ECLI:NL:RBAMS:2023:3390

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
AMS 22/3431
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening WIA-uitkering en terugvordering door UWV na aantreffen hennepkwekerij

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 1 juni 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de herziening van haar WIA-uitkering behandeld. Eiseres, die sinds 3 oktober 2012 een WIA-uitkering ontvangt, heeft in 2018 haar woning in Nederland verlaten en is naar België verhuisd. Op 7 augustus 2019 werd in haar woning een hennepkwekerij aangetroffen, wat leidde tot een terugvordering van € 10.588,80 en een boete van € 705,20 door het UWV. De rechtbank oordeelt dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen (mede)exploitant van de kwekerij was. De rechtbank stelt vast dat eiseres sinds haar verhuizing naar België geen bemoeienis heeft gehad met de woning en dat de hennepkwekerij zonder haar medeweten is geëxploiteerd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het UWV, herroept de primaire besluiten en oordeelt dat de boete onterecht is opgelegd. Eiseres krijgt het betaalde griffierecht vergoed en het UWV wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 3.883,50.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3431

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. A.B.B. Beelaard),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv),
(gemachtigde: mr. N. Regragui).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de herziening van haar WIA-uitkering, een bruto terugvordering van € 10.588,80 en een opgelegde boete van € 705,20.
1.1
Met het bestreden besluit van 9 juni 2022 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij die besluiten gebleven.
1.2
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigden van eiseres en het Uwv.
1.4
Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en eiseres in de gelegenheid gesteld om nadere stukken aan te leveren. Eiseres heeft dat op
19 december 2022 gedaan en het Uwv heeft daarop op 4 januari 2023 en 17 januari 2023 gereageerd.
1.5
De rechtbank heeft partijen vervolgens verzocht kenbaar te maken of zij een nadere zitting nodig vinden. Partijen hebben daar niet op gereageerd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. De rechtbank gaat uit van de volgende relevante feiten en omstandigheden.
2.1
Eiseres ontvangt vanaf 3 oktober 2012 een WIA-uitkering. Zij woonde in Nederland en is begin 2018 verhuisd naar België. Eiseres heeft zich niet laten uitschrijven op haar Nederlandse adres [adres] (hierna: de woning).
2.2
Naar aanleiding van een melding heeft de politie op 7 augustus 2019 een niet meer in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen in de woning en deze ontmanteld. Eiseres was op dat moment nog huurster van de woning, maar woonde daar niet. De politie heeft op 18 maart 2020 een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel opgemaakt (hierna: BOOM-rapport). Het voordeel is vastgesteld op € 143.973,- waarbij is uitgegaan van zeven oogsten in de periode medio maart 2018 tot en met 7 augustus 2019. De ontnemingsperiode is vastgesteld op de periode 15 maart 2018 tot en met 7 augustus 2019.
2.3
Op 12 augustus 2019 heeft netbeheerder Stedin eiseres aansprakelijk gesteld voor de diefstal van stroom en € 2.854,65 bij haar in rekening gebracht.
2.4
Vervolgens is het Uwv een onderzoek gestart naar de rechtmatigheid van de aan eiseres verstrekte WIA-uitkering. Het onderzoek is gebaseerd op informatie van de politie (waaronder het verhoor van eiseres waarvan op 11 maart 2021 een proces-verbaal is opgemaakt), van netbeheerder Stedin en het verhoor van eiseres bij de afdeling Handhaving van het Uwv op 19 april 2021. Het Uwv heeft deze bevindingen opgenomen in het Onderzoeksrapport Handhaving Themaonderzoek van 29 april 2021 (hierna: het onderzoeksrapport).
2.5
De activiteiten uit de hennepkwekerij worden door het Uwv gelijkgesteld met de activiteiten van een zelfstandige en omgerekend naar een fictief inkomen. Daarom heeft het Uwv in het besluit van 3 november 2021 (het primaire besluit I) over de periode
1 maart 2019 tot en met 31 augustus 2019 een bedrag van € 10.588,80 bruto aan te veel ontvangen WIA-uitkering van eiseres teruggevorderd. Van dringende redenen om van terugvordering af te zien is het Uwv niet gebleken. In een afzonderlijk besluit van
3 november 2021 (het primaire besluit II) is aan eiseres een boete opgelegd van € 705,20 vanwege het overtreden van de informatieplicht.
2.6
Met het bestreden besluit heeft het Uwv de primaire besluiten I en II gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het Uwv op goede gronden de WIA-uitkering van eiseres heeft herzien, € 10.588,80 bruto van haar heeft teruggevorderd en een boete van
€ 705,20 heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft.
Is de WIA-uitkering terecht herzien en teruggevorderd?
3.2
In het verweerschrift heeft het Uwv aan de hand van de beroepsgronden uitgelegd waarom geen aanleiding wordt gezien een gewijzigd standpunt in te nemen. Ook heeft het Uwv in het verweerschrift, op de zitting en in de nadere reacties aangegeven dat in het bestreden besluit ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat de terugvordering alleen betrekking heeft op de overgemaakte bedragen naar het buitenlandse rekeningnummer van eiseres. Dit is uitsluitend een bijkomend argument geweest en niet de hoofdreden voor het instellen van de terugvordering. Het Uwv vindt van belang dat in de woning van eiseres een hennepkwekerij is aangetroffen. Of de overgemaakte bedragen al dan niet afkomstig zijn van een erfenis, zoals eiseres stelt, vindt het Uwv hier verder niet relevant.
3.3
De rechtbank overweegt dat het besluit tot herziening en terugvordering van de WIA-uitkering van eiseres een belastend besluit is, waarbij het aan het Uwv is om de nodige kennis over de relevante feiten en omstandigheden te vergaren. [1]
3.4
Vast staat dat op 7 augustus 2019 een hennepkwekerij in de woning van eiseres is aangetroffen. Volgens vaste rechtspraak rechtvaardigt het feit dat in de huurwoning van eiseres een hennepkwekerij is aangetroffen de vooronderstelling dat eiseres (mede)exploitant van de hennepkwekerij is geweest, dat zij daarin werkzaamheden heeft verricht en dat de opbrengst daarvan ook haar ten goede is gekomen. Het is vervolgens aan eiseres om met overtuigende, objectieve en verifieerbare gegevens aan te tonen dat zij de hennepkwekerij niet heeft geëxploiteerd en ook overigens in het geheel geen inkomsten uit of in verband met deze hennepkwekerij heeft ontvangen. [2]
3.5
Hierin is eiseres naar het oordeel van de rechtbank geslaagd. Het Uwv baseert het bestreden besluit op het feit dat de woning op naam van eiseres staat, dat daarin een hennepkwekerij is aangetroffen en dat Stedin haar aansprakelijk heeft gesteld voor de diefstal van stroom. De rechtbank overweegt dat eiseres heeft aangegeven dat zij sinds 2018 in België woont bij haar neef en dat zij geen enkele bemoeienis heeft gehad bij (het exploiteren van) de hennepkwekerij. Dit standpunt ondersteunt zij met een uittreksel uit het vreemdelingenregister waaruit blijkt dat zij sinds 21 februari 2018 in [woonplaats] (België) staat ingeschreven. Bovendien volgt uit het onderzoeksrapport dat het Uwv in 2018 door eiseres op de hoogte is gesteld van haar verhuizing naar België. Verder heeft eiseres (bij de politie en later tegenover het Uwv) consequent verklaard dat zij niet wist van de hennepkwekerij, dat zij de woning leeg had achtergelaten en de sleutels van de woning en brievenbus aan haar zwager had gegeven voor het ophalen van de post en het laten vervangen van de cv-ketel. Eiseres wilde wel terug naar Nederland, maar dat was financieel niet mogelijk. Haar verklaring wordt daarnaast ondersteund door haar zwager en de buurman die woont op nummer [huisnummer] (de buurman). De buurman heeft verklaard dat hij af en toe een wat langere Turkse of Marokkaanse man zag die hem vertelde dat hij het huis een beetje onderhield. De buurman had het idee dat de buren waren verhuisd naar Turkije. De rechtbank stelt vast dat de politie tijdens het politieonderzoek op 7 augustus 2019 heeft aangebeld bij de buurman en dat zijn verklaring is opgenomen in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal. Niet is gebleken dat eiseres bemoeienis heeft gehad bij de totstandkoming van deze verklaring. De rechtbank ziet daarom geen reden om aan (de objectiviteit van) deze verklaring te twijfelen. De zwager van eiseres heeft tegenover de politie verklaard dat hij in februari 2018 de sleutel van de woning en de brievenbus had gekregen van eiseres toen zij naar België verhuisde om de boel een beetje in de gaten te houden. De zwager heeft verder verklaard dat de woning leeg was en dat hij half maart 2019 - zonder dat eiseres het wist - een onbekende man uit Frankrijk in de woning heeft gezet, die op zoek was naar onderdak. Eind juni 2019 is hij de woning binnengegaan en zag hij een tent, kabels, gereedschap en aarde. Hij had nog niet alles opgeruimd toen de politie tijdens zijn vakantie de woning bezocht. De voorgaande verklaringen bevestigen aldus het verhaal van eiseres.
3.6
Verder vindt de rechtbank de aansprakelijkheidsstelling van eiseres door Stedin niet doorslaggevend, aangezien het voor de hand ligt dat een energieleverancier de huurder/eigenaar van een woning aanspreekt bij diefstal van stroom.
3.7
Gelet op het voorgaande heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank met overtuigende, objectieve en verifieerbare gegevens aangetoond dat zij geen (mede)exploitant was van de hennepkwekerij. Naar het geld dat op een buitenlandse rekening van eiseres staat, heeft het Uwv geen aanvullend onderzoek gedaan. Eiseres heeft daarover verklaard dat zij geld heeft ontvangen van een erfenis van haar ouders. Aangezien het Uwv heeft aangegeven dat dit slechts een bijkomend argument is geweest, is de rechtbank van oordeel dat dit argument onvoldoende is om te concluderen dat eiseres inkomsten heeft ontvangen uit de hennepkwekerij en zodoende van de hennepkwekerij in haar woning op de hoogte was. Het Uwv heeft zich daarom ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden door daarvan geen melding te maken. Dit betekent dat de WIA-uitkering van eiseres ten onrechte is herzien en dat het Uwv ten onrechte € 10.588,80 bruto van haar heeft teruggevorderd.
Is de boete terecht opgelegd?
3.8
Volgens vaste rechtspraak [3] is de bewijslast voor het opleggen van een boete zwaarder dan die bij de toepassing van de bevoegdheid tot beëindiging, herziening of intrekking van een uitkering vanwege het schenden van de inlichtingenplicht of indien er onterecht (een te hoog bedrag) aan uitkering is ontvangen. Dit brengt mee dat het Uwv moet
aantonendat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden door geen mededeling te doen van de exploitatie van een hennepkwekerij in haar woning.
3.9
De rechtbank is van oordeel dat de boete onterecht is opgelegd. De rechtbank verwijst naar rechtsoverwegingen 3.5 tot en met 3.7. Aangezien de rechtbank het niet aannemelijk vindt dat eiseres wist van de hennepkwekerij in haar woning, is ook niet aangetoond dat zij de hennepkwekerij heeft geëxploiteerd. Daarmee vervalt de grondslag voor de opgelegde boete.

Conclusie en gevolgen

4. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat in het dossier al een onderzoek van het Uwv aanwezig is en de rechtbank mede op grond daarvan heeft geconcludeerd dat dit onvoldoende is voor de conclusie dat eiseres wist van de hennepkwekerij in haar woning, valt niet in te zien wat het Uwv in dit stadium nog aan nader onderzoek kan doen. Dit betekent dat het gebrek dat kleeft aan het bestreden besluit ook kleeft aan de primaire besluiten I en II. De rechtbank ziet daarom aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en beide primaire besluiten te herroepen.
4.1
Omdat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren, moet het Uwv aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
4.2
Verder ziet de rechtbank aanleiding het Uwv te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De kosten worden begroot op € 3.883,50. Dit bedrag bestaat uit 2 punten voor het indienen van de bezwaarschriften, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde per punt van € 597,- en wegingsfactor 1. En 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting en 0,5 punt voor schriftelijke inlichtingen na de zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept de primaire besluiten I en II;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 3.883,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mazurel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
1 juni 2023.
griffier
rechter
de rechter is
verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 13 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:474 en 8 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2708.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 18 oktober 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3622.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 12 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1100.