ECLI:NL:RBAMS:2023:335

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
13/751061-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen met betrekking tot strafbare feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 januari 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is veroordeeld voor verschillende strafbare feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander, wat betekent dat de overlevering voor het vervolgingsgedeelte is toegestaan. Echter, de rechtbank heeft de overlevering voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces dat tot de veroordeling heeft geleid. De rechtbank oordeelt dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert, aangezien hij op de hoogte was van het strafproces en zijn afwezigheid niet kan worden aangerekend aan de Poolse autoriteiten. De rechtbank heeft besloten de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland te bevelen en de opgeëiste persoon in voorlopige hechtenis te houden tot aan de tenuitvoerlegging van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751061-21
RK nummer: 22/307
Datum uitspraak: 26 januari 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 14 januari 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 augustus 2018 door
the Regional Court [Sąd Okręgowy] in Radom(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1978,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 januari 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.S. Dobosz, advocaat te Zoetermeer, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
decision of the District Court in Radom, dated 5 February 2015 in the case no. X Kp 22/15.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten.
Ook wordt in het EAB melding gemaakt van een
judgement of the Regional Court in Radom, dated 10 March 2014 in the case no. II K 39/12.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
De feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW ten aanzien van hetjudgement of the Regional Court in Radom dated 10 March 2014 in the case no. II K 39/12
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van het vonnis met nummer II K 39/12, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, onder a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit het EAB en de aanvullende informatie van 2 februari 2022 volgt dat de opgeëiste persoon gedetineerd was tijdens een gedeelte van het proces. Hij was aanwezig bij tien zittingen in 2012. Hij is toen telkens aangevoerd. Ten aanzien van twee zittingen in 2013 heeft hij afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht, maar hij was wel weer aanwezig op de zitting van 22 mei 2013. Na deze datum is hij vrijgelaten. De opgeëiste persoon is niet meer verschenen op de zes zittingen die daarna nog volgden. De oproepen voor deze laatste zes zittingen zijn opgehaald door huisgenoten die zich daarmee hebben verplicht de opgeëiste persoon op de hoogte te stellen van de zittingsdata, of zijn niet opgehaald van het postkantoor.
Naar het oordeel van de rechtbank maken deze omstandigheden dat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De opgeëiste persoon was klaarblijkelijk op de hoogte van het strafproces en, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen op verschillende data bij het proces, is hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Ten aanzien van dedecision of the District Court in Radom, dated 5 February 2015 in the case no. X Kp 22/15
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd;
oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van hetjudgement of the Regional Court in Radom, dated 10 March 2014 in the case no. II K 39/12
poging tot oplichting, meermalen gepleegd;
oplichting;
diefstal, meermalen gepleegd;
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
diefstal, voorafgegaan/vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden/die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
poging tot diefstal, voorafgegaan/vergezeld/gevolgd van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden/die diefstal gemakkelijk te maken/bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,;
diefstal, voorafgegaan/vergezeld/gevolgd van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden/die diefstal gemakkelijk te maken/biop heterdaadop heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
5. Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW ten aanzien van hetjudgement of the Regional Court in Radom dated 10 March 2014 in the case no. II K 39/12.
Overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan ingevolge artikel 6a, eerste en negende lid, OLW worden geweigerd indien die is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet ingevolge artikel 6a, negende lid, van de OLW zijn voldaan aan twee vereisten, te weten:
1. ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
Eerste voorwaarde
Uit een brief van 4 januari 2023 van de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) blijkt dat de opgeëiste persoon sinds 29 maart 2022 is geregistreerd als duurzaam verblijvend EU-burger. Hij beschikt sinds 13 april 2022 over een registratiekaart duurzaam verblijf voor burgers van de Unie. Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat voldaan is aan de eerste voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander.
Tweede voorwaarde
De tweede voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander wordt getoetst aan de hand van een verklaring van de (Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over de verwachting of de opgeëiste persoon al dan niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel. Uit de brief van de IND van 4 januari 2023 volgt dat de opgeëiste persoon zijn verblijfsrecht niet zal verliezen naar aanleiding van de feiten in het EAB.
Ook aan deze voorwaarde is voldaan.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Polen
opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
Uit de hiervoor onder 4. weergegeven Nederlandse kwalificaties volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgt. De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In het onderhavige geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.
6. De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW ten aanzien van dedecision of the District Court in Radom, dated 5 February 2015 in the case no. X Kp 22/15
Onder 5. is al overwogen dat de opgeëiste persoon een duurzaam verblijfsrecht heeft verworven en dat hij zijn verblijfsrecht niet verliest vanwege de feiten in het EAB. Verder stelt de rechtbank vast dat hij in Nederland kan worden vervolgd voor de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen.
De opgeëiste persoon kan op grond van artikel 6, derde lid, OLW worden gelijkgesteld met een Nederlander. De overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer gegarandeerd is dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, deze straf in Nederland mag ondergaan.
The Judge of the Provincial Court in Radomheeft op 4 januari 2023 de volgende garantie gegeven:
In reply to your letter dated 03 January 2023, the Provincial Court in Radom 2nd Criminal Division hereby informs that in accordance with the law in force in the Republic of Poland, i.e. Art. 607j § 1 and 2 of the Code of Penal Procedure if the country executing the arrest warrant has handed over the person prosecuted on condition that the execution of the penalty of imprisonment or other measures involving deprivation of liberty will take place in that country, no enforcement order shall be initiated against such a person. However, after the judgment becomes final, a decision is issued that the sentenced person will be transferred to the appropriate Member State of the European Union in order to enforce the sentence or another measure involving deprivation of liberty. The above-mentioned is a guarantee that [opgeëiste persoon] will be returned, if such a condition is stipulated (reserved) by the executing State.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

7.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [1]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [2]

8.Slotsom

Ten aanzien van hetjudgement of the Regional Court in Radom, dated 10 March 2014 in the case no. II K 39/12
Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is en de rechtbank geen aanleiding ziet om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond, dient de overlevering te worden geweigerd, onder gelijktijdige overname van de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.
Ten aanzien van dedecision of the District Court in Radom, dated 5 February 2015 in the case no. X Kp 22/15
De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 47, 140, 225, 310, 311, 312 en 326 Wetboek van Strafrecht, en 2, 5, 6, 6a, 7 en 12 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court [Sąd Okręgowy] in Radom(Polen) voor de feiten in de
decision of the District Court in Radom, dated 5 February 2015 in the case no. X Kp 22/15.
WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court [Sąd Okręgowy] in Radom(Polen) voor de feiten in het
judgement of the Regional Court in Radom, dated 10 March 2014 in the case no. II K 39/12.
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3. genoemde vrijheidsstraf in Nederland.
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Dit bevel is afzonderlijk opgemaakt.
Aldus gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en A.J. Scheijde, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, r.o. 4.4.
2.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (