeelte van de woning aan een vriend. Eiser betwistte echter dat er sprake was van woningonttrekking, aangezien de woning regulier werd gehuurd door twee studenten, die tijdelijk een vriend in hun studeerkamer lieten logeren terwijl hij op zoek was naar een eigen woonruimte.
De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van verhuur voor kort verblijf, maar van logeren, wat geen woningonttrekking oplevert. De rechtbank stelt vast dat de feitelijke situatie, zoals aangetroffen door toezichthouders, onvoldoende bewijs oplevert voor de stelling van het college dat er sprake was van onttrekking in de zin van de Huisvestingswet. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit, herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht moet door het college worden vergoed.