ECLI:NL:RBAMS:2023:3466

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
13/042683-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 6 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de substituut-procureur des Konings van het Parket van Brussel op 29 oktober 2022, verzoekt om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in België is geboren en momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de grondslag van het EAB beoordeeld, waarbij het vonnis van de Nederlandstalige correctionele rechtbank te Brussel van 3 oktober 2019 als basis diende voor de overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid, maar dat de voorwaarden voor overlevering onder artikel 12 sub d van de Overleveringswet (OLW) zijn vervuld. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld, waarbij garanties zijn gegeven door de Belgische autoriteiten dat de opgeëiste persoon in humane omstandigheden zal worden behandeld. De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn en staat de overlevering toe. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/042683-23
Datum uitspraak: 6 april 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 22 februari 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 oktober 2022 door de substituut-procureur des Konings van het Parket van Brussel, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit), en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (België) op [geboortedag] 1991,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieplaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 6 april 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.M. Breukink, advocaat te Arnhem.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Belgische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van de Nederlandstalige correctionele rechtbank te Brussel van 3 oktober 2019.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar en tien maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [2]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB onder d) het volgende verklaard:
de beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar
- de beslissing zal hem na de overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend, en
- de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing, en
- de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, namelijk 15 dagen (verzet) of 30 dagen (hoger beroep).
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW, waardoor de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voordoet.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst één strafbaar feit (feit onder 1) aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van dit feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft een tweetal feiten (feiten onder 2 en 3) niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat er thans een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden in België. [3]
Bij brief van 1 maart 2023 van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken - Centrale autoriteit is, de volgende garantie gegeven:
(…)
[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Haren.
(…)
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
o
De gemiddelde afmeting van een enkelvoudige cel is 10 m2. De gemiddelde afmeting van een dubbele cel is 12 m2.
o
De betrokken persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 persoonlijke ruimte.
o
De cel is uitgerust met sanitaire voorzieningen, waaronder wastafel, toilet en douche, gescheiden van de rest van de cel.
o
De cel is voorzien van meubilair (bed, kast, bureau, stoel, televisie, telefoon, koelkast, prullenbak, wekker, magnetron).
o
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen. Het cellengedeelte van de gevangenis van Haren is georganiseerd in verschillende leefeenheden. Een leefeenheid bestaat uit meerdere cellen met een aantal gemeenschappelijke lokalen. De leefeenheden zijn gegroepeerd in verschillende clusters. Ook op clusterniveau zijn er gemeenschappelijke lokalen. Ten slotte zijn de clusters gegroepeerd in verschillende entiteiten. Elke entiteit heeft weer gemeenschappelijke lokalen bedoeld voor de verschillende clusters. De bewegingsvrijheid van de gedetineerden wordt vergemakkelijkt door een persoonlijke badge die toegang geeft tot de eigen cellen en gemeenschappelijke ruimten.
o
De gevangenis van Haren hanteert verschillende detentieregimes: een gesloten regime, een halfopen regime en een gemeenschapsregime. De activiteiten buiten de cel vinden plaats in de gemeenschappelijke ruimten en zijn afhankelijk van het geldende regime. De concrete activiteiten omvatten onder meer regelmatige wandelingen en verschillende activiteiten afhankelijk van de gemeenschappelijke ruimte, zoals een keuken, fitnessruimte en andere. Gedetineerden kunnen zich in functie van het regime van de leefeenheid inschrijven voor activiteiten. Ook familiebezoek is regelmatig mogelijk, zoals in de wetgeving is bepaald. Ten slotte kunnen gedetineerden om arbeidsmogelijkheden verzoeken.
(…)
Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan de welke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.
België garandeert de volgende hygiënische omstandigheden:
o
De gevangenisadministratie voorziet de gedetineerden, indien nodig, van hygiënische producten die de gedetineerden in staat stellen hun persoonlijke hygiëne te verzorgen.
o
In de leefeenheid is poetsmateriaal beschikbaar wat bij de detentiebegeleider kunnen worden bekomen.
o
Gedetineerden hebben het recht om binnen de gevangenis hun eigen kleding en schoenen te dragen. Een wasmachine, een droogkast en strijkmogelijkheden zijn beschikbaar in de leefruimte.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande individuele detentiegarantie. [4] De rechtbank is, gelet op deze garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde individuele reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de EU hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2 en 10 Opiumwet, de artikelen 26 en 55 Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de substituut-procureur des Konings van het Parket van Brussel (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. Snijders Blok-Nijensteen, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en B. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 6 april 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.