ECLI:NL:RBAMS:2023:3384

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
732308 / FA RK 23-2680
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de noodzaak van een Wzd-machtiging

Op 15 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor een betrokkene, geboren in 1989. De rechtbank heeft de situatie van de betrokkene beoordeeld, die verblijft in een Wzd-accommodatie, en vastgesteld dat er geen wettelijke grondslag is voor de huidige vrijheidsbeperking. De advocaat van de betrokkene, mr. S.I. Fonds, heeft betoogd dat de betrokkene alleen op basis van ambulante Wvggz-zorg verplicht medicatie kan krijgen, en niet in een Wzd-accommodatie op basis van een Wvggz-machtiging. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gang van zaken juridisch niet klopt, ondanks dat alle betrokkenen het erover eens zijn dat de betrokkene op zijn plek is bij de zorginstelling.

De rechtbank heeft het Openbaar Ministerie (OM) en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) de opdracht gegeven om samen te onderzoeken of een Wzd-machtiging meer aangewezen is, gezien de omstandigheden. De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend voor de duur van drie maanden, met de opdracht aan het OM en het CIZ om de rechtbank uiterlijk twee weken voor afloop van de zorgmachtiging te informeren over het vervolg. De rechtbank heeft ook benadrukt dat bij een verzoek tot rechterlijke machtiging een actuele medische verklaring vereist is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis en een licht verstandelijke beperking, en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft verschillende vormen van verplichte zorg goedgekeurd, waaronder medicatietoediening en beperking van de bewegingsvrijheid, en heeft de machtiging geldig verklaard tot 15 augustus 2023. De beschikking is mondeling gegeven door rechter G.S. Crince le Roy en is op 30 mei 2023 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: 732308 / FA RK 23-2680
kenmerk: ZM / IND / 103153
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 15 mei 2023van de rechtbank Amsterdam naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
verblijvende aan de [verblijfadres] ,
zorgaanbieder: GGZinGeest,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. S.I. Fonds.

1.Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het proces-verbaal van de zitting van 10 mei 2023 en de pleitnota van de advocaat van betrokkene van 14 mei 2023, ingekomen ter griffie op 15 mei 2023.
Voorafgaand aan de zitting van 15 mei 2023 zijn tevens de volgende stukken per e-mail ontvangen:
  • bericht van mevrouw M. Rijkens-Frensen, Orthopedagoog en GZ-psycholoog van Ons Tweede Thuis, locatie De Dijk. dd 11 mei 2023;
  • twee berichten van mevrouw C.H.C. Van der Vleuten, verplichte zorg-secretaris van het openbaar ministerie dd 12 en 15 mei 2023.
De (voortgezette) mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 mei 2023 in het gebouw van de rechtbank te Amsterdam, nadat de beslissing op het verzoek eerder op de mondelinge behandeling van 10 mei 2023 is aangehouden. De rechtbank heeft hier de volgende personen gehoord:
- mr. S.I. Fonds, advocaat van betrokkene;
- mevrouw [naam] , mentor;
- mevrouw M. Rijkens-Frensen, gedragswetenschapper Ons Tweede Thuis (telefonisch).
Betrokkene en de psychiater van GGZinGeest, de heer J.J. Mooij, zijn niet (opnieuw) verschenen.
De officier van justitie is niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Twistpunt in onderhavige zaak is dat betrokkene thans op basis van een Wvggz-machtiging, in een Wzd-accommodatie, te weten Ons Tweede Thuis, zou verblijven en aldaar zijn vrijheid zou worden ontnomen, zonder dat daar een wettelijke grondslag voor bestaat. Daarbij neemt de wet als uitgangspunt dat maar één wettelijk kader tegelijkertijd van toepassing kan zijn.
2.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mevrouw Rijkens toegelicht dat betrokkene op basis van een VG7, indicatie gehandicaptenzorg in Ons Tweede Thuis, locatie de Dijk, verblijft. Als algemeen beleid geldt dat de deur bij Ons Tweede Thuis gesloten is, maar dat in principe iedere bewoner een digitale sleutel heeft om de deur te openen. Dit geldt echter niet voor betrokkene. Op basis van de verplichte vorm van zorg ‘aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten’ als opgenomen in de zorgmachtiging wordt hem die sleutel onthouden. Als betrokkene vrij is te gaan en staan waar hij wil, zal hij drugs gaan gebruiken en vervolgens psychotisch worden. De zorgmachtiging is essentieel voor de verplichte medicatie. Ons Tweede Thuis en de daarbij betrokken artsen kunnen of willen dat zelf niet en hebben daartoe het FACT en de psychiater nodig.
2.3.
De advocaat van betrokkene stelt zich, gelet op het feit dat betrokkene in een Wzd-accommodatie verblijft, op het standpunt dat slechts op basis van (ambulante) Wvggz-zorg verplicht medicatie aan betrokkene verstrekt kan worden en hij daarop gecontroleerd kan worden, maar dat niet, zoals nu het geval, betrokkene in een Wzd-accommodatie op basis van zijn Wvggz-machtiging kan worden beperkt in zijn bewegingsvrijheid door onder meer hem geen sleutel te verlenen.
2.4.
De rechtbank stelt voorop dat iedereen om betrokkene heen het er over eens is dat hij op zijn plek is bij Ons Tweede Thuis. Juridisch klopt de gang van zaken echter niet.
De rechtbank heeft de verzochte Wvggz-machtiging zo begrepen dat de verplichte vorm van zorg opname in een accommodatie met de daarop betrekking hebbende verplichte vormen van zorg er toe strekt betrokkene uit te plaatsen naar een psychiatrisch ziekenhuis in geval van een (ernstige) psychotische decompensatie. Naar het oordeel van de rechtbank vindt deze interpretatie steun in het feit dat de opnamemodaliteiten van de Wvggz-machtiging door de officier van justitie, op basis van de medische verklaring en het zorgplan, zijn verzocht voor enkele maanden die zo nodig meerdere keren ingezet kunnen worden. Van zo’n situatie is nu feitelijk geen sprake. Betrokkene is niet opgenomen in Ons Tweede Thuis op basis van de zorgmachtiging. Betrokkene verblijft aldaar op basis van eerdergenoemde indicatie gehandicaptenzorg. Anders dan de behandelaars van Ons Tweede Thuis tot op heden meenden, is verplichte zorg in de vorm van ‘aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen en het houden aan afspraken met het ambulante behandelteam’ niet bedoeld om de deur voor betrokkene op slot te doen, maar dient deze vorm van zorg in algemene zin er juist voor dat een betrokkene de deur opent voor zijn behandelaren indien de behandelaren dit nodig achten. Wanneer de digitale sleutel betrokkene wordt onthouden of hem op andere manieren belet wordt het pand te verlaten is dat een vorm van vrijheidsbeneming waar nu geen wettelijke basis voor is.
2.5.
Naar het oordeel van de rechtbank leidt het voorgaande tot een onwenselijke situatie, daar de behandelaars van betrokkene de best mogelijke zorg aan betrokkene trachten te verlenen en hem zowel ten aanzien van zijn psychische stoornis als ten aanzien van zijn licht verstandelijke beperking proberen te ondersteunen. Dit noopt er naar het oordeel van de rechtbank dan ook toe dat het Openbaar Ministerie (OM, als verzoeker in Wvggz-procedures) een vergelijk dient te treffen met het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ, als verzoeker in Wzd-procedures) tezamen met de instelling Ons Tweede Thuis om uit te zoeken of een Wzd-machtiging meer aangewezen is gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden van het geval.
Om dit onderzoek door het OM en het CIZ mogelijk te maken en gelet op feit dat aan de voorwaarden en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz is voldaan, zal de rechtbank een zorgmachtiging verlenen voor de duur van drie maanden en het verzoek van het OM voor het overige aanhouden. De rechtbank geeft aan het CIZ en het OM de opdracht om de rechtbank schriftelijk, uiterlijk twee weken, voor afloop van deze zorgmachtiging te informeren over het vervolg en of het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging wordt gehandhaafd. Een andere uitkomst van het vergelijk zou kunnen zijn dat binnen de komende drie maanden een door het CIZ in te dienen verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging behandeld wordt. De rechtbank wenst voorts op te merken dat bij een verzoek rechterlijke machtiging een door een ter zake kundige arts opgestelde medische verklaring dient te worden overgelegd, maar dat indien het verzoek betreft handhaving van de zorgmachtiging óók een nieuwe medische verklaring dient te worden overgelegd die inzicht biedt in de actuele gezondheidstoestand van betrokkene.
2.6.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een licht verstandelijke beperking. De gedragswetenschapper van Ons Tweede Thuis heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de psychische stoornis op de voorgrond staat, omdat bij uitblijven van medicamenteuze behandeling, onmiddellijk een psychotische ontregeling waarneembaar is. De zorg die betrokkene ontvangt in het kader van zijn licht verstandelijke beperking ziet meer op de invulling van de dag en het voorkomen dat betrokkene wordt overvraagd.
2.7.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in
:
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische en materiële schade;
  • ernstige materiële schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
2.8.
Om het ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene zorg nodig.
2.9.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene zal zonder verplichte zorg zijn medicatie staken, met alle voor hem en zijn omgeving nadelige gevolgen van dien. Om die reden is verplichte zorg nodig. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.10.
Van de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg, die zijn gebaseerd op het zorgplan, het advies van de geneesheer-directeur en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk:
  • toedienen van medicatie gedurende drie maanden;
  • het verrichten van medische controles gedurende drie maanden;
  • beperken van de bewegingsvrijheid gedurende drie maanden;
  • insluiten telkens gedurende maximaal één week;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene gedurende drie maanden;
  • onderzoek aan kleding of lichaam gedurende drie maanden;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen gedurende drie maanden;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen gedurende drie maanden;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen en het houden aan afspraken met het ambulante behandelteam gedurende drie maanden;
  • opnemen in een accommodatie gedurende drie maanden.
2.11.
De rechtbank wijst af verplichte zorg in de vorm van ‘het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen’ nu de noodzaak daarvan niet is gebleken.
2.12.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Aldus, beslist de rechtbank als volgt.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de in rechtsoverweging 2.10. genoemde maatregelen kunnen worden getroffen;
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 15 augustus 2023;
- houdt het verzoek voor het overige aan;
- verzoekt het OM, onderscheidenlijk het CIZ uiterlijk
dinsdag 1 augustus 2023aan de rechtbank te laten weten of het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging wordt gehandhaafd danwel het verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging in te dienen;
- verzoekt het OM, onderscheidenlijk het CIZ zorg te dragen voor een medische verklaring die inzicht biedt in de actuele gezondheidstoestand van betrokkene.
Deze beschikking is op 15 mei 2023 mondeling gegeven door mr. G.S. Crince le Roy, rechter, en in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door J.M. Vos als griffier en op 30 mei 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.