3.4Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak primair ten laste gelegde (verkrachting)
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde verkrachting niet bewezen kan worden. Hoewel er aanwijzingen zijn dat aangeefster mogelijk gedrogeerd is, kan niet worden vastgesteld dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd – nog daargelaten de vraag of verdachte hierin een rol heeft gehad. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het primaire feit.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank vindt dat het subsidiaire feit – het seksueel binnendringen van aangeefster, terwijl zij in staat van verminderd bewustzijn verkeerde – bewezen kan worden en overweegt hiertoe als volgt.
Vaststaat dat aangeefster en verdachte seks hebben gehad in de ochtend van 23 oktober 2022. De rechtbank moet beoordelen of bewezen kan worden dat aangeefster op het moment dat de seksuele handelingen plaatsvonden, in staat van verminderd bewustzijn verkeerde en dat verdachte dit wist. Bij de invulling van het begrip ‘verminderd bewustzijn’ kan men denken aan situaties waarin de persoon zich bevindt in een roes als gevolg van het innemen van alcohol of drugs. Het gaat niet om de situatie dat iemand geheel weg is. Het gaat om situaties tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn in, waarbij van de persoon in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij weerstand biedt aan seksuele verlangens van een ander.Uit jurisprudentie van de Hoge Raadvolgt dat de wetgever met artikel 243 Sr ook bescherming heeft willen bieden aan personen die, hoewel niet onmachtig of gedwongen, in hun (half)slaap onvrijwillig in seksuele handelingen worden betrokken.
Betrouwbaarheid aangifte
Aangeefster heeft – zoals hiervoor onder 3.1 uitgebreid weergegeven – onder meer verklaard dat zij vanaf een bepaald moment in de nacht geen herinneringen meer heeft en wakker werd in een voor haar onbekende woning omdat verdachte haar op dat moment aan het penetreren was. De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om aan de betrouwbaarheid van de verklaring(en) van aangeefster te twijfelen. Zij heeft op meerdere momenten zowel kort na het gebeurde tegenover de politie als later in haar verklaringen consistent over de gebeurtenissen verklaard, zowel ten aanzien van de omstandigheden waaronder de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden als ten aanzien van wat er in de nacht ervoor en na de seks is gebeurd. Tevens zijn haar verklaringen gedetailleerd, voor zover zij daaraan herinneringen heeft. De verklaring van aangeefster vindt bovendien op belangrijke onderdelen steun in het dossier. Zo bieden de camerabeelden, getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte steun voor de toestand waarin aangeefster verkeerde toen zij met verdachte mee ging. Uit de bewijsmiddelen blijkt afdoende dat aangeefster die nacht in elk geval alcohol gedronken had en een joint heeft gerookt. Zo heeft de rechtbank op de ter terechtzitting getoonde camerabeelden waargenomen dat aangeefster omstreeks het vertrek uit Club [naam Club] omstreeks 04:30 uur onvast ter been is en een stapje opzij zet. Uit beschrijving van de camerabeelden door de politie volgt dat zij, als zij buiten op straat loopt met verdachte, op meerdere momenten onvast ter been lijkt, tegen verdachte aanleunt en steun bij hem zoekt. Verder heeft getuige [getuige 2] – de snorder – verklaard dat verdachte aangeefster ondersteunde op de trap en dat verdachte haar heeft geholpen bij het uittrekken van haar schoenen. Ook verdachte heeft verklaard dat aangeefster zo dronken was dat ze haar adres niet meer wist en dat zij in de kamer waar zij sliepen heeft overgegeven. Hij had medelijden met haar en dacht dat ze te dronken was om wat te kunnen. In het bed waar verdachte en aangeefster hebben geslapen hebben verbalisanten daarnaast braaksel en bloedvlekken aangetroffen. Verder is in de kamer ook een handdoek met bloedvlekken (waaraan verdachte vermoedelijk zijn penis heeft schoongemaakt) en een volledig (inclusief het touwtje) bebloede tampon aangetroffen, een en ander zoals aangeefster heeft verklaard.
Toestand aangeefster ochtend en steunbewijs
De rechtbank leidt uit het hiervoor genoemde af dat aangeefster in elk geval toen zij met verdachte naar de woning van de snorder toeging erg dronken (en/of onder invloed van drugs) was – in de woorden van verdachte ‘te dronken om iets te kunnen’ – en aldaar ook heeft overgegeven. Zij bevond zich al met al in een slechte toestand. Aangeefster heeft verklaard hieraan geen herinnering te hebben.
Voor de beoordeling van het ten laste gelegde is echter relevant in welke staat aangeefster zich de volgende ochtend, op het moment van de seksuele handelingen, bevond. Daarover overweegt de rechtbank als volgt.
Vaststaat dat er geen getuigen aanwezig waren die de handelingen zoals door aangeefster geschetst, kunnen bevestigen. In artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is bepaald dat de rechter het bewijs niet uitsluitend kan aannemen op de verklaring van één getuige. Met andere woorden: alleen de verklaring van aangeefster is onvoldoende bewijs. Er moet daarom meer bewijs zijn om een ten laste gelegd feit te bewijzen. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Niet is vereist dat elk onderdeel van de tenlastelegging in ander bewijsmateriaal steun vindt. Dat betekent dat de rechtbank moet beoordelen of de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Het steunbewijs dient verder te zien op feiten en omstandigheden die niet in een te ver verwijderd verband staan tot de aan verdachte verweten gedragingen.
De vraag of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van aangeefster beantwoordt de rechtbank bevestigend.
De rechtbank leidt uit de aangifte af dat aangeefster wakker werd doordat verdachte haar penetreerde, maar dat zij er maar half bij was en niets kon doen. Zij was suf en besefte niet wat er aan de hand was. Dit zou rond 10:00 uur in de ochtend hebben plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat de slechte toestand waarin aangeefster zich, zoals hiervoor gelet op de camerabeelden en de verklaringen van verdachte en getuige [getuige 2] vastgesteld, relatief kort daarvoor bevond, steun biedt aan haar verklaring dat zij in een kennelijk diepe slaap was geraakt en toen zij wakker werd er nog niet goed bij was althans in een staat van halfslaap bleef verkeren. Uit het dossier kan immers worden afgeleid dat aangeefster en verdachte omstreeks 04:35 uur de club hebben verlaten, zij daarna met een snorder hebben rondgereden en bij meerdere hotels hebben gevraagd of daar een kamer vrij was en uiteindelijk in de woning van de snorder zijn beland. Aldaar moest zij onder andere de trap op worden geholpen en moest zij overgeven. Het tijdsverloop tussen dat moment en 10:00 uur ’s ochtends is zodanig kort dat de rechtbank daarin steun ziet voor de verklaring van aangeefster over haar toestand die ochtend.
Daarnaast betrekt de rechtbank hierbij de verklaring van getuige [getuige 1] , en in het bijzonder de door haar waargenomen gemoedstoestand van aangeefster. Zij heeft verklaard dat aangeefster na het gebeurde totaal verwilderd, zeer emotioneel en in vieze kleding bij haar aankwam. Aangeefster moest huilen en maakte de indruk geknakt en bang te zijn, ook kon ze niet zitten door de pijn in haar vagina. Nadat aangeefster haar vertelde over wat er die ochtend met verdachte was gebeurd (gelijkluidend aan wat zij daarna bij de politie heeft verklaard), heeft getuige [getuige 1] de politie gebeld.
De rechtbank gaat er gelet op het voorgaande en samengevat, gelet op de verklaring van aangeefster, vanuit dat zij in de ochtend van 23 oktober 2022 in een diepe slaap verkeerde. Het voorafgaande gebruik van (in ieder geval) alcohol en het roken van een joint heeft hierop een versterkend effect gehad. Als gevolg hiervan heeft zij in eerste instantie niet gemerkt dat verdachte met zijn penis in haar vagina was binnengedrongen. Zij was, toen zij dit eenmaal bemerkte, in een staat van halfslaap niet bij machte om hiertegen weerstand te bieden. De rechtbank merkt dit aan als ‘verminderd bewustzijn’ als bedoeld in artikel 243 Sr.
De raadsvrouw heeft bepleit dat van een staat van verminderd bewustzijn geen sprake was, omdat aangeefster die ochtend onder meer heeft geappt en een taxi heeft besteld. Die handelingen sluiten de verklaring van aangeefster over haar toestand ten tijde van de seksuele handelingen waarvan zij wakker werd evenwel niet uit. Aangeefster heeft hierover immers verklaard dat zij suf was en nog niet besefte wat er gebeurde toen zij wakker werd terwijl verdachte bovenop haar lag en haar penetreerde. Pas na de seks werd zij alert(er) toen haar telefoon afging. De verklaring van getuige [getuige 2] dat aangeefster er ‘goed’ uit zag toen hij die ochtend desgevraagd kwam om de deur voor aangeefster te openen, doet daaraan evenmin af, nog daargelaten dat getuige [getuige 2] mogelijk enig belang zou kunnen hebben bij het schetsen van een rooskleuriger beeld van wat zich in de door hem tegen betaling aangeboden rommelkamer heeft afgespeeld. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Dat aangeefster die ochtend goed was opgeknapt en vervolgens (in het bed waarin zij gebraakt had) het initiatief heeft genomen en heeft ingestemd met de seksuele handelingen, zoals verdachte heeft verklaard, is niet aannemelijk geworden. Daarbij betrekt de rechtbank in het bijzonder dat verdachte ten aanzien van opvallende details geen verklaring heeft gegeven. Zo is het opvallend dat verdachte niet door zou hebben gehad dat aangeefster ongesteld was en dat het hem niet is opgevallen dat zij een tampon in had en niet gezien heeft hoe/wanneer de tampon eruit is gehaald, terwijl zij gelet op de aangetroffen tampon en bloedvlekken behoorlijk vloeide.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat aangeefster tijdens de seksuele handelingen in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde en dat verdachte zich hiervan bewust was. Zij was immers aan het slapen op het moment dat hij is begonnen haar te penetreren. Ondanks de wetenschap van haar toestand heeft verdachte ervoor gekozen om aangeefster te penetreren zonder zich vooraf te verzekeren van haar uitdrukkelijke toestemming. Verdachte heeft daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen (nog) in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Het subsidiaire feit wordt daarmee bewezen geacht.