Beoordeling in conventie en reconventie
7. In zijn primaire verweer betwist [eiser] niet dat de corona-epidemie en de daaruit voortvloeiende overheidsmaatregelen onvoorziene omstandigheden vormen die onder meer het winkelbedrijf in haar omzet heeft geraakt, wat tot huurkorting kan leiden (verdeling van de pijn). Uit het arrest van de Hoge Raad volgt volgens [eiser] echter dat dit alleen tot huurkorting kan leiden bij huurovereenkomsten van winkelruimtes waar door verminderd winkelbezoek het omzetverlies feitelijk is geleden. Dat is dus niet in de door No Label van [eiser] gehuurde ruimte, die immers alleen als opslagruimte diende. No Label is door de maatregelen dus niet gehinderd in de exploitatie van het gehuurde.
8. Geoordeeld wordt dat niet (voldoende) is betwist dat vanuit de gehuurde ruimte de bevoorrading van de naastgelegen winkel plaatsvond. Dat betekent dat de activiteiten in de gehuurde opslagruimte plaatsvonden in het kader van de bedrijfsvoering van de naastgelegen winkel. Dat die bedrijfsvoering qua omzet negatief is geraakt door de overheidsmaatregelen is niet in geschil. Dat betekent dat, hoewel in de gehuurde ruimte zelf geen omzet werd gegenereerd, de gebruikswaarde ervan in de coronaperiode wel degelijk is verminderd. Het doel van de opslag in het gehuurde was immers de bevoorrading van de winkel te kunnen garanderen en als de winkel dicht is valt die functie van het gehuurde weg. De zin van de huurovereenkomst hing dus volledig af van een succesvolle exploitatie van de winkelruimte.
9. Anders dan [eiser] bepleit is het toekennen van huurkorting aan No Label niet in strijd met het arrest van de Hoge Raad. De ratio achter de bewoordingen van dit arrest is om de pijn van de nadelige gevolgen van de overheidsmaatregelen voor het winkelbedrijf te verdelen tussen huurder en verhuurder. Uit de omstandigheid dat de Hoge Raad in zijn arrest niet de mogelijkheid heeft besproken van verschillende huurovereenkomsten voor bedrijfsruimte opslag/bevoorrading enerzijds en de daar qua bedrijfsvoering mee samenhangende winkelruimte anderzijds kan niet, zoals [eiser] doet, de conclusie worden getrokken dat de Hoge Raad een huurovereenkomst als waarvan in de onderhavige procedure sprake is in alle gevallen heeft willen uitzonderen waar het het recht van de huurder op huurkorting betreft.
10. Geoordeeld wordt dan ook dat het in lijn is met het arrest van de Hoge Raad om No Label ten aanzien van de gehuurde bedrijfsruimte voor wat betreft de gevolgen van de coronacrisis het recht op huurkorting toe te kennen. Dat er in het onderhavige geval sprake is niet alleen van verschillende huurovereenkomsten voor winkel- en opslagruimte, maar ook nog van verschillende verhuurders maakt dit oordeel niet anders.
11. Dat betekent dat thans het subsidiaire verweer tegen de hoogte van de korting moet worden besproken.
12. Dat er geen TVL is verleend staat naar het oordeel van de kantonrechter niet in de weg aan toepassing van de methode van de Hoge Raad bij het bepalen van de hoogte van huurkorting. De stappen a en b uit de in het arrest gegeven methode kunnen worden overgeslagen. Wel wordt geoordeeld dat nu het ontbreken van TVL bij toepassing van de methode in het nadeel van [eiser] werkt, dit ontbreken voor risico van No Label moet blijven. Dat wil zeggen dat de verhouding 50/50 waar de Hoge Raad in zijn arrest bij het verdelen van de pijn van uit gaat in de onderhavige procedure naar billijkheid wordt gecorrigeerd tot 70/30.
13. Geoordeeld wordt dat met haar als productie 1 overgelegde overzicht, bezien in samenhang met de als productie 7 overgelegde accountantsverklaring en de ter zitting daarop gegeven toelichting, No Label voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij het in het overzicht berekende omzetverlies over de periode maart 2020 tot en met maart 2022 heeft geleden. Dat overzicht zal daarom worden gebruikt bij het berekenen van de korting. Dat de in dat overzicht door No Label berekende korting per maand volgens de methode van de Hoge Raad (zonder TVL) bij de gegeven omzetcijfers juist is, heeft [eiser] niet (voldoende) betwist. De zeer geringe verschillen in omzetcijfers tussen kassasysteem en inrichtingsjaarrekening/kolommenbalans geven geen aanleiding om dit anders te zien. Het verweer dat de maand maart 2022 niet mag meetellen slaagt, aangezien toen alle maatregelen waren opgeheven. Dat betekent dat voor die maand de volledige huur verschuldigd is en dat er dus geen recht bestaat op de berekende korting van € 105,52. Dat er twee maanden in de periode in kwestie een omzetstijging was ten opzichte van dezelfde maanden in de referentieperiode doet niet ter zake, want anders dan [eiser] aanvoert maakt No Label voor die maanden geen aanspraak op korting op de huur.
14. In lijn met het arrest van de Hoge Raad geldt de huurkorting alleen in de periodes waarin de waarde van het gebruiksrecht van het gehuurde zo sterk is verminderd dat de waardeverhouding tussen de wederzijdse prestaties van de verhuurder en de huurder in ernstige mate is verstoord, dat wil zeggen alleen over de maanden waarin de omzetdaling 30% of meer bedroeg. Dit betekent dat over de maanden juni tot en met oktober 2020 en maart tot en met november 2021 geen huurkorting aan No Label wordt verleend. Over de periode maart 2020 tot en met februari 2022 bedraagt de huurkorting dan:
- maart 2020 30% van 49,73% = 14,92% = € 490,77
- april 2020 30% van 54,30% = 16,29% = € 535,83
- mei 2020 30% van 39,04% = 11,71% = € 385,18
- november 2020 30% van 33,39% = 10,02% = € 334,22
- december 2020 30% van 65,20% = 19,56% = € 652,43
- januari 2021 30% van 100% = 30% = € 1.000,65
- februari 2021 30% van 100% = 30% = € 1.000,65
- december 2021 30% van 41,72% = 12,52% = € 425,50
- januari 2022 30% van 51,78% = 15,53% = € 527,80
- februari 2022 30% van 33,93% = 10,18% = € 345,97
Totaal huurkorting: € 5.699,00
15. Uit het bovenstaande volgt dat No Label over de periode maart 2020 tot en met februari 2022 recht heeft op een korting van € 5.699,00. Dat bedrag moet afgetrokken worden van de huurachterstand van € 10.384,00, waarmee een bedrag aan huurachterstand overblijft van € 4.685,00. Dit bedrag is in conventie toewijsbaar aan [eiser] .
16. De niet (voldoende) betwiste vordering tot buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, in die zin dat de kosten worden berekend over de toewijsbare hoofdsom met toepassing van de wettelijke staffel. Dit komt neer op een bedrag van € 593,90.
17. In reconventie is de vordering onder II (wijziging van de huurprijs) van de eis toewijsbaar als na te melden. De vordering onder I is een verklaring voor recht die de gegeven gronden voor toewijzing van de vordering onder II bevestigt. Daarbij heeft No Label geen belang. De vordering tot betaling van teveel betaalde huur is gelet op de beslissing in conventie niet toewijsbaar.
18. Aangezien partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld worden de proceskosten zowel in conventie als in reconventie gecompenseerd als na te melden.