In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 4 mei 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die op 24 januari 2023 in Amsterdam werd aangehouden voor het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van MDMA en cocaïne. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.C. Lub, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.P.W. Temminck Tuinstra. Tijdens de zitting op 21 april 2023 was de verdachte aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte 230 pillen MDMA en 1,87 gram cocaïne opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad. De rechtbank oordeelde dat het tenlastegelegde vervoer van verdovende middelen bewezen kon worden, waarbij de Hoge Raad een ruime uitleg aan het begrip 'vervoeren' heeft gegeven. De verdachte verklaarde dat hij de MDMA in de woning had aangetroffen en deze in zijn tas had gestopt, wat leidde tot zijn aanhouding.
De rechtbank heeft de strafbaarheid van het feit vastgesteld en geoordeeld dat er geen rechtvaardigingsgrond aanwezig was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 100 uren geëist, terwijl de verdediging vroeg om een onvoorwaardelijke taakstraf. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 1 maand opgelegd, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 40 uren, met vervangende hechtenis van 20 dagen bij niet-nakoming. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen verdovende middelen onttrokken aan het verkeer, aangezien deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam.