In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit op bezwaar van de Belastingdienst/Toeslagen van 5 augustus 2022.
Met een besluit van 4 april 2022 heeft de Belastingdienst/Toeslagen op grond van het Besluit betalen private schulden (het Besluit) geweigerd de private schuld van eiseres aan [bedrijf 1] ( [bedrijf 1] ) te betalen, omdat de hoofdsom van die schuld niet volledig opeisbaar is geworden. Met het bestreden besluit van 5 augustus 2022 op het bezwaar van eiseres is de Belastingdienst/Toeslagen bij die weigering gebleven.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 5 april 2023 op zitting behandeld. Namens eiseres waren aanwezig haar gemachtigde en [echtgenoot van eiseres] , de echtgenoot van eiseres. Namens de Belastingdienst/Toeslagen waren aanwezig mr. S.N. Ishak,
[de persoon 1] en [de persoon 2] .
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank beoordeelt de weigering van de Belastingdienst/Toeslagen om de schuld van eiseres aan [bedrijf 1] te betalen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
Op 10 juli 2020 hebben eiseres en haar echtgenoot bij [bedrijf 1] een doorlopend krediet van € 30.000,- afgesloten. Zij hadden in december 2021 een openstaande schuld van € 29.584,52. Eiseres en haar echtgenoot zijn gedupeerden van de zogeheten kinderopvangtoeslagenaffaire. Op grond van het Besluit kon de Belastingdienst/Toeslagen private schulden van gedupeerde ouders betalen. Sociale Banken Nederland (SBN) voerde dit beleidsbesluit namens de Belastingdienst/Toeslagen uit. Om in aanmerking te komen voor betaling van de schuld bij [bedrijf 1] heeft eiseres op 5 januari 2022 een schuldenlijst aan SBN gezonden. Inmiddels is de schuld bij [bedrijf 1] volledig afgelost met een nieuwe lening, die eiseres en haar echtgenoot hebben afgesloten bij [bedrijf 2] .
Wettelijk kader
Ten tijde van het bestreden besluit gold als grondslag voor de besluitvorming het Besluit. Het Besluit was vastgesteld vooruitlopend op nieuwe wetgeving over de hersteloperatie om gedupeerde ouders tegemoet te komen. Per 2 november 2022 is het Besluit verankerd in afdeling 4.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen. Deze afdeling heeft terugwerkende kracht tot en met 29 oktober 2021. Besluiten vanaf dan over het al dan niet overnemen van private schulden in het kader van de hersteloperatie toeslagen, worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens het artikel van afdeling 4.1 waarin de desbetreffende herstelregeling is opgenomen. Dit betekent dat de rechtbank in deze zaak toetst aan de bepalingen van de Wet hersteloperatie toeslagen. De vereisten die de Wet hersteloperatie toeslagen stelt voor het overnemen en het betalen van private schulden zijn dezelfde vereisten die het Besluit stelde.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke bepalingen van de Wet hersteloperatie toeslagen zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Had de Belastingdienst/Toeslagen de schuld moeten overnemen?
Eiseres betoogt dat de Belastingdienst/Toeslagen de schuld aan [bedrijf 1] ten onrechte niet heeft overgenomen. Daartoe voert zij aan dat het vereiste dat
de hoofdsom van de schuld door betalingsachterstanden opeisbaar is geworden ten onrechte wordt gesteld. De lening bij [bedrijf 1] is aangegaan om grote familieschulden terug te kunnen betalen. Zij moesten geld lenen van familieleden na financiële malaise met een gastouderbureau. Volgens eiseres had zij de lening beter niet kunnen aflossen, omdat de Belastingdienst/Toeslagen de schuld in dat geval wel zou hebben overgenomen. Verder voert eiseres aan dat er bijzondere omstandigheden zijn om af te wijken van het vereiste dat de hoofdsom van de schuld door betalingsachterstanden opeisbaar is geworden. Volgens haar hebben de financiële problemen zich de afgelopen jaren opgestapeld. Zij lost maandelijks € 550,- af en houdt nauwelijks financiële ruimte over om bijvoorbeeld kleren en schoenen voor haar kinderen te kopen.
Artikel 4.1, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wet hersteloperatie toeslagen bepaalt dat de resterende hoofdsommen van leningen niet worden overgenomen, tenzij die vanwege betalingsachterstanden opeisbaar zijn geworden. Uit de memorie van toelichting van de Wet hersteloperatie toeslagen volgt dat de regeling voor het overnemen van private schulden bedoeld is om gedupeerde ouders zo veel mogelijk kans te bieden op een nieuwe start. Doordat alleen opeisbare betalingsachterstanden en hoofdsommen worden overgenomen, wordt beoogd te voorkomen dat een gedupeerde in de problemen komt door incassomaatregelen.De rechtbank overweegt dat deze bepaling dwingend is geformuleerd. Dat eiseres de lening moest aangaan om familieschulden terug te betalen, speelt daarom geen rol bij de vraag of een schuld had moeten worden overgenomen. Dit geldt ook voor het argument dat eiseres de lening beter niet had kunnen aflossen, zodat er dan betalingsachterstanden waren ontstaan. In dat opzicht heeft eiseres aangevoerd dat zij zich nu gestraft voelt, terwijl zij juist haar schuld wel aflost. De rechtbank wijst erop dat eiseres, zonder af te willen doen aan de gevolgen die de toeslagenaffaire voor haar heeft, niet kampt met de incassomaatregelen waar andere ouders met opeisbare private schulden wel mee kampen. Voor deze laatsten is deze regeling bedoeld. Overigens worden hun schulden dan niet per se helemaal overgenomen, maar enkel het opeisbare deel van de schuld. Dat deze specifieke regeling niet op eiseres van toepassing is, betekent niet dat zij geen aanspraak heeft op ruimhartig herstel van haar schade. Daarvoor gelden echter andere regelingen. Omdat niet in geschil is dat eiseres geen betalingsachterstanden heeft, heeft de Belastingdienst/Toeslagen terecht vastgesteld dat de schuld van eiseres niet in aanmerking komt voor overname.