ECLI:NL:RBAMS:2023:2998

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
13/287416-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot zware mishandeling, veroordeling voor mishandeling met taakstraf en bijzondere voorwaarden

Op 10 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en subsidiair van mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 6 november 2022 in Amsterdam, waarbij de verdachte betrokken was in een vechtpartij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tijdens deze vechtpartij een klap of stomp heeft uitgedeeld aan het slachtoffer, [persoon 1]. De officier van justitie vorderde een veroordeling voor poging tot zware mishandeling, maar de rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte de intentie had om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling, maar achtte de subsidiair ten laste gelegde mishandeling wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook de reclassering geadviseerd om voorwaarden op te leggen om recidive te voorkomen. De voorlopige hechtenis werd opgeheven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/287416-22
Datum uitspraak: 10 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Modder en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B. Hartman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling, subsidiair ten laste gelegd als mishandeling, op 6 november 2022 in Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ibij dit vonnis.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft aangever een klap tegen zijn hoofd gegeven. Op basis van de camerabeelden en gezien de omstandigheid dat verdachte professioneel bokser is, concludeert de officier van justitie dat verdachte de bedoeling had om aangever door zijn slag op de grond te doen vallen. Alles bij elkaar kan een poging tot het toebrengen van zware mishandeling worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit, omdat de tenlastegelegde handelingen met onvoldoende zekerheid kunnen worden vastgesteld. Verdachte heeft bij de politie weliswaar verklaard dat hij geslagen heeft, maar dat betreft een ander moment in het gevecht. Bovendien kan niet worden vastgesteld of verdachte [persoon 1] , of iemand anders sloeg. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Onvoorwaardelijk opzet kan niet worden vastgesteld en de verrichte handelingen leveren naar hun aard geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op. Meer subsidiair heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het specifiek stompen of slaan, omdat deze handelingen op basis van de camerabeelden niet zijn waar te nemen.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank stelt vast dat op 6 november 2022 een vechtpartij op de Amstel ter hoogte van huisnummer [nummer] te Amsterdam heeft plaatsgevonden. Hierbij zijn onder meer verdachte en [persoon 1] betrokken geweest. [persoon 1] heeft aangifte gedaan met betrekking tot deze vechtpartij en heeft verklaard dat hij is geslagen door een voor hem onbekende man. Daarnaast heeft [persoon 1] verklaard dat hij na deze klap op de grond wakker is geworden. Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn toenmalige vriendin, [persoon 2] , op straat liep en dat een groepje personen hen tegemoet kwam. Toen één van deze personen [persoon 2] een duw gaf, heeft verdachte hier verbaal op gereageerd. Naar aanleiding hiervan is een vechtpartij ontstaan.
Feiten en omstandigheden
De beelden van de vechtpartij zijn op de zitting uitgebreid getoond. De rechtbank heeft waargenomen, en ook op zitting benoemd, dat verdachte tijdens de vechtpartij op een gegeven moment tweemaal een slaande beweging maakt. De rechtbank kan echter niet vaststellen tegen welke persoon die slaande bewegingen zijn gericht. Later tijdens de vechtpartij is zichtbaar dat een persoon op de grond valt, waarna verdachte in beeld komt als degene die dan voor deze persoon staat. De rechtbank stelt vast dat deze persoon aangever [persoon 1] is. Op de beelden wordt namelijk waargenomen dat deze persoon nadat hij op de grond valt, even (bewusteloos) blijft liggen. [persoon 1] heeft verklaard dat hij niet veel meer van het gevecht weet, maar dat hij nog wel weet dat hij op straat wakker werd. De rechtbank concludeert daarom dat degene die op dit moment op de grond viel, [persoon 1] is. Op de beelden van het gevecht is geen andere persoon waar te nemen die op de grond valt en even blijft liggen.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een jongen een linkerhoek heeft gegeven, waarna die jongen “er op neer ging”. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij hiermee doelde op het eerdere moment tijdens de vechtpartij, waarbij hij tweemaal slaande bewegingen maakte. De rechtbank overweegt echter dat alleen met betrekking tot dit moment op de beelden is waar te nemen dat verdachte een beweging maakt, waarna een persoon ( [persoon 1] ) op de grond valt. De rechtbank concludeert daarom dat het niet anders kan dan dat de verklaring van verdachte over de linkerhoek betrekking heeft gehad op de voorwaartse beweging van verdachte richting [persoon 1] , waarna [persoon 1] op de grond viel. Dat vanwege het camerastandpunt geen klap, maar enkel een voorwaartse beweging op de beelden te zien zou zijn, doet aan dit oordeel niet af. Een voorwaartse beweging sluit een slag of een stomp namelijk niet uit. De snelheid waarmee [persoon 1] op de grond viel, past daarnaast beter bij een (krachtige) slag of een stomp, dan bij een andersoortige voorwaartse beweging. De rechtbank stelt daarom vast dat verdachte aangever [persoon 1] tegen het lichaam heeft geslagen of gestompt.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe het handelen van verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Ten aanzien van de poging tot zware mishandeling (primair)
De rechtbank is van oordeel dat de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte aangever [persoon 1] één keer met kracht heeft geslagen of gestompt. Uit de aard van het geweld blijkt echter onvoldoende dat verdachte [persoon 1] zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen of dat hij met zijn handelen de aanmerkelijke kans hierop bewust heeft aanvaard. Aan de enkele omstandigheid dat verdachte in het dagelijks leven professioneel vechtsporter is, mag in dit verband geen doorslaggevende betekenis worden gehecht. Weliswaar heeft aangever daarnaast letsel opgelopen, maar niet is uit te sluiten dat dit letsel is veroorzaakt door de val op de grond. Om die reden wordt verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van de mishandeling (subsidiair)
De rechtbank acht de subsidiair tenlastegelegde mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen. Door met kracht een klap of stomp uit te delen, kan het niet anders dan dat verdachte het oogmerk heeft gehad op het ontstaan van pijn of letsel bij [persoon 1] . Daarom kan worden bewezen dat verdachte [persoon 1] heeft mishandeld.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 6 november 2022 te Amsterdam [persoon 1] heeft mishandeld door met kracht tegen het lichaam van voornoemde [persoon 1] te slaan of te stompen.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een
taakstraf van 60 uren, met aftrek van voorarrest, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat bij een strafoplegging kan worden volstaan met een voorwaardelijke straf waaraan eventueel enkele voorwaarden worden verbonden. De verdediging verzoekt rekening te houden met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), de omstandigheid dat verdachte goed heeft meegewerkt aan een schorsingstraject en de duur van het voorarrest. Daarnaast verzoekt zij de rechtbank er rekening mee te houden dat verdachte de klap heeft gegeven tijdens een gevecht waarin de wederpartij verdachte fysiek en in aantal de baas is geweest.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer te slaan of te stompen. Het feit wakkert gevoelens van onveiligheid in de samenleving aan, nu deze mishandeling heeft plaatsgevonden op de openbare weg en als uitgaansgeweld is te kenschetsen. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 27 maart 2023. Hieruit blijkt dat verdachte tweemaal eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De laatste keer, 18 januari 2023, is aan hem één (1) maand gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met dit feit in het kader van artikel 63 Sr.
Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van de reclasseringsrapportages van 25 april 2023 en 8 november 2022, opgemaakt in deze zaak, en die van 30 maart 2022, opgemaakt in een andere zaak. Hieruit volgt – kort gezegd – dat de reclassering zorgen heeft over verdachte, omdat hij in korte tijd meermaals in beeld is gekomen als verdachte van een geweldsdelict. Verdachte komt zijn afspraken bij de toezichthouder weliswaar na, maar de gesprekken hebben weinig diepgang. Dit kan volgens de reclassering als oorzaak hebben dat verdachte vindt dat hij onschuldig is, althans zegt uit zelfverdediging te hebben gehandeld. Mede daarom is de responsiviteit – inhoudende het toepassen van zelfreflectie en de wens hebben om mogelijk strafbaar gedrag te veranderen – laag en heeft hij geen hulpvraag. Verder heeft de toezichthouder bij een van de meldgesprekken een sterke alcoholgeur bij verdachte waargenomen en heeft verdachte van de toezichthouder een officiële waarschuwing gekregen vanwege een seksueel overschrijdende opmerking. De reclassering adviseert gezien het voorgaande om voorwaarden aan verdachte op te leggen in de vorm van een meldplicht, ambulante behandeling, dagbesteding en medewerking aan middelencontrole. Dit om recidive en het toebrengen van schade aan anderen te voorkomen.
Gelet op het voorgaande, en gezien de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 60 uren met aftrek van het voorarrest, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend is. De rechtbank zal tevens de bijzondere voorwaarden opleggen zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.

8.Voorlopige hechtenis

De rechtbank heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
60(zestig)
uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
30(dertig)
dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van
2(twee)
urenper dag.
Beveelt dat een gedeelte, groot
30(dertig)
uren, van deze taakstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2(twee) jaren vast.
Beveelt dat, als verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
15(vijftien)
dagen.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde meldt zich na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het [adres 2] blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of Inforsa, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van werk met een vaste structuur.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Voorwaarden van rechtswege daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mrs. S.J. Mees-Bolle en C.F.J. Heemskerk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Roodenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 mei 2023.
[…]