ECLI:NL:RBAMS:2023:330

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
13/247460-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld gepleegd door meerdere personen

Op 24 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een woningoverval met geweld. De overval vond plaats op 28 september 2022, waarbij de verdachte en een medeverdachte de woning van twee aangevers binnendrongen, gewapend met messen. De aangevers, een broer en zus, waren thuis en werden bedreigd. De moeder van de aangevers, die op de hoogte was gebracht van de overval, heeft de mannen uit de woning weten te jagen. De politie werd ingeschakeld en kon de verdachten aanhouden, waarbij ook de buit, bestaande uit tassen met sieraden, werd teruggevonden. Tijdens de rechtszitting op 10 januari 2023 heeft de officier van justitie de bewezenverklaring van de diefstal met geweld geëist, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, stellende dat de verdachte dacht dat de woning verlaten was.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van de woningoverval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte bewust samenwerkten en dat de bedreiging met geweld voldoende was om de diefstal te faciliteren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding vroegen, beoordeeld. De rechtbank heeft enkele vorderingen niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing, maar heeft de vordering van een benadeelde partij tot immateriële schadevergoeding toegewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die door de overval in angst en onveiligheid zijn achtergelaten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
ÁG113063962057ÖÈ
G113063962057
Parketnummer: 13/247460-22 (Promis)
Datum uitspraak: 24 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteland] op [geboortedag] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van der Willigen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. T.C. Heijmerink naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
medeplegen van diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] , waarbij een geldbedrag en/of tassen met inhoud uit hun woning zijn weggenomen op 28 september 2022 te Amsterdam.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Omdat van een kennelijke misslag sprake is vult de rechtbank het in de 23e en 24e regel (bijlage I) van het ten laste gelegde aan met de woorden
heeft, richtingen
en, zodat deze regels er als volgt uit komen te zien: “hiermee stekende en/of prikkende bewegingen
heeftgemaakt
richtingen/of (vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 2]
en
De verbetering van deze misslag schaadt verdachte niet in zijn verdediging.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende.
De aangevers, broer en zus [naam] , hebben verklaard dat zij zich in de middag van 28 september 2022 in hun woning aan het adres [adres] bevonden, toen er twee onbekende mannen hun woning betraden. Verdachten zouden bewapend zijn met messen en op zoek naar spullen. De toegesnelde moeder van de aangevers, aangeefster [benadeelde partij 3] , die telefonisch op de hoogte was gekomen van de woningoverval heeft de mannen, eenmaal aangekomen, de woning uitgejaagd. De mannen waren met twee gevulde tassen uit de woning gevlucht. De vader van de aangevers, aangever [benadeelde partij 2] , die net als de moeder naar zijn woning was toegesneld, kwam bij de woning een van de vluchtende verdachten tegen. Hij zou naar zijn zeggen zijn bedreigd met een mes door één van de mannen. Naar aanleiding van een 112-melding van de moeder, is de politie ter plaatse gekomen en heeft de mannen achtervolgd en aan weten te houden. Het bleken verdachte en medeverdachte te zijn. De politie heeft ook de twee meegenomen tassen, die gevuld bleken met sierraden, nabij de woning teruggevonden. Ten slotte heeft de politie bij de fouillering van verdachte een biljet van 50 euro aangetroffen.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde gerequireerd, voor zover verdachte een woningoverval heeft gepleegd, waarbij er messen zijn getoond en er stekende bewegingen zijn gemaakt. Er was daarbij sprake van nauwe en bewuste samenwerking, vereist voor medeplegen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting de diefstal ontkend en verklaard dat hij samen met medeverdachte, op zoek naar een slaapplaats, de woning is binnengegaan. Hij heeft in de woning tassen en sieraden gepakt omdat hij door de vervuilde staat van de woning de indruk had dat de woning niet werd bewoond en de spullen aan niemand toe behoorden.
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Het valt volgens haar niet te bewijzen dat verdachte het oogmerk heeft gehad op wederrechtelijke toe-eigening van de spullen. Verdachte was immers, gezien het een woning betrof die niet was afgesloten, zeer vervuild was en vol stond met spullen, in de veronderstelling dat het een verlaten woning betrof. De spullen in de woning waren achtergelaten en deze hadden geen eigenaar. Er was evenmin sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte. Er bestond immers geen gezamenlijk plan en mocht er al een plan zijn dan is dit niet gezamenlijk uitgevoerd. Verdachte heeft tot slot geen geweldshandelingen verricht, dan wel een mes voorhanden gehad en had evenmin (voorwaardelijk) opzet op het door medeverdachte uitgeoefende geweld of de bedreiging daarmee. Indien de rechtbank wel bewezen acht dat verdachte geweldshandelingen heeft verricht, heeft de raadsvrouw het voorwaardelijk verzoek gedaan om de getuigen [benadeelde partij 1] (geboren [datum 1] ), [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , en [getuige] ( geboren [datum 2] )te horen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit de verklaringen van verdachte blijkt dat verdachte in zijn zoektocht naar een slaapplaats samen met medeverdachte door de achtertuin van de woning van aangevers is gelopen om vervolgens via de achterdeur naar binnen te gaan. Verdachte heeft verder verklaard dat toen hij en medeverdachte naar binnen stapten, zij konden zien dat het een gekraakte woning was. In de woning heeft verdachte vervolgens tassen met sieraden gepakt, waarvan hij dacht dat deze aan niemand toebehoorden. Verdachte heeft desgevraagd ter terechtzitting verklaard dat hij en medeverdachte de bagage, die zij op hun reis naar Nederland bij zich hadden, voorafgaand aan het binnengaan van de woning, in de bosjes naast het huis hadden neergelegd.
Deze verklaringen van verdachte zijn niet aannemelijk. Uit de inhoud van het dossier noch het verhandelde ter terechtzitting valt af te leiden waarom de woning, vanaf buitenaf gezien, als een kraakpand kon worden aangemerkt. Verder blijkt ook niet dat de achterdeur van de woning openstond, zodat van buitenaf niet zichtbaar was hoe de woning er van binnen uitzag. Voorts is het onaannemelijk dat verdachte voordat hij een kraakpand binnengaat zijn eigen spullen in de bosjes achterlaat.
Verschillende aangevers hebben hiernaast verklaard dat zowel verdachte als de medeverdachte een mes bij zich hadden en dat er hiermee is gedreigd. Deze verklaringen bevestigen elkaar over en weer in voldoende mate, zodat ze voor waar kunnen worden aangenomen. Tot slot heeft de verdachte uit de woning spullen gepakt en is hij hiermee naar buiten gerend, terwijl hem duidelijk te kennen was gegeven dat de woning werd bewoond en dat hij daar niet gewenst was.
De handelingen van zowel verdachte als de medeverdachte - in het bijzonder het gezamenlijk betreden en verlaten van de woning, beiden bewapend met een mes en dat beide verdachten iets, hetzij spullen, hetzij geld, hadden buitgemaakt - maken dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte is komen vast te staan.
Op basis van het vorenstaande, met name gelet op de onaannemelijke verklaringen van verdachte, is het niet noodzakelijk om getuigen te horen, zoals de raadsvrouw van verdachte (voorwaardelijk) heeft verzocht. De rechtbank wijst dit verzoek af.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 28 september 2022, te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, [adres] , heeft weggenomen vijftig euro en twee tassen met inhoud waaronder in elk geval sieraden, toebehorende aan [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 1] (geboren [datum 1] ) en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededader:
-messen aan voornoemde [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] hebben getoond en
-een mes op [benadeelde partij 3] hebben gericht en stekende bewegingen in haar richting hebben gemaakt en
-een mes hebben vastgepakt en hiermee stekende bewegingen hebben gemaakt richting [benadeelde partij 2] .

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft in het kader van de strafmaat verzocht rekening te houden met de leeftijd van verdachte en zijn blanco strafblad.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende woningoverval, waarbij hij en zijn handlanger de in de woning aanwezige bewoners de stuipen op het lijf hebben gejaagd.
De gealarmeerde ouders van de in woning aanwezige personen hebben eveneens in grote spanning verkeerd om het lot dat hun kinderen tijdens de overval boven het hoofd hing en werden ook nog eens bedreigd op het moment dat zij ieder afzonderlijk bij de woning aankwamen.
Verdachte heeft met zijn handelen laten zien geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen of de lichamelijke integriteit van anderen. Hij heeft zich bovendien niets aangetrokken van het recht dat iedereen heeft om zich in de eigen woning veilig te voelen. Door zijn handelen draagt verdachte bij aan in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid. Slachtoffers van feiten als het onderhavige ervaren daarvan doorgaans langere tijd psychisch ongemak. Dit blijkt in dit geval onder meer uit de verklaring van de vader die ter terechtzitting is voorgelezen. Hieruit blijkt dat zijn kinderen als gevolg van het incident nog altijd angst hebben en hij tegenwoordig altijd op zijn hoede is.
Gelet op de ernst van de feiten, kan in beginsel niet met een andere strafmodaliteit worden volstaan dan een vrijheidsbenemende straf. De rechtbank houdt rekening met de afspraken die rechtbanken onderling hebben gemaakt voor bestraffing van dit soort feiten (de LOVS oriëntatiepunten) en wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd. Gelet daarop bestaat er geen aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Het ontbreken van een strafblad en de jeugdige leeftijd van verdachte zijn bovendien in dit geval onvoldoende redenen om de strafmaat te minderen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
[benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 500,- en $ 800,- aan vergoeding van materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering niet is onderbouwd en geen steun vindt in het dossier.
Beoordeling
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering is niet ondertekend en de behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
9.2
[benadeelde partij 4]
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft geen bedrag vermeld aan vergoeding van materiële schade.
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank verzocht om [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat deze vordering niet voldoende is onderbouwd.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering niet is onderbouwd.
Beoordeling
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
9.3
[benadeelde partij 3]
De benadeelde partij vordert € 14.950,- aan vergoeding van materiële schade.
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank verzocht om [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat de spullen die zijn weggenomen weer terug zijn bij de eigenaar.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering niet is onderbouwd en geen ondersteuning vindt in het dossier.
Beoordeling
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De weggenomen spullen zijn terug gevonden. Wat betreft de gestelde geldbedragen levert behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
9.3
[benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 500,- aan vergoeding van materiële schade en €2000,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank verzocht om [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Wat betreft de immateriële schade is het bovendien de vraag of [benadeelde partij 2] als benadeelde kan worden aangemerkt nu hij niet in de woning was.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering voor zover dit ziet op de immateriële schade toe te wijzen voor een bedrag van € 2.000,-.
Beoordeling
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, omdat de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Niet alle aangevoerde immateriële schadeposten komen voor vergoeding in aanmerking. De pijn aan de knie is naar het oordeel van de rechtbank niet rechtstreeks door verdachte veroorzaakt. De rechtbank zal desalniettemin het gevorderde bedrag terzake van immateriele schade toewijzen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde en uit het dossier gebleken omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, ziet de rechtbank geen aanleiding het gevorderde bedrag aan immateriële schade op een lager bedrag te begroten dan is gevorderd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [benadeelde partij 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van € 2.000,- (tweeduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 28 september 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat € 2.000,- te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 september 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen aan [benadeelde partij 2] heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in hun vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.R.M Vermolen, voorzitter,
mrs. W.A.J.P. van den Reek en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.G. van der Want, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
[...]
  • [...]
  • [...]