In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 6 april 2023, heeft de kantonrechter zich gebogen over een geschil tussen Stichting Kinderrijk en twee gedaagden die niet zijn verschenen. De eiseres heeft de gedaagden gedagvaard, maar deze zijn niet op de zitting verschenen, waardoor verstek is verleend. De kern van de zaak betreft de naleving van informatieplichten in het kader van een overeenkomst die is gesloten met consumenten. De kantonrechter heeft ambtshalve de toepasselijkheid van het Europese en Nederlandse consumentenrecht onderzocht, met bijzondere aandacht voor de informatieplichten zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst is gesloten via een georganiseerd systeem voor dienstverlening op afstand, waarbij geen persoonlijke aanwezigheid van de handelaar en de consument was vereist. Dit betekent dat de informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v BW van toepassing zijn. De eiseres heeft echter niet voldoende onderbouwd dat zij aan deze informatieplichten heeft voldaan, en de kantonrechter heeft haar de gelegenheid gegeven om haar stellingen aan te passen en te onderbouwen.
Daarnaast heeft de kantonrechter verwezen naar een recent arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2023:198) dat mogelijk invloed kan hebben op de vordering van eiseres. De zaak is aangehouden voor het nemen van een akte door eiseres, waarbij zij de akte ten minste twee weken voor de rolzitting aan de gedaagden moet sturen, met de mededeling dat de gedaagden daarop mogen reageren. De kantonrechter heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot de volgende zitting.