ECLI:NL:RBAMS:2023:3237

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
13/060212-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot Poolse rechtsstaat en specialiteitsbeginsel

Op 16 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Polen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1977, die wordt verdacht van diefstal. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering van de opgeëiste persoon goedgekeurd, ondanks verweren van de verdediging die zich richtten op de rechtsstaat in Polen en het specialiteitsbeginsel. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon geen recht op een eerlijk proces had gehad en dat het verstekvonnis niet op de juiste wijze was betekend. De rechtbank oordeelde echter dat de informatie in het EAB voldoende was om de overlevering toe te staan. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden, en dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op 18 februari 2015 op de hoogte was gesteld van zijn rechten en dat hij het vonnis niet betwistte. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de structurele gebreken in de Poolse rechtsstaat, die de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in gevaar brengen, niet van invloed waren op deze specifieke zaak, aangezien de relevante gebeurtenissen zich na de uitspraak in 2015 hebben voorgedaan. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/060212-22
Datum uitspraak: 16 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 13 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 augustus 2020 door
the District Court in Koszalin II Criminal Department,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1977,
verblijvend op het adres:
[adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 2 mei 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. I.J.D.M.L. Bardoel advocaat te Oss en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
in absentia judgment of the Local Court in Koszalin of 10 February 2015(II K 799/14). In dit vonnis is aan opgeëiste persoon een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, welke ten uitvoer is gelegd bij vonnis van het
Local Court in Koszalinvan 21 januari 2019.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog elf maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat sprake is van een verstekvonnis en een omstandigheid als bedoeld in artikel 12, a tot en met d, OLW zich niet heeft voorgedaan. Het verstekvonnis is namelijk niet betekend op het door de opgeëiste persoon in 2014 opgegeven Engelse adres. Daarom moet de overlevering worden geweigerd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is, omdat een kopie van het vonnis persoonlijk aan de opgeëiste persoon is betekend zodat de omstandigheid van artikel 12 sub c zich voordoet.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - zich de omstandigheid van artikel 12, sub c, OLW heeft voorgedaan. In het EAB staat namelijk dat aan de opgeëiste persoon op 18 februari 2015 persoonlijk een kopie van het vonnis is betekend waarbij hij uitdrukkelijk is geïnformeerd over zijn rechten om een herzieningsverzoek of hoger beroep in te stellen. Daarbij is ook in het EAB aangegeven dat de opgeëiste persoon uitdrukkelijk heeft aangegeven dat hij het vonnis niet betwist. Hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd is voor de rechtbank onvoldoende om aan de informatie in het EAB te twijfelen. Het verweer wordt verworpen.
3.2
Specialiteitsbeginsel
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het beginsel van specialiteitsbescherming is aangetast. De opgeëiste persoon is in 2019 door het Verenigd Koninkrijk aan Polen overgeleverd. Het Verenigd Koninkrijk had door de Poolse autoriteiten in de gelegenheid moeten worden gesteld om ook over dit EAB te oordelen.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat niet is gebleken dat het specialiteitsbeginsel niet is gewaarborgd. Het verweer is namelijk niet onderbouwd door de raadsvrouw en wordt daarom verworpen.

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal.

5.Poolse rechtsstaat

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon geen recht op een eerlijk proces heeft gehad gezien de gebreken in de Poolse rechtsorde, waardoor geen gevolg aan het EAB moet worden gegeven. Voor de opgeëiste persoon was het niet mogelijk om verzet of hoger beroep aan te tekenen tegen de beslissing uit 2015 ondanks dat hij een Engels adres had opgegeven waar hij destijds woonde. Nu deze voorwaardelijke straf in 2019 ten uitvoer is gelegd had de opgeëiste persoon zeker tegen het vonnis van 2015 verzet of hoger beroep ingesteld.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit verweer niet kan slagen. Zij overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van structurele of fundamentele gebreken wat betreft de rechterlijke macht van Polen die de onafhankelijkheid van de rechterlijke instanties van Polen in gevaar brengen en dat daardoor een reëel gevaar dreigt dat het grondrecht op een eerlijk proces in de kern wordt aangetast [4] . In de onderhavige zaak, strekt het EAB tot tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf, die is opgelegd bij een vonnis uit 2015. De ingrijpende wijzigingen ten aanzien van de rechterlijke organisatie in Polen, op grond waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van structurele of fundamentele gebreken in de rechterlijke macht in Polen hebben zich echter voorgedaan vanaf het najaar van 2017. Het verweer kan reeds daarom niet slagen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 310 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan door
the District Court in Koszalin II Criminal Department(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Onder andere: ECLI:NL:RBAMS:2018:7032