ECLI:NL:RBAMS:2023:324

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
C/13/719103 / HA ZA 22-485
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid projectontwikkelaar voor schade aan woning door werkzaamheden aan bedrijventerrein

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van een woning, en Green Park Aalsmeer Gebiedsontwikkeling B.V., de projectontwikkelaar van een nabijgelegen bedrijventerrein. De eiser vorderde schadevergoeding van Green Park voor scheuren in de fundering van zijn woning, die volgens hem het gevolg waren van werkzaamheden die door Green Park waren uitgevoerd. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de werkzaamheden van Green Park de schade aan de woning hebben veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet heeft voldaan aan de vereisten voor aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad, zoals vastgelegd in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank concludeerde dat de werkzaamheden die voor de eigendomsoverdracht op 10 september 2020 zijn uitgevoerd, niet aan Green Park kunnen worden toegerekend. Ook de werkzaamheden na deze datum zijn niet voldoende onderbouwd door de eiser, die niet kon aantonen dat deze werkzaamheden schade aan zijn woning hebben veroorzaakt. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank zijn vastgesteld op € 9.277,00.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/719103 / HA ZA 22-485
Vonnis van 25 januari 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M. Maric te Leiden,
tegen
GREEN PARK AALSMEER GEBIEDSONTWIKKELING B.V.,
te Aalsmeer,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Green Park,
advocaat: mr. M.W.E. Lohman te Amsterdam.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 september 2022;
- de akte overlegging productie van [eiser] ;
- de akte overlegging productie van Green Park;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 december 2022.
Ten slotte is vonnis bepaald.

1.De feiten

1.1.
[eiser] is eigenaar en bewoner van een woning aan de [adres] (hierna: de woning). De woning is in 1924 gebouwd als noodwoning en staat op een op staal gemetselde fundering. Aan de zij- en achtergevel van de woning is omstreeks 1961 een uitbouw gemaakt.
1.2.
Green Park is opgericht voor de ontwikkeling van een bedrijventerrein tussen de bloemenveiling in Aalsmeer en Schiphol (hierna: het bedrijventerrein). Aandeelhouders van Green Park zijn de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn.
1.3.
De woning bevindt zich in de omgeving van het bedrijventerrein.
1.4.
Vanaf mei 2020 hebben sloopwerkzaamheden plaatsgevonden op een perceel dat onderdeel uitmaakt van het bedrijventerrein (hierna: het perceel). Op dat moment was Kanjers Vastgoed B.V. de eigenaar van het perceel. De sloopwerkzaamheden zijn uitgevoerd door aannemer [aannemer] .
1.5.
Op 10 september 2020 heeft Kanjers Vastgoed B.V. het perceel aan Green Park in eigendom overgedragen.
1.6.
Vanaf 2 november 2020 hebben graaf- en saneringswerkzaamheden op het perceel plaatsgevonden. Ook is er een watergang gedempt en gebaggerd en is er een watergang gegraven. Deze werkzaamheden zijn uitgevoerd door Arcadis Nederland B.V. (hierna: Arcadis).
1.7.
[eiser] heeft op of omstreeks 15 november 2020 bij Arcadis gemeld dat hij trillingsoverlast ervaarde. Naar aanleiding daarvan is op 17 november door Hanselman Expertise in opdracht van Green Park een opname gemaakt van de woning.
1.8.
Op 4 januari 2021 zijn in opdracht van [eiser] scheurwijdtemeters geplaatst op 5 plekken in de woning. Op 19 januari 2021, 15 maart 2021 en 11 januari 2022 hebben metingen plaatsgevonden.
1.9.
Op 10 maart 2022 heeft Dekra Experts (hierna: Dekra) in opdracht van [eiser] een rapport opgesteld, nadat zij de woning heeft onderzocht. Dekra heeft, samengevat, geconcludeerd dat scheuren in de fundering van de woning zijn ontstaan door trillingen en het inklinken van grondlagen en dat uit de resultaten van de scheurwijdtemetingen volgt dat dit is veroorzaakt door de werkzaamheden die in opdracht van Green Park zijn verricht.
1.10.
Bij brief van 12 april 2022 heeft [eiser] Green Park aansprakelijk gesteld voor de kosten van het herstel van schade aan zijn woning.
1.11.
Op 26 april 2022 heeft McLarens in opdracht van Green Park een rapport opgesteld (hierna: het rapport van McLarens) nadat zij de woning heeft onderzocht. McLarens heeft, samengevat, geconcludeerd dat uit de scheurwijdtemetingen niet blijkt dat de werkzaamheden trillingen hebben veroorzaakt die hebben geleid tot het inklinken van grondlagen met verzakkingen tot gevolg. Dan zouden de scheurwijdtemetingen namelijk uitsluitend een toename moeten laten zien. Een fundering op staal is gevoelig voor grondwaterstandfluctuaties en temperatuurschommelingen en dat kan de schommelende waardes van de scheurwijdtemetingen verklaren. De gebreken waarop McLarens door [eiser] is gewezen waren al zichtbaar op de foto’s van Hanseman Expertise. Het is niet aannemelijk dat trillingen zijn veroorzaakt door de werkzaamheden voorafgaand aan de vooropname gelet op de aard en omvang van de werkzaamheden, het toegepaste materieel en de afstand tussen de woning en de werkzaamheden.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert veroordeling van Green Park tot betaling van een bedrag van € 101.700,- voor schade aan de woning, een bedrag van € 2.775,- voor buitengerechtelijke kosten en een bedrag van € 11.600,80 voor expertisekosten. Verder vordert [eiser] veroordeling van Green Park tot betaling van de proceskosten en de nakosten. Volgens [eiser] heeft Green Park inbreuk gemaakt op zijn eigendomsrecht door schade te veroorzaken aan de woning. Green Park heeft daarmee tegenover [eiser] onrechtmatig gehandeld (artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek). Green Park is verplicht om de schade die door haar onrechtmatig handelen is ontstaan, te vergoeden.
2.2.
Green Park voert verweer. Volgens Green Park hebben de werkzaamheden die in haar opdracht aan het perceel zijn uitgevoerd, geen schade aan de woning van [eiser] veroorzaakt.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Green Park tegenover [eiser] aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad vanwege de werkzaamheden die op het perceel zijn uitgevoerd voor en nadat Green Park op 10 september 2020 eigenaar werd.
3.2.
Voor aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad geldt een aantal vereisten. Er moet een onrechtmatige daad hebben plaatsgevonden en de onrechtmatige daad moet toerekenbaar zijn aan de dader omdat het zijn schuld is of voor zijn rekening komt. Er moet verder schade zijn ontstaan en er moet een verband bestaan tussen de onrechtmatige daad en de schade. Er moet aan alle vereisten zijn voldaan. De partij die een vordering instelt op grond van onrechtmatige daad, moet dat stellen en bewijzen (artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
3.3.
In deze procedure is niet gebleken dat is voldaan aan de vereisten voor aansprakelijkheid van Green Park tegenover [eiser] op grond van onrechtmatige daad. Hierna wordt toegelicht waarom dat zo is.
De werkzaamheden op het perceel voor 10 september 2020
3.4.
[eiser] heeft gesteld dat de werkzaamheden op het perceel voor 10 september 2020 schade hebben veroorzaakt aan de woning en dat dit aan Green Park moet worden toegerekend, ook al was zij toen nog geen eigenaar. Green Park heeft betwist dat de werkzaamheden op het perceel voor 10 september 2020 aan haar kunnen worden toegerekend. Het is daarom aan [eiser] om dit te onderbouwen.
3.5.
[eiser] heeft over de toerekenbaarheid aangevoerd dat Kanjers Vastgoed B.V. het perceel niet uit eigen beweging bouwrijp heeft gemaakt. Bovendien heeft Kanjers Vastgoed B.V. [eiser] doorgestuurd naar Green Park. De beheerder van Kanjers Vastgoed B.V., de heer [naam 1] , werkte ook samen met Green Park. Ten slotte is mevrouw [naam 2] van Green Park op 23 juni 2020 bij hem langs geweest, aldus nog steeds [eiser] .
3.6.
Om toerekenbaarheid aan te kunnen nemen is nodig dat de werkzaamheden op het perceel voor 10 september 2020 zijn uitgevoerd door of in opdracht van Green Park. Dat kan niet worden opgemaakt uit de omstandigheden die [eiser] heeft aangevoerd. De werkzaamheden op het perceel voor 10 september 2020 zijn uitgevoerd door [aannemer] . Kanjers Vastgoed B.V. en Green Park hebben weliswaar afgesproken dat het perceel bouwrijp moest worden geleverd, maar dat betekent nog niet dat Green Park iets te maken heeft gehad met de opdracht voor en/of de uitvoering van de werkzaamheden op het perceel voor 10 september 2020. Dat volgt ook niet uit de enkele mededeling van Kanjers Vastgoed B.V. dat [eiser] bij Green Park moest zijn. Dat Green Park via de heer [naam 1] opdracht voor en/of uitvoering aan de werkzaamheden op het perceel voor 10 september 2020 heeft gegeven, is nergens uit gebleken. Ook uit het bezoek van mevrouw [naam 2] op 23 juni 2020 aan [eiser] kan niet de conclusie worden getrokken dat Green Park een rol had bij de opdracht voor en/of de uitvoering van de werkzaamheden op het perceel voor 10 september 2020. Green Park heeft namelijk verklaard dat zij in die periode met alle betrokkenen sprak over de ontwikkeling van het bedrijventerrein in het algemeen.
3.7.
Voor zover het gaat om de werkzaamheden op het perceel voor 10 september 2020 is dus niet gebleken dat wordt voldaan aan het vereiste van toerekenbaarheid. Daarom is de vordering van [eiser] niet toewijsbaar voor zover het gaat om de werkzaamheden op het perceel voor 10 september 2020.
De werkzaamheden op het perceel na 10 september 2020
3.8.
Volgens [eiser] hebben (ook) de werkzaamheden op het perceel na 10 september 2020 schade aan de woning veroorzaakt die toerekenbaar is aan Green Park. Green Park heeft dit betwist, zodat het aan [eiser] is om deze stellingen te onderbouwen.
3.9.
[eiser] heeft zijn stellingen als volgt onderbouwd. Er zijn significante verschillen gemeten met de scheurwijdtemeters en die verschillen zijn afgenomen nadat de werkzaamheden op het perceel zijn afgerond. Arcadis was al twee weken op het perceel bezig toen Hanselman Expertise op 17 november 2020 een opname van de woning maakte. Om die reden moet de bewijslast ook worden omgekeerd. Partijen hebben onderhandeld over een concept-vaststellingsovereenkomst waarin stond dat de fundering van [eiser] niet bestand was tegen de werkzaamheden op het perceel. Door de werkzaamheden is de hoofdwaterleiding beschadigd geraakt en dit heeft schade veroorzaakt aan de woning omdat de leidingen in de woning op de hoofdwaterleiding zijn aangesloten. Onder het perceel en de woning lag verder de fundering van een oud pad en de verwijdering daarvan tijdens de graafwerkzaamheden heeft schade veroorzaakt aan de woning. Op het perceel hebben bovendien heiwerkzaamheden plaatsgevonden die schade hebben veroorzaakt aan de woning.
3.10.
Uit de stellingen van [eiser] volgt niet dat aan de vereisten van toerekenbaarheid en schade is voldaan. Dat is het geval om de volgende redenen.
3.11.
Green Park heeft erop gewezen dat in het rapport van McLarens staat dat het schommelende patroon van de scheurwijdtemetingen niet past bij de stelling van [eiser] dat in de fundering van de woning scheuren zijn ontstaan door trillingen vanaf het perceel. Dan zouden de scheurwijdtemetingen uitsluitend een toename moeten laten zien. Het schommelende patroon van de scheurwijdtemetingen wijst erop dat grondwaterstandfluctuaties en temperatuurschommelingen de oorzaken zijn van de scheuren in de fundering van de woning. Een fundering op staal is daar volgens het rapport van McLarens namelijk gevoelig voor, aldus Green Park. [eiser] heeft dit onvoldoende weerlegd.
3.12.
Green Park heeft verder aangevoerd dat de werkzaamheden die in de twee weken voor de opname door Hanselman Expertise hebben plaatsgevonden, beperkt waren in omvang, op een ruime afstand van de woning plaatsvonden en dat daarbij relatief beperkt materieel is ingezet. Daarom is volgens het rapport van McLarens niet aannemelijk dat in de twee weken voor de opname door Hanselman Expertise trillingen zijn ontstaan die scheuren in de fundering van de woning hebben veroorzaakt. [eiser] heeft dit niet genoeg tegengesproken. Daarom is er ook geen aanleiding om de stelplicht en bewijslast om te keren. Als de stellingen van [eiser] zo moeten worden begrepen dat volgens hem (ook) na de opname van Hanselman Expertise door Green Park schade is veroorzaakt, gaat dat betoog net zo min op. In het rapport van McLarens staat namelijk dat de gestelde schade al op de foto’s van de opname van Hanselman Expertise te zien is. Ook dat is niet door [eiser] betwist.
3.13.
Tussen partijen staat vast dat een minnelijke regeling wel aan de orde is geweest maar niet tot stand is gekomen. [eiser] had moeten onderbouwen waarom de concept-vaststellingsovereenkomst, die niet door partijen is ondertekend, toch als onderbouwing of bewijs kan dienen. Dat heeft hij niet gedaan. Daarom gaat de rechtbank voorbij aan zijn stelling over de concept-vaststellingsovereenkomst.
3.14.
Dat de gestelde schade van [eiser] is veroorzaakt door werkzaamheden aan de hoofdwaterleiding en een oude fundering volgt nergens uit. Dekra en McLarens noemen dit allebei niet. Bovendien is niet gebleken dat door of in opdracht van Green Park werkzaamheden aan de hoofdwaterleiding en een oude fundering zijn uitgevoerd. Green Park heeft verklaard dat haar aannemer Arcadis alleen de werkzaamheden heeft uitgevoerd die staan vermeld in het rapport van McLarens. Daar staan deze werkzaamheden niet tussen. [eiser] heeft tegen één en ander niets ingebracht.
3.15.
Green Park heeft ten slotte opgemerkt dat de heiwerkzaamheden pas hebben plaatsgevonden nadat zij het perceel heeft herverkaveld en de herverkavelde deelpercelen in eigendom heeft overgedragen aan derden. Green Park was dus geen eigenaar meer van het perceel toen daar heiwerkzaamheden plaatsvonden en de heiwerkzaamheden zijn niet door of in opdracht van Green Park uitgevoerd. Ook dat is door [eiser] niet betwist.
3.16.
Voor een deel van de werkzaamheden na 10 september 2020 is dus niet gebleken dat wordt voldaan aan het vereiste dat schade is ontstaan. Voor het overige is niet gebleken dat wordt voldaan aan het vereiste van toerekenbaarheid. Daarom is de vordering van [eiser] ook niet toewijsbaar voor zover het gaat om werkzaamheden op het perceel na 10 september 2020.
Conclusie
3.17.
De vorderingen van [eiser] worden afgewezen. [eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Green Park als volgt vastgesteld:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
3.540,00
(2,00 punten × € 1.770,00)
Totaal
9.277,00
3.18.
Hierna onder ‘de beslissing’ staat ten slotte welk bedrag [eiser] moet betalen aan nakosten. Dit is een standaard bedrag dat altijd wordt toegewezen aan de in het gelijk gestelde partij (in dit geval Green Park), als vergoeding voor advocaatkosten en eventuele betekeningskosten die zij nog maakt na het wijzen van dit vonnis.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Green Park tot dit vonnis vastgesteld op € 9.277,00,
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. van der Werff en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.