ECLI:NL:RBAMS:2023:293

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
C/13/713405 / HA ZA 22-115
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in een verklaringsprocedure over derdenbeslag en opeisbare vorderingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft MZ Bouw Projecten B.V. (hierna: MZ) een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschappen Amaal B.V., Amaal Group B.V. en Hotel Assendelft B.V. in het kader van een verklaringsprocedure naar aanleiding van derdenbeslagen die MZ heeft gelegd. MZ heeft een vordering tot betaling van een bedrag van € 364.821,65, plus rente en kosten, dat Bouwplan Beheer B.V. aan MZ verschuldigd zou zijn. De gedaagden hebben derdenverklaringen afgelegd, maar MZ betwist de juistheid daarvan. De rechtbank heeft in deze tussenvonnis geoordeeld dat Hotel Assendelft onvoldoende heeft onderbouwd dat er op het moment van beslag geen opeisbare vorderingen van Bouwplan op haar bestonden. De rechtbank heeft Hotel Assendelft de gelegenheid gegeven om haar stellingen nader te onderbouwen. De procedures tegen Amaal en Amaal Group zijn geschorst vanwege hun faillissement. De rechtbank heeft de zaak naar de parkeerrol verwezen en verdere beslissingen aangehouden tot de nadere onderbouwing door Hotel Assendelft.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/713405 / HA ZA 22-115
Vonnis van 25 januari 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MZ BOUW PROJECTEN B.V.,
gevestigd te Uithoorn,
eiseres,
advocaat: mr. M.D. de Wit te Uithoorn,
tegen
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
1.
AMAAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
die failliet is verklaard,
2.
AMAAL GROUP B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
die failliet is verklaard,
3.
HOTEL ASSENDELFT B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
advocaat mr. P. Geervliet.
Eiseres wordt hierna ook “MZ” genoemd. Gedaagde 1 wordt “Amaal” genoemd, gedaagde 2 “Amaal Group” en gedaagde 3 “Hotel Assendelft”.
Waar gaat deze zaak over?
Bouwplan Beheer B.V. (hierna: “Bouwplan”) is bij vonnis veroordeeld om MZ € 364.821,65 te betalen plus rente, kosten en proceskosten. Om deze vordering voldaan te krijgen heeft MZ derdenbeslagen gelegd onder een aantal derden, waaronder gedaagden. Gedaagden hebben derdenverklaringen afgelegd maar MZ heeft de juistheid van die verklaringen betwist. MZ vordert in deze procedure onder meer vaststelling van wat gedaagden aan Bouwplan moeten betalen en een bevel om dat bedrag aan MZ te betalen.
De procedures tegen Amaal en Amaal Group zijn vanwege faillissement van rechtswege geschorst.
Hotel Assendelft betoogt dat zij niets aan Bouwplan hoeft te betalen. Zij voert als verweer dat de overeenkomst die zij met Bouwplan had is beëindigd vóór de beslaglegging door MZ en Bouwplan als gevolg daarvan niets meer te vorderen had.
In dit vonnis komt de rechtbank tot het oordeel dat Hotel Assendelft tot nog toe onvoldoende heeft onderbouwd dat er op het moment van beslag géén opeisbare vorderingen van Bouwplan op Hotel Assendelft (meer) bestonden. Hotel Assendelft krijgt de gelegenheid haar stellingen op dit punt nader te onderbouwen.
De beslissingen worden hierna toegelicht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken in het dossier:
  • het vonnis in de incidenten van 29 juni 2022 en de daarin genoemde stukken
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak van Hotel Assendelft en Veliza Investments
  • het vonnis van 5 oktober 2022 waarbij een mondelinge behandeling is gelast
  • de akte indienen aanvullende producties van MZ van 1 december 2022
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 12 december 2022.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
MZ heeft als onderaannemer van Bouwplan werkzaamheden verricht op verschillende bouwprojecten en zij heeft Bouwplan daarvoor facturen gestuurd. Bouwplan heeft die facturen onbetaald gelaten.
2.2.
Bouwplan heeft op 3 februari 2020 een opdrachtbevestiging gestuurd aan Hotel Assendelft. De opdrachtbevestiging is ondertekend door de heer [naam 2] van Bouwplan en door mevrouw [naam 1] van Hotel Assendelft. In de opdrachtbevestiging schrijft Bouwplan onder meer:
“Hierbij bevestigen wij van u opdracht te hebben gekregen, t.b.v. bovenvermelde locatie [ [locatie] ], voor het creëren van een hotel, volgens de overlegde stukken en de hierna omschreven werkzaamheden.
(…)
Totaalprijs exclusief b.t.w.: € 3.858.300,-
Aanvang werkzaamheden : Reeds gestart in april 2019
Verwachte oplevering : Medio juni 2021
Facturatie : In overleg”
2.3.
Op 1 april 2020 heeft de boekhouder van Hotel Assendelft, de heer [naam 3] van PNO Belastingadvies, een mail gestuurd aan een notaris, die voor zover relevant als volgt luidt:
Weledelgestrenge heer [naam 4] ,
Wij behartigen de belangen Hotel Assendelft B.V. In dat kader heeft mevrouw [naam 1] mij gevraagd contact met u op te nemen omdat u op dit moment een voorgenomen aandelenoverdracht/verkoop van belang als notaris begeleidt.
Mevrouw [naam 1] heeft ons een intentieverklaring verstrekt waarbij een 30% belang in “Newco” aan de beer [naam 5] wordt verkocht tegen een kooprijs van € 1.260.000. Het voorwerp dat in de overeenkomst van verkoop- en koop wordt betrokken betreft het huurrecht, verbouwingen en inventaris welke door Bouwplan gerealiseerd wordt.
Wij begrijpen de bedoelingen van beide partijen. Echter na overleg is gebleken dat de wens van partijen op een andere wijze dient te worden vorm gegeven.
Bouwplan Beheer gaat in dat kader het huurrecht overdragen aan de besloten vennootschap Hotel Assendelft BV. (KvK nr. 76320782). Verhuurder heeft reeds aangegeven hieraan mee te zullen werken. Het hotel bestaande uit de verbouwingen en inventaris wordt gerealiseerd door Bouwplan Beheer. Dit aanneembedrijf heeft ter zake de uitgevoerde verbouwingen vanaf 13 februari 2020 deelfacturen naar Hotel Assendelft B.V. gestuurd.
De vennootschap Hotel Assendelft B.V. vertegenwoordigd derhalve de waarde van het te exploiteren hotel. De aandeelhouders van deze besloten vennootschap verkopen een 30% belang in Hotel Assendelft B.V. aan de heer [naam 5] . Het 30% belang vertegenwoordigd een waarde van € 1.260.000.
Cliënten verzoeken derhalve aan tot het begeleiden van een aandelenoverdracht van Hotel Assendelft B.V.
Wij begrijpen dat u mogelijk omtrent de aandelentransactie vragen heeft. U kunt hierover uiteraard met ons contact opnemen.”
2.4.
Bouwplan heeft Hotel Assendelft een brief gestuurd, die gedagtekend is op 2 november 2020:
“Betreft: opdrachtbevestiging d.d. 3 februari 2020
(…)
Geachte heer/mevrouw,
Naar aanleiding van ons gesprek afgelopen weekend bevestigen wij u hierbij dat de genoemde opdracht van 2 februari 2020 geen doorgang vindt en deze met terugwerkende kracht komt te vervallen.
U heeft, ondanks meerdere toezeggingen, tot op heden niet de financiering voor dit werk kunnen realiseren, waardoor er ernstige financiële onzekerheid ontstaat voor het voldoen van de aanneemsom van deze opdracht.
Wij zien dan daarom ook af van verdere samenwerking in deze.
Wij nemen aan dat u begrip heeft voor deze beslissing en wensen u verder veel succes met uw onderneming.
Met vriendelijke groet,
Bouwplan Beheer B.V.”
2.5.
MZ heeft in december 2020 onder diverse derden, waaronder gedaagden, conservatoir derdenbeslag gelegd op alle gelden, geldswaarden, goederen en/of zaken die zij verschuldigd zijn of worden aan Bouwplan.
2.6.
Hotel Assendelft heeft een derdenverklaring afgelegd. MZ heeft de juistheid van die verklaring betwist.

3.De vordering

3.1.
Bij dagvaarding heeft MZ van gedaagden hoofdelijke betaling van de hele schuld met wettelijke handelsrente en proceskosten van Bouwplan gevorderd.
3.2.
MZ heeft haar eis gewijzigd bij de incidentele conclusie van 18 mei 2022. De eiswijziging geldt alleen tegen Amaal en Amaal Group als de eiswijziging aan hen betekend is, nu zij in de procedure niet zijn verschenen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat MZ de eiswijziging niet betekend heeft aan Amaal en Amaal Group. Dat betekent dat tegen hen de oorspronkelijke eis geldt.
3.3.
Tegen Hotel Assendelft geldt wel de gewijzigde eis. Bij de gewijzigde eis vordert MZ samengevat het volgende:
Primair:
- Gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot het doen van een juiste gerechtelijke verklaring en een bevel krachtens artikel 843a Rv en/of artikel 22 Rv aan gedaagden om stukken over te leggen ter onderbouwing van hun verklaring;
Voorwaardelijk, indien gedaagden alsnog een deugdelijke gerechtelijke verklaring afleggen:
- Vaststelling door de rechter van wat gedaagden onder zich houden en/of uit hoofde van een bestaande rechtsverhouding aan Bouwplan verschuldigd zijn en het bevel tot betaling daarvan aan MZ, plus wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis;
Voorwaardelijk, indien gedaagden geen deugdelijke gerechtelijke verklaring afleggen:
- Gedaagden hoofdelijk te veroordelen de hele schuld van Bouwplan – inmiddels opgelopen tot € 452.333,01 – aan MZ te betalen, plus wettelijke handelsrente over € 364.821,65 vanaf 2 november 2021.
In alle gevallen:
  • Gedaagden, ieder hoofdelijk, te veroordelen om zekerheid te stellen voor de proceskosten;
  • Gedaagden, ieder hoofdelijk, te veroordelen in de proceskosten en nakosten.
3.4.
In het vonnis in incident van 29 juni 2022 heeft de rechtbank de door MZ gevorderde zekerheidstelling voor proceskosten door gedaagden afgewezen. Op dit punt van de vordering zal de rechtbank in dit vonnis dus niet meer ingaan.

4.De beoordeling

De vorderingen op Amaal en Amaal Group
4.1.
De procedures tegen Amaal en Amaal Group zijn, in verband met hun faillissement, van rechtswege geschorst. Beide zaken zullen worden verwezen naar de parkeerrol van 5 april 2023. De rechtbank zal hieronder alleen ingaan op de vorderingen voor zover deze zich richten tegen Hotel Assendelft.
De vordering op Hotel Assendelft
4.2.
Voor zover de primaire vordering van MZ ertoe strekt Hotel Assendelft te veroordelen tot het alsnog doen van een juiste gerechtelijke verklaring en afgifte van stukken, wordt deze vordering afgewezen. Die vordering verdraagt zich namelijk niet met het systeem van de verklaringsprocedure zoals dat blijkt uit artikel 477a lid 2 Rv. De derde-beslagene die op grond van artikel 477a lid 2 Rv is gedagvaard, kan in die procedure niet (bij dictum) worden veroordeeld alsnog een juiste verklaring af te leggen. De reden daarvoor is dat de verklaringsprocedure (slechts) bedoeld is om de beslagene
tijdens de procedurealsnog juist te laten verklaren. Daarna kan de rechter vaststellen wat de executant toekomt en de rechter de derde-beslagene bij dictum tot betaling of afgifte veroordelen. De wet biedt géén mogelijkheid tot een veroordeling om de gedaagde te veroordelen
na de procedurealsnog juist te verklaren.
4.3.
In de primaire vordering van MZ is ook de vordering vervat tot rechterlijke vaststelling van wat Hotel Assendelft aan Bouwplan moet betalen. Dit is een vordering die wél kan worden ingesteld in het kader van de verklaringsprocedure. De rechtbank heeft nog onvoldoende informatie om deze vordering te beoordelen. Dit wordt hierna toegelicht.
Partijen verschillen van mening over de rechtsverhouding tussen Hotel Assendelft en Bouwplan
4.4.
Het is in principe aan MZ om het bestaan van een vordering van Bouwplan op Hotel Assendelft en de omvang van die vordering aan te tonen. MZ heeft op dit punt namelijk de stelplicht en bewijslast. Daar staat tegenover dat op Hotel Assendelft een verzwaarde motiveringsplicht van haar betwisting rust. Dat betekent dat Hotel Assendelft haar verklaring dat er géén vordering is zoveel mogelijk moet staven met gegevens en stukken. [1]
4.5.
Hotel Assendelft betoogt terecht dat MZ tegen Hotel Assendelft als derde-beslagene niet méér rechten kan uitoefenen dan Bouwplan tegen Hotel Assendelft. MZ heeft de rechtsverhouding tussen Bouwplan en Hotel Assendelft te aanvaarden zoals zij deze aantreft op het moment van het beslag. Bepalend is dus of er op het moment van beslag in december 2020 (nog) een rechtsverhouding bestond op basis waarvan Bouwplan een vordering op Hotel Assendelft had. Hotel Assendelft betoogt dat er op het moment dat beslag werd gelegd geen vorderingen van Bouwplan op Hotel Assendelft meer bestonden, maar legt geen stukken over die dat onderbouwen.
Er is een overeenkomst tot stand gekomen tussen Hotel Assendelft en Bouwplan
4.6.
Uit de stukken blijkt dat Hotel Assendelft en Bouwplan in februari 2020 een opdrachtbevestiging hebben getekend (zie hierboven overweging 2.3), waarbij Hotel Assendelft opdracht gaf aan Bouwplan om de op de opdrachtbevestiging genoemde werkzaamheden te verrichten. MZ betoogt terecht dat daarmee een overeenkomst tot stand is gekomen. Hotel Assendelft erkent dat er een overeenkomst was: zij schrijft immers dat er een “(voorwaardelijke) obligatoire relatie” bestond. Op basis van die overeenkomst heeft Bouwplan in principe (toekomstige) vorderingen gekregen op Hotel Assendelft, die voor beslag vatbaar zijn.
4.7.
MZ stelt dat Bouwplan facturen heeft gestuurd aan Hotel Assendelft en dat de vorderingen van Bouwplan ook opeisbaar zijn geworden. MZ baseert zich hiervoor op de e-mail van de boekhouder van Hotel Assendelft van 1 april 2020 (hierboven geciteerd onder 2.3), waarin de boekhouder schrijft:
“[Bouwplan] heeft ter zake de uitgevoerde verbouwingen vanaf 13 februari 2020 deelfacturen naar Hotel Assendelft B.V. gestuurd.”.
Volgens MZ heeft Bouwplan dus deelfacturen gestuurd en heeft Hotel Assendelft die facturen ook geaccepteerd. Hotel Assendelft heeft daarop nog niet gereageerd. De betreffende e-mail (productie 14) is kort voor de mondelinge behandeling ingebracht en de rechtbank heeft pas tijdens de zitting van die e-mail kennis kunnen nemen. Daarom is deze e-mail geen onderwerp van debat is geweest.
4.8.
Of Hotel Assendelft deelfacturen ontvangen en geaccepteerd heeft is op dit moment dan ook niet duidelijk. Dat is wel van belang, want als Bouwplan al (deels) heeft gefactureerd, heeft zij in principe een opeisbare vordering op Hotel Assendelft. Hotel Assendelft zal daarom nog moeten reageren op het betoog van MZ. De rechtbank zal Hotel Assendelft hiervoor aan het eind van dit vonnis instructies geven.
Hotel Assendelft heeft haar beroep op een beëindiging van de overeenkomst tot nog toe onvoldoende onderbouwd
4.9.
Hotel Assendelft voert als verweer dat de overeenkomst vóór het beslag door MZ is beëindigd. De rechtbank wil dat Hotel Assendelft nader toelicht op welke manier de overeenkomst tussen haar en Bouwplan is beëindigd. Dit wordt hierna toegelicht.
4.10.
Hotel Assendelft beroept zich op het rechtsgevolg van de gestelde beëindiging, namelijk het gevolg dat Bouwplan niets meer van haar te vorderen heeft. Op grond van artikel 150 Rv rust de stelplicht en bewijslast van de stelling dat de overeenkomst is beëindigd op Hotel Assendelft.
4.11.
MZ betwist dat een kosteloze beëindigingsmogelijkheid is afgesproken. Tijdens de zitting heeft MZ het vermoeden uitgesproken dat de beslissing om de overeenkomst te beëindigen eigenlijk dateert van ná het vonnis van 6 oktober 2021 waarin Bouwplan werd veroordeeld om MZ te betalen. Hotel Assendelft en Bouwplan zouden in oktober of november 2021 een beëindigingsbrief met de valse dagtekening 2 november 2020 hebben opgesteld met het doel MZ te benadelen. MZ wijst erop dat Hotel Assendelft geen bewijs toont van de vermeende mondelinge afspraak. Verder vindt MZ het verdacht dat zij de brief van 2 november 2020 pas recent van Hotel Assendelft ontving, terwijl het volgens haar op de weg had gelegen van Hotel Assendelft om de brief meteen na het beslag in december 2020 te tonen als zij die brief in november 2020 al voor handen had.
4.12.
De precieze juridische grondslag en inhoud van de gestelde beëindiging is voor de rechtbank niet duidelijk. Hotel Assendelft voert bij antwoord aan dat het om een “opzegging” gaat, wat volgens haar betekent dat met wederzijds goedvinden kon worden beëindigd. Daarbij gingen wederzijdse verbintenissen volgens haar teniet, zonder dat nadere verbintenissen zouden ontstaan. De op de opdrachtbevestiging overeengekomen facturatie “in overleg” wijst volgens haar op die afspraak. Tegelijk betoogt zij dat het Bouwplan was die geen vertrouwen meer had in de financiering en dat zij niet meer bereid was voor rekening van Hotel Assendelft verder te bouwen, waarna de opzegging is geformaliseerd in de brief met dagtekening 2 november 2020. Dat impliceert eerder een eenzijdige opzegging dan een opzegging met wederzijds goedvinden. Bovendien stelt Hotel Assendelft dat zij en Bouwplan elkaar in theorie hadden kunnen bestoken met remedies gericht op schadevergoeding. Dat rijmt niet met het betoog dat er een afspraak bestond dat kosteloos kon worden beëindigd. Ook is niet duidelijk hoe de beëindiging “terugwerkende kracht” zou hebben, zoals Bouwplan in de genoemde brief schrijft. Hotel Assendelft zal dus nader moeten toelichten op welke manier de overeenkomst tot een einde is gekomen en welke gevolgen die beëindiging had voor de verbintenissen die uit de overeenkomst voortvloeiden.
4.13.
De feitelijke omstandigheden rondom het afspreken en intreden van de beëindiging zijn door Hotel Assendelft tot nog toe ook onvoldoende toegelicht en onderbouwd. Op zich biedt de verklaringsprocedure Hotel Assendelft ruimte om haar derdenverklaring ook nog tijdens de procedure aan te vullen met stukken. De brief met dagtekening 2 november 2020 moet, anders dan MZ betoogt, niet zonder meer gewantrouwd worden puur omdat deze brief (pas) tijdens deze procedure boven water is gekomen. De toelichting van Hotel Assendelft op de omstandigheden van de beëindiging is echter wel zeer summier. Hotel Assendelft heeft enkel gewezen op een niet nader gedateerde mondelinge afspraak van voor 2 november 2020 tussen haar en Bouwplan, maar die afspraak is niet onderbouwd met bijvoorbeeld verklaringen van de betrokken personen. Ook heeft Hotel Assendelft niet toegelicht waarom zij MZ niet eerder heeft ingelicht over de beëindiging van de overeenkomst met Bouwplan. Hotel Assendelft heeft ook niet toegelicht waarom in de op 2 november 2020 gedagtekende brief géén melding wordt gemaakt van (afwikkeling van) deelfacturen, terwijl de boekhouder van Hotel Assendelft wel melding maakte van deelfacturen. Verder licht Hotel Assendelft niet toe wat over de beëindiging zou zijn besproken tijdens het in de brief genoemde “gesprek afgelopen weekend”. Hotel Assendelft schrijft weliswaar dat Bouwplan en Hotel Assendelft al “veel eerder” dan het weekend voorafgaand aan 2 november 2020 afscheid van elkaar hadden genomen, maar zij licht niet toe wanneer dat dan zou zijn geweest en uit welke stukken dat blijkt. Verder is de brief van 2 november 2020 niet ondertekend en is aan de brief niet af te zien wanneer deze verstuurd werd door Bouwplan en ontvangen werd door Hotel Assendelft. De toelichting en onderbouwing van Hotel Assendelft is tot nog toe dus onvoldoende.
4.14.
De zitting is feitelijk het eerste moment geweest waarop Hotel Assendelft heeft kunnen reageren op de door MZ ingebrachte e-mail van de boekhouder van Hotel Assendelft, maar tijdens de zitting is dit punt niet besproken. Hotel Assendelft krijgt daarom nog een mogelijkheid om haar betoog op de hierna onder 4.17 te noemen punten nader te onderbouwen.
Het betoog van MZ dat Hotel Assendelft schuldeisers benadeelt slaagt niet
4.15.
Tijdens de zitting heeft MZ voorts betoogd dat Hotel Assendelft en Bouwplan moesten weten dat zij schuldeisers zouden benadelen door geen schadevergoeding af te spreken bij beëindiging van de overeenkomst door het inroepen van het financieringsvoorbehoud.
4.16.
Dit betoog slaagt niet. MZ betoogt op zich terecht dat artikel 3:45 BW een uitzondering is op de regel dat de beslaglegger gebonden is aan de rechtsverhouding beslagdebiteur/derde-beslagene en de daaruit voortvloeiende bedingen die de verhaalsmogelijkheden van de beslaglegger beperken. [2] In principe is het dus mogelijk dat MZ als beslaglegger een door Hotel Assendelft verrichte rechtshandeling vernietigt omdat zij door die bepaling als schuldeiser benadeeld wordt. Voor vernietiging van een rechtshandeling op grond van artikel 3:45 BW is echter nodig dat de verklaring tot vernietiging tot beide betrokken contractspartijen gericht wordt en dat zij beiden in de gerechtelijke actie betrokken worden. [3] Het is niet gesteld of gebleken dat MZ de vernietiging aan Bouwplan betekend heeft. Daarom slaagt de vernietiging niet.
Hotel Assendelft moet haar betoog nader onderbouwen
4.17.
De rechtbank heeft dus meer informatie van Hotel Assendelft nodig om een beslissing te kunnen nemen. Hotel Assendelft moet een nadere toelichting, waar mogelijk gestaafd door stukken aanleveren over het volgende:
Is een beeïndigingsmogelijkheid afgesproken, waaruit blijkt dat dit is afgesproken en wat hield die afspraak in?
Heeft Hotel Assendelft deelfacturen ontvangen van Bouwplan? Zo ja, zijn die wel of niet betaald, en als zij betaald zijn, wanneer? Zo nee, waarom heeft haar boekhouder aan notaris [naam 4] geschreven dat er deelfacturen ontvangen zijn?
Waaruit blijkt dat de overeenkomst is beëindigd vóór de beslaglegging?
Op welke manier is het bericht van Bouwplan met dagtekening 2 november 2020 verzonden?
4.18.
Bij de toelichting moet Hotel Assendelft de volgende documenten bijvoegen:
  • Alle (deel)facturen die Hotel Assendelft heeft ontvangen van Bouwplan, met een toelichting van Hotel Assendelft of die facturen betaald zijn, met betaalbewijzen;
  • Een verklaring van [naam 3] van PNO Belastingadvies. Daarin moet Kan toelichten of Hotel Assendelft deelfacturen van Bouwplan heeft ontvangen, voor welke bedragen, en of die facturen wel of niet betaald zijn. Als Kan van mening is dat géén deelfacturen zijn ontvangen, moet Kan toelichten wat hij bedoelde met “deelfacturen” in de e-mail van 1 april 2020 (zie 2.3);
  • Bewijsstukken waaruit blijkt hoe het bericht van Bouwplan met dagtekening 2 november 2020 door Hotel Assendelft ontvangen is. Als dit bericht per e-mail is ontvangen: bewijsstukken van de ontvangst van de e-mail, met bijlagen en adres van afzender en geadresseerde, datum en tijdstip van ontvangst. Als dit bericht per post of anderszins is ontvangen: bewijs van ontvangst door Hotel Assendelft;
  • Alle beschikbare jaarrekeningen van Hotel Assendelft.
4.19.
Voor zover zij de gevraagde informatie en bescheiden niet kan produceren, moet Hotel Assendelft dat waar mogelijk onderbouwd met bescheiden toelichten waarom dat zo is.
Wat gebeurt er daarna?
4.20.
Nadat Hotel Assendelft haar akte genomen heeft krijgt MZ de gelegenheid daarop te reageren. Vervolgens zal de rechtbank vonnis wijzen. Voor nu wordt iedere beslissing dus aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
in de procedure tegen Amaal:
5.1.
verstaat dat de zaak van rechtswege is geschorst en verwijst deze naar de parkeerrol van
5 april 2023;
in de procedure tegen Amaal Group:
5.2.
verstaat dat de zaak van rechtswege is geschorst en verwijst deze naar de parkeerrol van
5 april 2023;
in de procedure tegen Hotel Assendelft:
5.3.
verwijst de zaak naar de rol van
22 februari 2023voor het nemen van een akte door Hotel Assendelft over de punten in overweging 4.17 en 4.18 van dit vonnis;
5.4.
bepaalt dat MZ een antwoordakte mag nemen op de rol vier weken nadat Hotel Assendelft haar akte genomen heeft;
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen en in het openbaar uitgesproken op
25 januari 2023.

Voetnoten

1.Hoge Raad 13 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG5256.
2.Hoge Raad 5 november 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1128 (
3.Dit volgt uit artikel 3:51 lid 2 BW en het arrest Hoge Raad 5 november 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1128 (