In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 11 mei 2023 een tussenuitspraak gedaan in een vrijwaringsincident. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.D. Scheer, heeft een vordering ingesteld tegen Peters Wonen B.V., vertegenwoordigd door mr. L. Quant, wegens gebrekkige levering van laminaatdelen. De eiser vordert een verklaring voor recht dat de geleverde laminaatdelen gebrekkig zijn en verzoekt om schadevergoeding van in totaal € 14.687,18, inclusief kosten voor schadevaststelling en buitengerechtelijke incassokosten.
Peters Wonen heeft op haar beurt een incidentele vordering ingediend om [naam] en Jordan Nederland B.V. in vrijwaring op te roepen. Peters Wonen stelt dat de schade is ontstaan door onrechtmatig handelen van [naam], die de vloer niet volgens de legvoorschriften heeft gelegd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er voldoende grond is voor de oproeping van Jordan in vrijwaring, omdat er een rechtsverhouding bestaat die tot vrijwaring kan verplichten. Echter, de vordering om [naam] in vrijwaring op te roepen is afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs is dat [naam] als hulppersoon van Peters Wonen kan worden aangemerkt.
De proceskosten zijn gecompenseerd, aangezien de eiser zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor conclusie van antwoord.