In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte was aanwezig tijdens de zitting op 21 april 2023, waar de officier van justitie, mr. A.C. Lub, zijn vordering heeft gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van verschillende verdovende middelen, waaronder MDMA, tetrahydrocannabinol, GHB en amfetamine, op 24 januari 2023 in Amsterdam.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte 906,22 gram MDMA, een hoeveelheid GHB en een hoeveelheid amfetamine aanwezig heeft gehad, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen van het aanwezig hebben van de verdovende middelen, gezien de nauwe samenwerking tussen de verdachte en een medeverdachte. De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de hoeveelheid verdovende middelen die de verdachte in zijn bezit had, en heeft een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De rechtbank heeft ook de beslaglegging van de in beslag genomen verdovende middelen behandeld en deze onttrokken aan het verkeer. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.