Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Sąd Okręgowy w Katowicach Wydział V Karny (Circuit Court in Katowice, V Criminal Division), Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
decision of the Sąd Rejonowy Katowice-Wschód in Katowice (District Court Katowice-Wschód in Katowice)van 9 mei 2022 (referentienummer: IV Kp 185/22).
a package containing narcotic drugs in the form of cocaine’. Uit het EAB blijkt echter niet duidelijk of het daarbij gaat om een hoeveelheid van 1,32 kg of 1.320 kg cocaïne. Dat is met name van belang nu in het laatste geval de genoemde hoeveelheid cocaïne niet valt te rijmen met de verdenking dat de opgeëiste persoon (slechts) één pakket heeft vervoerd.
A form, dat in samenhang met het EAB moet worden gelezen, staat 1.320 kg. De vraag of de verdenking – dat de opgeëiste persoon één pakket met 1.320 kg cocaïne heeft vervoerd – juist is, moet bij de beoordeling van het EAB buiten beschouwing worden gelaten. Dat dient in Polen aan de orde te komen.
a package’ met cocaïne hebben gegeven aan een medeverdachte, waarna deze medeverdachte de cocaïne heeft vervoerd naar het Verenigd Koninkrijk. Dat de opgeëiste persoon ervan wordt verdacht dat zij ‘
a package’ heeft afgegeven aan een medeverdachte, is op zichzelf niet strijdig met de eerder genoemde hoeveelheid van (in ieder geval) 1.320 kg cocaïne en roept als zodanig dan ook geen vragen op. Dit geldt temeer nu zij als medepleger is aangemerkt en de volledige omvang van de verdenking (en daarmee het aantal drugstransporten) mogelijk niet beperkt is tot het door haar afgegeven pakket.
4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW
- de Poolse autoriteiten willen de opgeëiste persoon in Polen vervolgen;
- de opgeëiste persoon heeft de Poolse nationaliteit;
- het zwaartepunt van de zaak ligt in Polen;
- het Openbaar Ministerie is niet van plan om de opgeëiste persoon in Nederland voor deze feiten te vervolgen.
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
6.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest
7.Garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW
8.Beslissing
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd, met dien verstande dat de behandeling van het overleveringsverzoek uiterlijk
vóór het verstrijken van de beslistermijn op 3 mei 2023ter zitting dient te worden aangebracht;