ECLI:NL:RBAMS:2023:2931

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
13/047739-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborg voor detentieomstandigheden

Op 10 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Procureur de la République in Lille, Frankrijk. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Frankrijk in 1986, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is en op dat moment gedetineerd was. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 26 april 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. G.P. Sholeh, aanwezig was. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn, maar zijn raadsman, mr. M.G. van Wijk, was wel aanwezig en heeft namens hem een standpunt ingenomen. Zowel de raadsman als de officier van justitie hebben gesteld dat er geen beletselen zijn voor de overlevering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat hij de Franse nationaliteit heeft. Het EAB is uitgevaardigd voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van zes jaar, opgelegd voor georganiseerde of gewapende diefstal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd en heeft geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering, aangezien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bevestigd dat de opgeëiste persoon na overlevering op de hoogte zal worden gesteld van zijn recht op een nieuwe proces- of beroepsprocedure.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in de Franse detentie-instelling in Nîmes beoordeeld. Eerdere uitspraken hadden aangetoond dat er een reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling, maar de rechtbank heeft geconstateerd dat de garantie van de Franse autoriteiten dat de opgeëiste persoon niet in Nîmes zal worden gedetineerd, dit gevaar heeft weggenomen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en er geen beletselen waren voor de overlevering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/047739-23
Datum uitspraak: 10 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 9 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 mei 2022 door de
Procureur de la Républiquebij het
Tribunal Judiciairein Lille (Frankrijk) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 26 april 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht aanwezig te zijn op zitting.
Zijn raadsman, mr. M.G. van Wijk, advocaat in Hoorn, is wel op zitting verschenen en was gemachtigd om namens de opgeëiste persoon een standpunt in te nemen.
Zowel de raadsman als de officier van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat er geen beletselen zijn voor het toestaan van de overlevering van de opgeëiste persoon.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Franse nationaliteit heeft.

3. Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt:
  • een aanhoudingsbevel van 19 januari 2015 van de rechter-commissaris in Lille;
  • een verstekvonnis van 17 oktober 2017 van de strafrechtbank in Lille (referentie: parketnummer 12144000136)
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in onderdeel d) onder 3.4:
“Betrokkene heeft de kennisgeving van de uitspraak niet persoonlijk ontvangen, maar
- Hij/zij zal deze onmiddellijk na de overlevering ontvangen, en
- Wanneer hij/zij deze ontvangen heeft, zal hij/zij expliciet in kennis gesteld van zijn/haar recht op een nieuwe proces-of beroepsprocedure, waaraan betrokkene het recht heeft om deel te nemen en die de mogelijkheid biedt om de zaak opnieuw ten gronde te behandelen, rekening houdende met nieuwe bewijselementen, en kan leiden tot een nietigverklaring van de oorspronkelijke uitspraak, en
- Hij/zij zal op de hoogte worden gebracht van de termijn waarbinnen hij/zij kan vragen om een nieuw proces of beroep, te weten 10 dagen.
Betrokkene kan binnen een periode van 10 dagen gerekend vanaf de betekening van de uitspraak beroep aantekenen/bezwaar maken. In dit geval zal het oorspronkelijke vonnis nietig worden verklaard en zal hij/zij opnieuw voor de feiten worden berecht.”
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich daarom niet voor.

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken in andere zaken (onder andere ECLI:NL:RBAMS:2017:3763) geoordeeld dat er op dit moment ten aanzien van de detentie-instelling in Nîmes een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
De
substitut du procureur de la Républiquein Lille heeft bij e-mail van 28 maart 2023 het volgende meegedeeld:
“I hereby state that in case of surrender pursuant to Council Framework Decision of 13 June 2002 on the European arrest warrant and the surrender procedures between Member States and in case of incarceration upon arrival in France, Mr. [opgeëiste persoon] would be under no circumstances be incarcerated in Nîmes.”
Gelet op deze garantie is de rechtbank van oordeel dat het hiervoor omschreven reële gevaar van een onmenselijk of vernederende behandeling in de detentie-instelling in Nîmes voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Dit betekent dat de detentieomstandigheden in Nîmes geen beletsel voor de overlevering vormen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Procureur de la Républiquebij het
Tribunal Judiciairete Lille (Frankrijk) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 10 mei 2023.
[...]

Voetnoten

1.[...]
2.[...]
3.[...]