ECLI:NL:RBAMS:2023:3265

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
13-307075-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders na vernieling van een ruit

Op 10 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 november 2022 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning heeft vernield. De verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd, heeft tijdens de zitting een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een verstandelijke handicap en een psychische stoornis, wat haar gedragskeuzes op het moment van het delict heeft beïnvloed. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar geëist, wat de rechtbank heeft toegewezen, gezien de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat de ISD-maatregel als voldoende werd beschouwd. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat onduidelijk was of de schade al vergoed was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest, en heeft de kosten van de procedure voor beide partijen bepaald.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-307075-22
Parketnummers vorderingen tenuitvoerlegging: 01-189732-21 en 16-018110-22
Datum uitspraak: 10 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1996,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieplaats] , [adres] , en op dat adres ook ingeschreven in de Basisregistratie Personen.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de officier van justitie mr. S. Wirken en van wat de verdachte en haar raadsman mr. R. van den Boogert naar voren hebben gebracht. [naam] , senior reclasseringswerker, is als deskundige gehoord.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat zij op of omstreeks 24 november 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een woning gelegen aan de [straat] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De waardering van het bewijs

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft op grond van de aangifte en de bekennende verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd de overtuiging gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte op 24 november 2022 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aan de [straat] die aan [benadeelde partij] toebehoorde, heeft vernield.

5.Het bewijs

De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt daarom volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, namelijk:
  • De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 10 mei 2023;
  • Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van 24 november 2022 met nummer PL1300-2022252105-9, opgemaakt door [benadeelde partij] , aspirant bij de politie Eenheid Amsterdam.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is onderzocht door A.C. van Dijk, psychiater. In het door hem opgemaakte Pro Justitia-rapport van het psychiatrisch onderzoek van 10 februari 2023 komt de psychiater tot de volgende bevindingen en conclusie. De verdachte is lijdende aan een verstandelijke handicap in vorm van zwakbegaafdheid, een psychische stoornis in de vorm van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, stoornis in het gebruik van een stimulantium: cannabisgebruik en alcoholgebruik. De geconstateerde stoornissen waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De verdachte reageert in geval van oplopende spanning en afwijzing met prikkelbaar, boos en impulsief gedrag. Dit is versterkt door langer durende slaapdeprivatie. Zij was op het moment van het tenlastegelegde gekrenkt en boos, ter zake het feit dat ze geen huisvesting had, in tegenstelling tot de vrouw door wie zij kort daarvoor de deur was uitgezet. Het is aannemelijk dat de verdachte door haar persoonlijkheidsstoornis en beperkte verstandelijke vermogens, minder dan een gemiddeld persoon de mogelijkheid had haar gedragskeuzes ten tijde van het tenlastegelegde te sturen vanwege een gebrekkige emotieregulatie, neiging tot impulsiviteit en gevoeligheid voor interpersoonlijke afwijzing. Er kan niet worden vastgesteld dat de vastgestelde pathologie een alles bepalende rol had in verdachtes handelen ten tijde van het tenlastegelegde. De aanwezige pathologie heeft toen wel de mogelijkheden van de verdachte tot het overzien van eigen handelen beperkt. Zo ook het vermogen om alternatief te handelen.
De psychiater adviseert, gelet op de vastgestelde pathologie en de hieruit voortvloeiende disfuncties, om de verdachte het aan haar tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank heeft, gelet op de wijze van het onderzoek, de beschreven bevindingen van de psychiater en de door hem gegeven onderbouwing, geen reden te twijfelen aan zijn conclusie en advies. De rechtbank maakt de conclusie tot de hare en volgt het advies. Het ten laste van de verdachte bewezenverklaarde is haar slechts in verminderde mate toe te rekenen. Er is geen (andere) omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar zonder aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft verzocht – overeenkomstig de wens van de verdachte – de ISD-maatregel aan de verdachte op te leggen. Hij heeft voorts verzocht om op grond van artikel 38n, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht te beslissen tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft een ruit vernield. Zij heeft de gedupeerde overlast bezorgd en geen respect getoond voor de spullen van een ander.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Tactus verslavingszorg (GGZ Tactus [plaats] ) van 15 maart 2023, opgemaakt door [naam] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in. De verdachte heeft de afgelopen jaren een fors strafblad opgebouwd. Zij staat geregistreerd als zeer actieve veelpleger. De verdachte kent een belast verleden. Er is sprake van middelenproblematiek en meerdere periodes van dak- en thuisloosheid. De verdachte heeft geen huisvesting, geen daginvulling, een schuldenproblematiek en geen steunend sociaal netwerk. Naast de problemen op de praktische leefgebieden kampt de verdachte met verslavings- en psychiatrische problematiek. Om in de toekomst het risico op delictgedrag te beperken zijn interventies noodzakelijk. Gelet op de zorgmijdende en afwerende houding van de verdachte is een gedwongen kader noodzakelijk. Binnen een regulier reclasseringstoezicht in het kader van een voorwaardelijke veroordeling kan vanuit Tactus Reclassering onvoldoende veiligheid aan de verdachte geboden worden. Binnen het kader van een ISD-maatregel kan beter worden aangesloten bij de (on)mogelijkheden van de verdachte en met de penitentiaire inrichting hierin als vangnet op de achtergrond aanwezig. Wanneer in de klinische behandelfase van een ISD-maatregel sprake is van terugval in gebruik, vastlopen van behandeling of andersoortige stagnatie, is (tijdelijke) terugplaatsing naar de ISD -afdeling binnen de penitentiaire inrichting relatief eenvoudig te realiseren, wat continuïteit van zorg en kans op slagen van de geadviseerde interventie ten goede komt. Het risico op recidive is hoog. Het risico op letsel is gemiddeld tot hoog. De verdachte kent een verleden waarin zij moeite heeft met haar agressieregulatie; zij werd meermaals veroordeeld voor geweldsdelicten. Onderhavige feiten betreffen een vernieling vanuit woede over haar leefomstandigheden. De reclassering adviseert de ISD-maategel aan de verdachte op te leggen.
In het hiervoor genoemde Pro Justitia-rapport komt de psychiater tot de conclusie dat de uitkomst van risicotaxatie van de reclassering in lijn is met zijn klinische visie dat het recidiverisico bij de verdachte matig hoog is. De psychiater adviseert een initieel klinische interventie die gericht is op het behouden van volledige abstinentie van middelen, met daarbij inzet van terugvalpreventie en psycho-educatie. Hij adviseert voorts verdiepingsdiagnostiek gericht op de verstandelijke vermogens van de verdachte en tevens op de vastgestelde persoonlijkheidspathologie. Hij voorziet een psychotherapeutische therapie zoals schematherapie of mentalization based therapy met als doel de gebrekkige emotieregulatie en inadequate copingvaardigheden in stressvolle situaties te verbeteren. De psychiater adviseert wat de huisvesting betreft om plaatsing in een begeleidwonensetting te onderzoeken, gezien de beperkte zelfredzaamheid van de verdachte en hieruit voortvloeiend risico op maatschappelijke teloorgang en delictgedrag. Hij adviseert daarnaast een ambulante en outreachende vervolgbehandeling door een FACT-team, met aandacht voor abstinentie van drugs en alcohol, opvolging van medicamenteus beleid, ondersteuning op praktisch vlak met daarbij steunende en structurerende contacten door bijvoorbeeld een spv’er en vervaardiging van een crisissignaleringsplan. Deze multidimensionale benadering van de combinatie van persoonlijkheidspathologie en verslavingsproblematiek dient mede gezien het risico op onttrekking uit zorg, aan te vangen in een (forensisch) verslavings- of dubbeldiagnosekliniek met een afdoende hoog behandel- en beveiligingsniveau. Gedacht kan worden aan een forensisch psychiatrische afdeling (FPA) met expertise op verslaving en persoonlijkheidspathologie. De psychiater merkt over de door de reclassering geadviseerde ISD-maatregel op dat een dergelijke maatregel zeer wel kan voorzien in de uitvoering van bovenbeschreven interventieadvies. Het voordeel van een dergelijke maatregel is volgens hem dat op een ISD-afdeling in de penitentiaire inrichting door middel van een trajectbepaling een plan wordt geformuleerd, er in een relatief drugsvrije en gestructureerde omgeving verdiepingsdiagnostiek kan worden verricht, en er doorlopend psychologische en psychiatrische zorg/ondersteuning geboden kan worden aan de verdachte. Wanneer in de klinische behandelfase van een ISD-maatregel sprake is van terugval in gebruik, vastlopen van behandeling of andersoortige stagnatie, is (tijdelijke) terugplaatsing naar de ISD-afdeling binnen de penitentiaire inrichting relatief eenvoudig te realiseren, wat continuïteit van zorg en kans op slagen van de geadviseerde interventie ten goede komt, aldus de psychiater.
De rechtbank heeft ter zitting [naam] , senior reclasseringswerker, werkzaam bij GGZ Tactus [plaats] , als deskundige gehoord. Zij heeft het advies bevestigd en opgemerkt dat de verdachte in [plaats] kan blijven.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van de ISD-maatregel stelt, immers:
  • het bewezen verklaarde feit, de door verdachte gepleegde vernieling, betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
  • verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen;
  • het bewezen verklaarde feit is begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen;
  • er moet, gelet op het advies van de reclassering en het strafblad van de verdachte, ernstig rekening mee worden gehouden worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan;
  • de veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de ISD-maatregel.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 7 april 2023 blijkt dat ook is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: de verdachte zag over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit en zij kan dus worden gekwalificeerd als een zeer actieve veelpleger.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist, gezien de ernst en het aantal van door de verdachte begane soortgelijke feiten. Zij zal daarom overeenkomstig de eis van de officier van justitie de ISD-maatregel aan de verdachte opleggen.
Om de beëindiging van de recidive van de verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van haar problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De maatregel zal daarom voor de maximale termijn van twee jaar worden opgelegd en de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht wordt niet op de duur van de maatregel in mindering gebracht.
Het verzoek van de raadsman om nu al te bepalen dat de maatregel na zes maanden moet worden getoetst, wordt afgewezen. De rechtbank ziet hiervoor geen aanleiding. De raadsman of de verdachte kan te zijner tijd op grond van het bepaalde in artikel 38n, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht (of artikel 6:6:14, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering) zo nodig een verzoek daartoe doen.

9.De vorderingen tot ten uitvoerlegging voorwaardelijke gevangenisstraf

De politierechter in de rechtbank Oost-Brabant heeft op 16 september 2021 de verdachte in de zaak met parketnummer 01-189732-21 (onherroepelijk) veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week. De politierechter heeft bevolen dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht bevelen op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft op 11 mei 2022 de verdachte in de zaak met parketnummer 16-018110-22 (onherroepelijk) veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht dagen met aftrek van voorarrest. De politierechter heeft bevolen dat een gedeelte van deze straf, groot zeven dagen, niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht bevelen op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De officier van justitie heeft op 23 januari 2023 in beide hiervoor genoemde zaken een schriftelijke vordering ingediend die inhoudt dat de voorwaardelijke gevangenisstraf alsnog ten uitvoer gelegd zal worden.
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd beide vorderingen tenuitvoerlegging toe te wijzen en de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen te bevelen. De raadsman heeft ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerleggingen meegedeeld geen opmerkingen te hebben.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit schuldig gemaakt heeft, zoals naar voren komt in de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank is echter van oordeel dat nu zij de ISD-maatregel aan verdachte zal opleggen, de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen geen meerwaarde heeft. Zij zal beide vorderingen tot tenuitvoerlegging daarom afwijzen.

10.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft € 425,53 aan materiële-schadevergoeding gevorderd. Het betreft het herstel van de ruit die door de verdachte is vernield.
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat hij ervan uitgaat dat zij haar schade reeds vergoed heeft gekregen. De raadsman heeft ook verzocht de benadeelde partij hierom niet-ontvankelijk te verklaren.
De benadeelde partij heeft in de schriftelijke toelichting op haar vordering opgemerkt dat zij van de beheerder van de VVE heeft vernomen dat de verzekering bereid is de schade te vergoeden en dat zij nog geen contact met de verzekering hebben gehad over het daadwerkelijk vergoeden van de schade. De officier van justitie heeft ter zitting geen duidelijkheid kunnen verschaffen of de schade ondertussen inderdaad is vergoed. Aangezien niet duidelijk is of de benadeelde partij haar schade reeds vergoed heeft gekregen, zal zij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Het laten uitzoeken of de schade al is vergoed, zou betekenen dat de zaak moet worden aangehouden. De behandeling van de vordering levert daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan haar vordering nog wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Wijst af de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de zaken met parketnummers 01-189732-21 en 16-018110-22.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en S.J. Mees-Bolle, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 mei 2023.