ECLI:NL:RBAMS:2023:328

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
13/247455-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met bedreiging en diefstal in Amsterdam

Op 24 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een woningoverval, waarbij diefstal met geweld en bedreiging met geweld aan de orde waren. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 september 2022, toen de verdachte samen met een medeverdachte een woning in Amsterdam binnenging, gewapend met messen. De aangevers, een broer en zus, waren thuis en werden bedreigd door de verdachten, die met tassen vol waardevolle spullen de woning verlieten. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waaronder getuigenverklaringen en het aantreffen van gestolen goederen. De verdachte ontkende de diefstal en beweerde dat hij op zoek was naar een slaapplaats. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de aangevers en het bewijs voldoende waren om de verdachte schuldig te verklaren voor medeplegen van diefstal met geweld. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding vroegen, beoordeeld, waarbij enkele vorderingen niet-ontvankelijk werden verklaard wegens gebrek aan onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
ÁG113063786374YÈ
G113063786374
Parketnummer: 13/247455-22 (Promis)
Datum uitspraak: 24 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 2003,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van der Willigen en van wat verdachte en zijn raadsman mr. A. Kilinç naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
medeplegen van diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] , waarbij een geldbedrag en/of tassen met inhoud uit hun woning zijn weggenomen op 28 september 2022 te Amsterdam.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Omdat van een kennelijke misslag sprake is vult de rechtbank het in de 23e en 24e regel (bijlage I) van het ten laste gelegde aan met de woorden
heeft, richtingen
en, zodat deze regels er als volgt uit komen te zien: “hiermee stekende en/of prikkende bewegingen
heeftgemaakt
richtingen/of (vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 2]
en
De verbetering van deze misslag schaadt verdachte niet in zijn verdediging.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende.
De aangevers, broer en zus [naam] , hebben verklaard dat zij zich in de middag van 28 september 2022 in hun woning aan het adres [adres] bevonden, toen er twee onbekende mannen hun woning betraden. Verdachten zouden bewapend zijn met messen en op zoek naar spullen. De toegesnelde moeder van de aangevers, aangeefster [benadeelde partij 3] , die telefonisch op de hoogte was gekomen van de woningoverval heeft de mannen, eenmaal aangekomen, de woning uitgejaagd. De mannen waren met twee gevulde tassen uit de woning gevlucht. De vader van de aangevers, aangever [benadeelde partij 2] , die net als de moeder naar zijn woning was toegesneld, kwam bij de woning een van de vluchtende verdachten tegen. Hij zou naar zijn zeggen zijn bedreigd met een mes door één van de mannen. Naar aanleiding van een 112-melding van de moeder, is de politie ter plaatse gekomen en heeft de mannen achtervolgd en aan weten te houden. Het bleken verdachte en medeverdachte te zijn. De politie heeft ook de twee meegenomen tassen, die gevuld bleken met sierraden, nabij de woning teruggevonden. Ten slotte heeft de politie bij de fouillering van verdachte een biljet van 50 euro aangetroffen.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde gerequireerd, voor zover verdachte een woningoverval heeft gepleegd, waarbij er messen zijn getoond en er stekende bewegingen zijn gemaakt. Er was daarbij sprake van nauwe en bewuste samenwerking, vereist voor medeplegen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting de diefstal ontkend en verklaard dat hij samen met medeverdachte op zoek was naar een slaapplaats en dat zij daarom, de niet afgesloten woning, die op hen overkwam als een kraakpand, is binnen gegaan.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Het valt volgens hem niet te bewijzen dat verdachte één of meer goederen heeft weggenomen of dat hij hiertoe het oogmerk heeft gehad. Er was evenmin sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte die besloot om goederen in tassen te stoppen en dit eigenhandig heeft gedaan. Het vijftig euro biljet is niet wederechtelijk toegeëigend, maar door de dochter uit vrije wil aan verdachte gegeven. Zo dit niet uit vrije wil is gedaan, zou sprake zijn van afpersing, maar dat is niet ten laste gelegd. Nu verdachte geen diefstal heeft gepleegd kan tot slot niet worden gesteld dat er sprake was van bedreiging om hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het gestolene te verzekeren.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit de verklaringen van verdachte blijkt dat verdachte in zijn zoektocht naar een slaapplaats samen met medeverdachte door de achtertuin van de woning van aangevers is gelopen om vervolgens via de achterdeur naar binnen te gaan. Verdachte heeft verder verklaard dat toen hij en medeverdachte naar binnen stapten, zij konden zien dat het een gekraakte woning was. In de woning zou hij vervolgens een mes hebben gevonden dat hij zou hebben weggestopt zodat niemand het zou kunnen gebruiken. Deze verklaringen van verdachte acht de rechtbank niet aannemelijk. Uit de inhoud van het dossier noch het verhandelde ter terechtzitting valt af te leiden waarom de woning, van buitenaf gezien, als een kraakpand kon worden aangemerkt. Verder blijkt ook niet dat de achterdeur van de woning openstond, zodat van buitenaf niet zichtbaar was hoe de woning er van binnen uitzag. Verschillende aangevers hebben hiernaast verklaard dat verdachte het mes in de woning en bij het verlaten van de woning wel degelijk heeft gebruikt om hiermee te dreigen. Deze verklaringen bevestigen elkaar over en weer in voldoende mate, zodat ze voor waar kunnen worden aangenomen. Tot slot is er bij de fouillering van verdachte een vijftig euro biljet aangetroffen, waarover aangeefster heeft verklaard dat verdachte het geld uit haar handen had gepakt. De rechtbank acht het niet aannemelijk, gelet op bovenstaande omstandigheden, dat aangeefster het geld vrijwillig aan hem zou hebben gegeven.
De handelingen van zowel verdachte als medeverdachte - in het bijzonder: het gezamenlijk betreden en verlaten van de woning, beiden bewapend met een mes en dat beide verdachten iets, hetzij spullen, hetzij geld, hebben meengenomen - maken dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte is komen vast te staan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 28 september 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, [adres] , heeft weggenomen vijftig euro en twee tassen met inhoud waaronder in elk geval sieraden, toebehorende aan [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 1] , geboren [datum] , en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:
-messen aan voornoemde [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] hebben getoond en
-een mes op [benadeelde partij 3] hebben gericht en stekende bewegingen in haar richting hebben gemaakt en
-een mes hebben vastgepakt en hiermee stekende bewegingen hebben gemaakt richting [benadeelde partij 2] .

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet over de strafmaat uitgelaten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende woningoverval, waarbij hij en zijn handlanger de in de woning aanwezige bewoners de stuipen op het lijf hebben gejaagd.
De gealarmeerde ouders van de in woning aanwezige personen hebben eveneens in grote spanning verkeerd om het lot dat hun kinderen tijdens de overval boven het hoofd hing en werden ook nog eens bedreigd op het moment dat zij ieder afzonderlijk bij de woning aankwamen.
Verdachte heeft met zijn handelen laten zien geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen of de lichamelijke integriteit van anderen. Hij heeft zich bovendien niets aangetrokken van het recht dat iedereen heeft om zich in de eigen woning veilig te voelen. Door zijn handelen draagt verdachte bij aan in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid. Slachtoffers van feiten als het onderhavige ervaren daarvan doorgaans langere tijd psychisch ongemak. Dit blijkt in dit geval onder meer uit de verklaring van de vader die ter terechtzitting is voorgelezen. Hieruit blijkt dat zijn kinderen als gevolg van het incident nog altijd angst hebben en hij tegenwoordig altijd op zijn hoede is.
Gelet op de ernst van de feiten, kan in beginsel niet met een andere strafmodaliteit worden volstaan dan een vrijheidsbenemende straf. De rechtbank houdt rekening met de afspraken die rechtbanken onderling hebben gemaakt voor bestraffing van dit soort feiten (de LOVS oriëntatiepunten) en wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd. Gelet daarop bestaat er geen aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
[benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 500,- en $ 800,- aan vergoeding van materiële schade.
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat er formeel geen vordering is ingediend omdat de vordering niet is ondertekend.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering niet is onderbouwd en geen steun vindt in het dossier.
Beoordeling
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering is niet ondertekend en de behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
9.2
[benadeelde partij 4]
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft geen bedrag vermeld aan vergoeding van materiële schade.
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht om [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat de vordering niet is onderbouwd en er geen bedragen zijn gevorderd.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering niet is onderbouwd.
Beoordeling
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
9.3
[benadeelde partij 3]
De benadeelde partij vordert € 14.950,- aan vergoeding van materiële schade.
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht om [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat de spullen die zijn weggenomen weer terug zijn bij de eigenaar.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering niet is onderbouwd en geen ondersteuning vindt in het dossier.
Beoordeling
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Terecht is door de raadsman erop gewezen dat de weggenomen spullen zijn terug gevonden. Wat betreft de gestelde geldbedragen levert de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
9.3
[benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 500,- aan vergoeding van materiële schade en € 2.000,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht om [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, omdat er voor de materiële schade geen bewijs is. Wat betreft de immateriële schade is er geen causaal verband is tussen het feit en het letsel en is het de vraag of [benadeelde partij 2] als benadeelde kan worden aangemerkt nu hij niet in de woning was.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering, voor zover dit ziet op de immateriële schade, toe te wijzen voor een bedrag van € 2.000,-.
Beoordeling
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, omdat de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Niet alle aangevoerde immateriële schadeposten komen voor vergoeding in aanmerking. De pijn aan de knie is naar het oordeel van de rechtbank immers niet rechtstreeks door verdachte veroorzaakt. De rechtbank zal desalniettemin het gevorderde bedrag ter zake van immateriële schade toewijzen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde en uit het dossier gebleken omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, ziet de rechtbank geen aanleiding het gevorderde bedrag aan immateriële schade op een lager bedrag te begroten dan is gevorderd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [benadeelde partij 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van € 2.000,- (tweeduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 28 september 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat € 2.000,- te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 september 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen aan [benadeelde partij 2] heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in hun vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.R.M Vermolen, voorzitter,
mrs. W.A.J.P. van den Reek en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.G. van der Want, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
[...]
  • [...]
  • [...]