ECLI:NL:RBAMS:2023:3159

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
13/026181-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 4 mei 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die op 24 januari 2023 in Amsterdam werd aangehouden voor het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van MDMA en cocaïne. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.C. Lub, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.P.W. Temminck Tuinstra. Tijdens de zitting op 21 april 2023 was de verdachte aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte 230 pillen MDMA en 1,87 gram cocaïne opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad. De rechtbank oordeelde dat het tenlastegelegde vervoer van verdovende middelen bewezen kon worden, waarbij de Hoge Raad een ruime uitleg aan het begrip 'vervoeren' heeft gegeven. De verdachte verklaarde dat hij de MDMA in de woning had aangetroffen en deze in zijn tas had gestopt, wat leidde tot zijn aanhouding.

De rechtbank heeft de strafbaarheid van het feit vastgesteld en geoordeeld dat er geen rechtvaardigingsgrond aanwezig was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 100 uren geëist, terwijl de verdediging vroeg om een onvoorwaardelijke taakstraf. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 1 maand opgelegd, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 40 uren, met vervangende hechtenis van 20 dagen bij niet-nakoming. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen verdovende middelen onttrokken aan het verkeer, aangezien deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/026181-23 (Promis)
Datum uitspraak: 4 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 april 2023. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C. Lub en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.P.W. Temminck Tuinstra naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – verkort weergegeven – ten laste gelegd dat hij zich op 24 januari 2023 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren danwel aanwezig hebben van MDMA en cocaïne.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen als bijlage 1 bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte de tenlastegelegde hoeveelheid verdovende middelen aanwezig heeft gehad. Verdachte moet van de andere handelingen met betrekking tot handel in verdovende middelen worden vrijgesproken.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde handelingen die betrekking hebben op handel in verdovende middelen. Het aanwezig hebben van verdovende middelen kan wel worden bewezen.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen, zoals omschreven in rubriek 4, dat verdachte 230 pillen MDMA en 1,87 gram cocaïne opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad. De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder het volgende.
3.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage 2 het volgende vast. Op 24 januari 2023 is, nadat verdachte de woning had verlaten, in de tas van verdachte een sealbag met 46 kleine sealbags aangetroffen. Verder zijn bij de fouillering van verdachte twee ponypacks aangetroffen. Verdachte heeft ter terechtzitting daarover verklaard dat hij de verdovende middelen in een zak die aan de binnenkant van de toegangsdeur van de woning was bevestigend en die tot doel had de post op te vangen zag liggen en dat hij de pillen daaruit heeft gepakt en vervolgens in zijn tas heeft gestopt. De verdovende middelen zijn getest door het Laboratorium Forensische Opsporing van Politie Amsterdam en uit deze test blijkt dat de verdovende middelen MDMA en cocaïne bevatten.
3.3.2.
Handel van verdovende middelen
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde vervoer van verdovende middelen kan worden bewezen. Aan het begrip “vervoeren” zoals dat in de Opiumwet voorkomt, heeft de Hoge Raad een ruime uitleg gegeven. In HR 8 mei 1984, NJ 1984, 701 werd geoordeeld dat, nu de verdachte de bedoeling had de tas met heroïne naar elders te vervoeren, het “daartoe” uit het raam naar buiten gooien van die tas als het vervoeren van die tas met heroïne kon worden aangemerkt. Daaruit lijkt te kunnen worden afgeleid dat zo wat elke verplaatsing van drugs die plaatsvindt met de bedoeling die drugs naar elders te vervoeren, het vervoeren van die drugs oplevert.
Verdachte heeft verklaard dat hij de MDMA in de woning heeft aangetroffen en vervolgens in zijn rugtas mee naar buiten heeft genomen, waar verdachte is aangehouden. De cocaïne die bij hem is aangetroffen had hij al eerder bij zich genomen. Door het mee naar buiten nemen van de verdovende middelen, heeft verdachte de verdovende middelen vervoerd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Op 24 januari 2023 te Amsterdam, opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad,
- 230 pillen, van een materiaal bevattende MDMA en;
- 1,87 gram, van een materiaal bevattende cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand met aftrek van voorarrest en een taakstraf van 100 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen met aftrek van het voorarrest.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen vervoerd en aanwezig gehad. Het voorhanden hebben en vervoeren van een dergelijke hoeveelheid drugs, kennelijk bestemd voor de handel in harddrugs, en in het verlengde daarvan het gebruik ervan, betekenen een bedreiging van de volksgezondheid, zorgen voor onrust in de samenleving en leiden veelal, direct en indirect, tot diverse vormen van criminaliteit.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de afspraken die de rechtbanken onderling over straffen hebben gemaakt. Uit deze afspraken blijkt dat één pil wordt gerekend als 0,5 gram harddrugs. Voor de handel van 100 tot 150 gram harddrugs geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 6 weken. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om een deel van de straf als taakstraf op te leggen.
Alles overwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van één maand, met aftrek van het voorarrest en een taakstraf van 40 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 20 dagen hechtenis, passend en geboden.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. 230 STK Xtc (Omschrijving: PL1300-2023018733-G6293009, Roze);
2. 2 STK Cocaïne (Omschrijving: PL1300-2023018733-G6293014, wit);
3. 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023018733-G6293011).
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op artikel 9, 22c, 22d, 36b, 36c en 55 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 10 en 13a van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
1 (een) maand
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
40 (veertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
20 (twintig) dagen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Xtc (Omschrijving: PL1300-2023018733-G6293009, Roze);
2. 2 STK Cocaïne (Omschrijving: PL1300-2023018733-G6293014, wit);
3. 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023018733-G6293011).
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. J. Thomas en G.H. Marcus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Buiskool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 mei 2023.
[…]

[…]

[…]