ECLI:NL:RBAMS:2023:3125

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
13/024390-23 en 13/315728-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot oplichting en oplegging ISD-maatregel in Amsterdam

Op 4 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1987 en gedetineerd. De zaak betreft twee parketnummers: 13/024390-23 (zaak A) en 13/315728-22 (zaak B). In zaak A is de verdachte beschuldigd van winkeldiefstal en poging tot oplichting bij de supermarkt Dirk van den Broek op 23 januari 2023. In zaak B is de verdachte beschuldigd van vernieling van een auto op 2 december 2022. Tijdens de zitting op 21 april 2023 was de verdachte aanwezig en zijn de zaken gevoegd behandeld. De officier van justitie, mr. R. Leuven, heeft vrijspraak van de winkeldiefstal gevorderd, maar wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot oplichting. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. N. Stegerhoek, heeft ook vrijspraak bepleit voor zowel de winkeldiefstal als de vernieling, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de winkeldiefstal en de vernieling. Echter, de rechtbank achtte de poging tot oplichting wel bewezen, gebaseerd op camerabeelden en de verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte vervolgens veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, waarbij rekening is gehouden met zijn recidive en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft de maatregel opgelegd om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen en om de verdachte de kans te geven zijn gedrag te veranderen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/024390-23 (zaak A) en 13/315728-22 (zaak B) (Promis)
Datum uitspraak: 4 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres]
,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 april 2023. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De zaken worden hierna als respectievelijk zaak A (13/024390-23) en zaak B (13/315728-22) aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Leuven en van wat verdachte en zijn raadsman mr. N. Stegerhoek naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Zaak A
Aan verdachte is onder 1 – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 23 januari 2023 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan winkeldiefstal bij de Dirk van den Broek. Onder 2 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich op diezelfde dag en op dezelfde plaats heeft schuldig gemaakt aan een poging tot oplichting van de Dirk van den Broek.
Zaak B
Aan verdachte is in zaak B – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 2 december 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan vernieling van een auto.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen als bijlage 1 bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de winkeldiefstal (zaak A, feit 1), omdat niet kan worden bewezen dat verdachte de bierkratjes heeft weggenomen. Wel kan op grond van de aangifte, het proces-verbaal van de camerabeelden en de beschrijving door de medewerker van de Dirk van den Broek worden bewezen dat verdachte een poging tot oplichting heeft gedaan bij de Dirk van den Broek (zaak A, feit 2).
In zaak B kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan vernieling van de auto. De aangifte wordt namelijk ondersteund door het proces-verbaal camerabeelden en de stills.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde. Uit het dossier blijkt namelijk niet dat verdachte zich een bierkrat wederrechtelijk heeft toegeëigend. Ten aanzien van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
Verdachte moet eveneens worden vrijgesproken van het in zaak B tenlastegelegde, omdat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de auto is beschadigd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van het in zaak A onder 1 en in zaak B tenlastegelegde
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan winkeldiefstal (zaak A, feit 1).
Evenmin kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling van de auto, omdat op basis van het dossier onvoldoende kan worden vastgesteld dat er schade aan de auto is ontstaan. Er zit in het dossier geen schaderapport en de in het dossier opgenomen foto’s zijn onvoldoende duidelijk om te kunnen vaststellen dat er sprake is van schade.
3.3.2.
Het oordeel over het onder zaak A feit 2 tenlastegelegde
Wel is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot oplichting van de Dirk van den Broek (zaak A, feit 2). Uit het proces-verbaal camerabeelden blijkt dat verdachte in het emballage-apparaat is gekropen om de eerder door hem ingeleverde kratten uit het apparaat te trekken. Verdachte heeft deze kratten opnieuw aangeboden aan het apparaat. Uit het proces-verbaal aangifte blijkt dat verdachte vervolgens naar de kassa is gegaan en daar heeft geprobeerd de statiegeld bonnetjes in te leveren. De verdachte heeft dit op de zitting ook bekend.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van zaak A, feit 2
op 23 januari 2023 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen supermarkt Dirk van den Broek te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag, meermaals,
- een bierkrat heeft aangeboden bij het emballage-apparaat en
- vervolgens een statiegeldbon heeft ontvangen en
- vervolgens deels in het emballage-apparaat is gekropen en het krat heeft terug gepakt en
- vervolgens dat bierkrat nogmaals heeft aangeboden bij het emballage-apparaat en
- wederom een statiegeldbon heeft ontvangen deze heeft aangeboden bij de kassa en hier geld voor heeft gevraagd terwijl hij, verdachte, zich ten opzichte van voornoemde medewerker heeft voorgedaan als een klant te goeder trouw die op een rechtmatige wijze aan voornoemde statiegeldbon was gekomen en bevoegd en gerechtigd was om gebruik te maken van voornoemde statiegeldbon;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezengeachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de maatregel

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
(hierna: ISD-maatregel)zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de ISD-maatregel voorwaardelijk moet worden opgelegd en meer subsidiair dat de ISD-maatregel voor de duur van één jaar moet worden opgelegd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot oplichting, dit is een vervelend feit. Deze manier van oplichten veroorzaakt overlast voor winkeliers, waarbij de kosten voor beveiligingsmaatregelen worden doorberekend aan de consumenten, zodat de rekening van de diefstallen uiteindelijk bij de maatschappij komt te liggen.
Reclasseringsadvies d.d. 29 maart 2023
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van [reclasseringsinstelling] van 29 maart 2023. Dit rapport houdt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende in. Verdachte heeft het contact met de reclassering functioneel gebruikt en heeft sociaal wenselijk gedrag laten zien om geen ISD-maatregel opgelegd te krijgen. De reclassering schat de mate van responsiviteit en ontvankelijkheid van verdachte als laag in. Bij verdachte is sprake van een beperkt probleeminzicht. Verdachte is gediagnostiseerd met een beneden gemiddelde intelligentie en antisociale trekken. Daarnaast laat verdachte een patroon zien van het niet nakomen van afspraken. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, omdat behandeling in een ambulant kader ontoereikend is.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 21 april 2023 reclasseringswerker mevrouw [naam] , verbonden aan [reclasseringsinstelling] , als deskundige gehoord. Mevrouw [naam] heeft verklaard dat na de vorige ISD-maatregel de reclassering toezicht heeft opgezet. Verdachte is hiervan op de hoogte gebracht, maar is voor de reclassering niet bereikbaar geweest. Het toezicht is daarom geretourneerd. Daarna is na een aanhouding van verdachte wederom toezicht opgestart, maar ook dit toezicht is geretourneerd omdat verdachte niet heeft gereageerd. Verdachte heeft daarom de kansen die de reclassering heeft geboden na de vorige ISD-maatregel niet benut.
Oordeel rechtbank
De rechtbank stelt dat ten aanzien van het bewezengeachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft een misdrijf begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 april 2023 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 2 december 2022 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf, dat de in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en dat er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan.
Daarnaast volgt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie dat ook is voldaan aan de eisen die de ‘Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het openbaar ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Aan verdachte zijn meerdere onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd, die hem er niet van hebben weerhouden om telkens nieuwe strafbare feiten te begaan. Verdachte heeft hiermee laten zien dat hij niet in staat is geweest om langdurig niet in contact met politie en justitie te komen. De oorzaak van zijn recidiverende delictgedrag wordt gezien in zijn beperkte probleeminzicht, lijdensdruk, beneden gemiddelde intelligentie en antisociale trekken. Om het recidiverisico te verminderen heeft verdachte behandeling en begeleiding nodig, maar verdachte heeft eerder laten zien dat hij zich niet houdt aan afspraken met de reclassering. Verdachte heeft onvoldoende motivatie getoond voor gedragsverandering. De benodigde hulp kan daarom niet worden geboden binnen een drangkader.
De rechtbank overweegt dat daarnaast de veiligheid van goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank zal de officier van justitie daarom in zijn vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de ISD-maatregel te beperken tot de duur van één jaar.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 38m, 38n, 45 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 1 en in zaak B tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
zaak A, feit 2:
poging tot oplichting.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
twee (2) jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. J. Thomas en G.H. Marcus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Buiskool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 mei 2023.