ECLI:NL:RBAMS:2023:325

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
10104489 CV EXPL 22-12070
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortgezet en exclusief gebruik van het gehuurde door medehuurder op grond van artikel 7:267 lid 7 BW

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over het voortgezet en exclusief gebruik van een gehuurde woning. De procedure volgde op een dagvaarding van [eiseres] van 8 september 2022, waarin zij vorderde dat zij met uitsluiting van [gedaagde] gerechtigd zou zijn tot het gebruik van de woning. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 januari 2023, waarbij beide partijen en hun gemachtigden aanwezig waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de woning huurt op basis van een medische urgentie en dat [eiseres] op 27 juli 2022 als medehuurder is erkend. De rechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen, waarbij het belang van [minderjarige], het kind van partijen, zwaarwegend is meegewogen. De kantonrechter oordeelde dat de belangen van [eiseres] bij voortzetting van de huur zwaarder wegen dan die van [gedaagde]. Daarom is de vordering van [eiseres] toegewezen, en is [gedaagde] veroordeeld om de woning binnen vier weken te verlaten. De vordering in reconventie van [gedaagde] is afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10104489 CV EXPL 22-12070
vonnis van: 7 februari 2023
fno.: 33806

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres]

wonende te [woonplaats]
eiseres in conventie, verweerster in reconventie
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. I. van der Steen
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie, eiser in reconventie
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. I.M.G. Maste.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 8 september 2022 met producties;
- antwoord/eis in reconventie met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling mondelinge behandeling;
- antwoord in reconventie van [eiseres] .
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 januari 2023. [eiseres] is verschenen, vergezeld door de gemachtigde. [gedaagde] is verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Voorafgaande aan de mondelinge behandeling hebben partijen nadere producties ingediend. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[gedaagde] huurt de woning aan het adres [adres] (hierna: het gehuurde) van Woonstichting Eigen Haard (hierna: Eigen Haard).
1.2.
Het gehuurde is op basis van een medische urgentie van 23 december 2016 aan [gedaagde] toegewezen.
1.3.
Partijen hebben gedurende ongeveer vier jaar een affectieve relatie met elkaar gehad, waaruit in 2020 dochter [minderjarige] is geboren. [eiseres] heeft het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
1.4.
Bij brief van 27 juli 2022 heeft Eigen Haard [eiseres] op grond van een op 30 juli 2020 door partijen ingediend verzoek erkend als medehuurder.
1.5.
Relatieproblemen tussen partijen hebben geleid tot het besluit om uit elkaar te gaan, waarbij is afgesproken dat [eiseres] een andere woning zou zoeken. Partijen wonen nu nog samen in het gehuurde.
1.6.
[eiseres] zorgt momenteel op dinsdag tot en met zaterdag voor [minderjarige] . [gedaagde] zorgt op zondag en maandag voor [minderjarige] . Bij deze rechtbank is een procedure aanhangig strekkende tot het bepalen van een definitieve omgangsregeling tussen partijen met [minderjarige] .
1.7.
[gedaagde] drijft een winkel in traditionele kleding en heeft een aanvullende Wajong-uitkering. [eiseres] werkt momenteel drie dagen per week in loondienst als office manager.

Vordering en verweer

In conventie
2. [eiseres] vordert, nadat zij haar eis tijdens de mondelinge behandeling heeft gewijzigd, dat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt bepaald:
a. dat zij, met uitsluiting van [gedaagde] , gerechtigd is tot het voortgezet en exclusief gebruik van het gehuurde, alsmede de zich daarin bevindende inboedel, met het bevel aan [gedaagde] om het gehuurde binnen twee weken na dagtekening van het vonnis te verlaten onder afgifte van de sleutels van de woning, en de woning zonder uitdrukkelijke toestemming van [eiseres] niet meer te betreden;
b. dat [gedaagde] , indien hij nalaat gevolg te geven aan de vordering onder a., een dwangsom verbeurt van € 250,00 voor iedere dag dat hij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
c. dat [gedaagde] de proceskosten voldoet.
3. [eiseres] stelt hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat zij er niet in is geslaagd om een andere woning te vinden voor haar en [minderjarige] . [eiseres] is daardoor genoodzaakt bij [gedaagde] in het gehuurde te verblijven. Zij ontvlucht het gehuurde in de avonden, om aanvaringen te voorkomen. [gedaagde] is niet bereid om te zoeken naar een andere woning. [gedaagde] heeft minder belang bij de voortzetting van de huur dan [eiseres] . Hij neemt slechts twee dagen per week de zorg voor [minderjarige] op zich en dient het merendeel van zijn tijd aanwezig te zijn in zijn winkel. [eiseres] heeft geen alternatieve verblijfplaats in Amsterdam, terwijl een verhuizing naar Zutphen, waar haar ouders wonen, een omgangsregeling met [minderjarige] zal bemoeilijken. [gedaagde] kan een nieuwe urgentieverklaring aanvragen bij de gemeente Amsterdam en kan zodoende makkelijker aanspraak maken op een andere woning dan [eiseres] . Vanwege zijn inkomen zal [gedaagde] daarnaast makkelijker aanspraak kunnen maken op een woning in de vrije sector. [minderjarige] heeft een groot belang om samen met haar moeder in het gehuurde te kunnen blijven wonen. [eiseres] beroept zich in dit verband op artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK).
4. [gedaagde] voert als verweer dat het medehuurderschap door [eiseres] is verkregen op een moment dat de relatie tussen partijen al was verbroken. Hij betwist dat [eiseres] haar uiterste best heeft gedaan om een andere woning te vinden. [eiseres] is vaak weg, waardoor [gedaagde] ook in de avonden voor [minderjarige] zorgt. Vanwege zijn medische beperkingen zijn er veel minder woningen geschikt voor [gedaagde] . Volgens [gedaagde] kan hij niet in aanmerking komen voor een nieuwe medische urgentie, terwijl [eiseres] wel een urgentie voor een eigen woning kan krijgen. Zij en het kind kunnen daarnaast, al dan niet tijdelijk, terecht bij de ouders van [eiseres] in Zutphen. [gedaagde] betwist dat hij voldoende financiële armslag heeft om in de vrije sector te kunnen huren. Hij heeft geen alternatieven en is niet in staat om de hele inboedel, waarvan het merendeel zijn eigendom is, te verhuizen.
In reconventie
5. [gedaagde] vordert in reconventie:
a. te bepalen dat [gedaagde] met ingang van de datum van het vonnis met uitsluiting van [eiseres] huurder is van het gehuurde en subsidiair: te bepalen dat [eiseres] met ingang van de datum van het vonnis niet langer het huurrecht van het gehuurde zal voortzetten;
b. te bepalen dat [eiseres] binnen twee weken na betekening van het vonnis het gehuurde verlaat met medeneming van haar eigendommen;
c. te bepalen dat [eiseres] zich binnen twee maanden na betekening van het vonnis dient uit te schrijven van het adres van het gehuurde;
d. veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
6. [eiseres] voert verweer. Daarop zal bij de beoordeling, voor zover van belang, worden ingegaan.

Beoordeling

In conventie en reconventie
7. Vanwege de samenhang van de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze gezamenlijk worden behandeld.
8. Vast staat dat [gedaagde] het gehuurde vanaf 2018 is gaan huren op basis van een medische urgentie. [eiseres] is op 27 juli 2022 contractueel medehuurder geworden. Vanaf dat moment waren er twee (mede)huurders van de woning: [gedaagde] en [eiseres] . Elk van hen wil nu de huur van de woning met uitsluiting van de ander voortzetten.
9. Volgens artikel 7:267 lid 7 BW kan ieder van de medehuurders vorderen dat de rechter zal bepalen dat, kort gezegd, de andere medehuurder de huur met ingang van een in het vonnis te bepalen tijdstip niet langer zal voortzetten. Volgens de tweede volzin van het lid wijst de rechter de vordering slechts toe, indien dit naar billijkheid, met inachtneming van de omstandigheden van het geval, geboden is. De bepaling biedt een handvat voor de vraag wie van de samenwoners na een relatiebreuk het gehuurde moet verlaten, als daarover conflicten ontstaan. Bij het nemen van een beslissing moeten de belangen van de medehuurders tegen elkaar worden afgewogen.
10. De kantonrechter is van oordeel dat de belangen van [eiseres] bij voortzetting van de huur door haar zwaarder wegen dan de belangen die [gedaagde] heeft bij voortzetting van de huur door hem. [eiseres] heeft gesteld dat zij aan het gehuurde is gebonden vanwege haar werk als office manager bij een bedrijf in Amsterdam. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] toegelicht dat zij haar dienstverband van drie dagen per week wenst uit te breiden naar vier dagen per week. [eiseres] heeft niet betwist dat het voor haar weliswaar mogelijk is om met [minderjarige] tijdelijk bij haar ouders in Zutphen te verblijven, maar zij heeft onweersproken gesteld dat de reisafstand van Zutphen tot Amsterdam te groot is om dan in Amsterdam te kunnen blijven werken. Bovendien zal die reisafstand een omgangsregeling tussen partijen met [minderjarige] bemoeilijken. Verder heeft [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling onvoldoende weersproken gesteld dat [gedaagde] meerdere familieleden heeft in Amsterdam bij wie hij mogelijk (tijdelijk) onderdak kan vinden.
11. Artikel 3 lid 1 IVRK vereist dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kind de eerste overweging vormen in die zin dat deze belangen zwaarwegend en fundamenteel zijn. Bij de belangenafweging tussen partijen dient dan ook het belang van [minderjarige] , over wie [eiseres] het volledige gezag heeft, te worden betrokken. De kantonrechter neemt aan dat het vinden van een andere woning voor beide partijen zeer lastig zal zijn. [eiseres] heeft voldoende onderbouwd gesteld dat zij veelvuldig heeft gereageerd op woningen, maar dat zij er niet in is geslaagd om een andere woning te vinden voor haar en [minderjarige] . [gedaagde] voert aan dat er vanwege zijn medische beperkingen veel minder woningen geschikt zijn, maar hij heeft niet betwist dat hij nog niet heeft gezocht naar een andere woning. Bovendien heeft [gedaagde] in het verleden een medische urgentie verkregen, zodat niet valt in te zien dat hij niet in aanmerking zou kunnen komen voor een nieuwe medische urgentie indien hij het gehuurde zou moeten verlaten. [gedaagde] heeft niet concreet onderbouwd gesteld dat een tweede urgentie op basis van dezelfde medische beperkingen in dat geval niet mogelijk is. Dat de kledingwinkel van [gedaagde] vanuit een andere woning mogelijk minder makkelijk bereikbaar zou kunnen zijn met het openbaar vervoer, is bij de belangenafweging tussen partijen in het kader van artikel 3 lid 1 IVRK onvoldoende zwaarwegend.
12. Bij afweging van de belangen van partijen tegen de achtergrond van de hierboven opgesomde feiten en omstandigheden, komt de kantonrechter tot de conclusie dat de belangen van [eiseres] zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde] .
13. Dat betekent dat de vordering van [eiseres] tot het voortgezet en exclusief gebruik van het gehuurde zal worden toegewezen en dat de vordering in reconventie wordt afgewezen. [gedaagde] zal het gehuurde dienen te verlaten; de kantonrechter ziet aanleiding in verband met de in acht te nemen redelijkheid, een termijn van vier weken na de datum van het vonnis aan te houden. De vordering van [eiseres] tot het voortgezet en exclusief gebruik van de zich in het gehuurde bevindende inboedel is niet toewijsbaar. [eiseres] heeft onvoldoende weersproken dat [gedaagde] grotendeels de inboedel van het gehuurde heeft ingebracht. [gedaagde] heeft overigens gesteld dat het [eiseres] vrij staat om haar persoonlijke eigendommen uit het gehuurde mee te nemen.
14. Gelet op het feit dat [eiseres] met de toewijzing van haar vordering reeds een titel heeft om zelf, via de weg van de reële executie, tot gedwongen ontruiming over te gaan, dient zij te onderbouwen op grond waarvan een extra prikkel om tot ontruiming over te gaan in de vorm van een op te leggen dwangsom nodig is. Nu een dergelijke onderbouwing ontbreekt, wordt de vordering tot het opleggen van een dwangsom bij gebrek aan belang afgewezen.
In conventie en reconventie
15. Nu [gedaagde] grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, zal hij in de proceskosten in conventie en reconventie worden veroordeeld. Gelet op de samenhang met de vordering in conventie, zullen de kosten van [eiseres] in reconventie worden begroot op de helft van het tarief. De nakosten zullen slechts één keer worden toegewezen.

BESLISSING

De kantonrechter:
In conventie:
bepaalt dat [eiseres] , met uitsluiting van [gedaagde] , gerechtigd is tot het voortgezet en exclusief gebruik van het gehuurde aan het adres [adres] ;
beveelt [gedaagde] om het gehuurde binnen vier weken na dagtekening van dit vonnis te verlaten onder afgifte van de sleutels van het gehuurde aan [eiseres] , en het gehuurde zonder uitdrukkelijke toestemming van [eiseres] niet meer te betreden;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
exploot € 127,43
salaris € 398,00
griffierecht € 86,00
-----------------
totaal € 611,43
voor zover van toepassing, inclusief btw;
In reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding aan de zijde van [eiseres] gevallen, tot heden begroot op € 199,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
In conventie en reconventie
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 66,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.