ECLI:NL:RBAMS:2023:3239

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
13/034358-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 6 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in het kader van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De opgeëiste persoon, geboren in Polen, werd in Nederland aangehouden op basis van dit EAB. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak op verschillende zittingen gevolgd, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. Tijdens de zitting op 23 maart 2023 werd de termijn voor de uitspraak verlengd en werd de gevangenhouding bevolen, maar deze werd later geschorst.

De rechtbank heeft op 6 april 2023 een tussenuitspraak gedaan waarin de grondslagen van het EAB en de relevante artikelen van de Overleveringswet (OLW) zijn beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon rechtmatig in Nederland verblijft en dat er geen risico is dat zij haar verblijfsrecht verliest als gevolg van de straf die mogelijk in Polen wordt opgelegd. De raadsman heeft verzocht om gelijkstelling van de opgeëiste persoon met een Nederlander, wat de rechtbank heeft overwogen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 6 OLW, omdat er geen terugkeergarantie is voor de opgeëiste persoon in het geval van een veroordeling in Polen. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en de geschorste overleveringsdetentie opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/034358-23
Datum uitspraak: 2 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 27 juni 2022 door de
Sąd Okręgowy w Katowicach Wydział v Karny (Circuit Court in Katowice, V Criminal Division), Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 maart 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door haar raadsman, mr. F.P. Slewe, advocaat in Schiphol en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] Tevens heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen onder gelijktijdige schorsing ervan.
De rechtbank heeft op 6 april 2023 een tussenuitspraak gewezen, waarin het onderzoek is heropend en voor onbepaalde tijd geschorst, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen alsnog een IND-bevraging te laten plaatsvinden en eventueel een terugkeergarantie op te vragen bij de Poolse autoriteit.
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 2 mei 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door haar raadsman, mr. F.P. Slewe, advocaat in Schiphol en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 6 april 2023

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 6 april 2023 [3] . Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB, het genoegzaamheidsverweer, de strafbaarheid van het feit, artikel 13 OLW en artikel 11 OLW al beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De raadsman verzoekt de rechtbank om de opgeëiste persoon gelijk te stellen met een Nederlander om zo, in geval van veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering in de uitvoerende lidstaat, die straf vervolgens in Nederland te kunnen ondergaan. Indien de rechtbank ook van oordeel is dat de opgeëiste persoon gelijk gesteld moet worden met een Nederlander, dient de overlevering te worden geweigerd, nu op dit moment een terugkeergarantie ontbreekt.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de zaak aan te houden in afwachting van de terugkeergarantie van de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Oordeel van de rechtbank
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op basis van artikel 6, derde lid, van de OLW zijn voldaan aan de volgende vereisten:
1. de opgeëiste persoon verblijft ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. de opgeëiste persoon kan in Nederland worden vervolgd voor de feiten genoemd in het EAB;
3. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest als gevolg van de opgelegde straf of maatregel.
In de voornoemde tussenuitspraak van 6 april 2023 is al geoordeeld dat aan de eerste twee voorwaarden is voldaan. Het onderzoek is heropend om aan de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) te vragen of de verwachting bestaat dat de opgeëiste persoon haar verblijfsrecht verliest als gevolg van de verdenking dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het feit zoals vermeld in het EAB. In de e-mail van de IND van 1 mei 2023 staat dat zij haar verblijfsrecht niet zal verliezen.
De opgeëiste persoon kan dus op grond van artikel 6, derde lid, OLW worden gelijkgesteld met een Nederlander. De overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer gegarandeerd is dat de opgeëiste persoon in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, deze straf in Nederland mag ondergaan. Een dergelijke terugkeergarantie ontbreekt, hoewel de Poolse autoriteiten om toezending daarvan is verzocht op 13 april 2023 en daarover op 28 april 2023 via Eurojust is gerappelleerd. De rechtbank acht het niet waarschijnlijk dat deze nog wordt ontvangen voor het verstrijken van de 90 dagentermijn op 3 mei 2023 vanwege vrije dagen in Polen. Alhoewel de weigeringsgrond van artikel 6 OLW facultatief is, ziet de rechtbank geen aanleiding om van weigering af te zien nu de opgeëiste persoon immers met een Nederlander kan worden gelijkgesteld en expliciet een beroep op deze weigeringsgrond heeft gedaan. De overlevering wordt daarom geweigerd.

5.Slotsom

De rechtbank weigert de overlevering op grond van artikel 6 OLW.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Sąd Okręgowy w Katowicach Wydział v Karny (Circuit Court in Katowice, V Criminal Division), Polen voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB;
HEFT OPde geschorste overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 2 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.