ECLI:NL:RBAMS:2023:2925

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
13/000449-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en bedreiging met een mes in Amsterdam

Op 18 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot zware mishandeling en bedreiging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 december 2022, waarbij de aangeefster, een vrouw, zwaar lichamelijk letsel opliep door geweld van de verdachte en een medeverdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefster op die dag in een auto werd mishandeld, waarbij zij door de verdachte werd geslagen en met een mes in haar gezicht werd gekrast. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door forensisch bewijs en historische verkeersgegevens van mobiele telefoons. De verdachte en zijn medeverdachte zijn als medeplegers aangemerkt, hoewel de rechtbank oordeelde dat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en er is een contactverbod opgelegd met de aangeefster. Daarnaast is de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de aangeefster, die zowel materiële als immateriële schade vorderde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/000449-23
Datum uitspraak: 18 april 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende op het adres [adres verdachte] ,
thans gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van der Willigen en van wat verdachte en zijn raadslieden mrs. J. Zaim en C. Haddouzi naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij op 28 december 2022 in Amsterdam samen met een ander
1.
[slachtoffer] (hierna: de aangeefster) zwaar lichamelijk letsel (een hersenschudding, steek- en/of snijverwondingen (in het gezicht) en gebroken/beschadigde tand(en) en/of kiezen) heeft toegebracht;
als dit niet kan worden bewezen is sprake van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel;
2.
de aangeefster heeft bedreigd door met een mes krassen op haar gezicht te maken en daarbij te zeggen: “ik maak je dood”;
3.
de mobiele telefoon van de aangeefster heeft gestolen, terwijl daarbij werd gedreigd en/of geweld werd gebruikt.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Volgens de officier van justitie kan het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet worden bewezen, maar kan wel worden bewezen dat verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) zich schuldig hebben gemaakt aan de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling. Hoewel het letsel van de aangeefster zeer heftig is, kan het juridisch niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Er is geen medische ingreep nodig geweest en er is ook geen blijvend letsel. De poging tot zware mishandeling kan wel worden bewezen. Door het toepassen van het geweld hebben verdachte en [medeverdachte] bewust de aanmerkelijke kans genomen dat de aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken voor de bedreiging van de aangeefster. Er kan alleen worden bewezen dat de aangeefster een mes is getoond, niet dat dit ook onderdeel is geweest van een bedreiging.
De diefstal van de telefoon van de aangeefster kan worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging moet verdachte worden vrijgesproken van alle strafbare feiten die hem worden verweten omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
De verklaring van de aangeefster vertoont op cruciale punten inconsistenties. Dit geldt zowel voor het signalement als voor haar waarneming, die beide vertroebeld of beïnvloed lijken te zijn door het gebruik van lachgas. Dit heeft een negatief effect op de betrouwbaarheid van haar verklaringen en deze zouden dan ook niet voor het bewijs moeten worden gebruikt.
De aangeefster heeft daarnaast bij de beschrijving van verdachte geen onderscheidende persoonlijke kenmerken benoemd. Er kan geen waarde worden toegekend aan de eenzijdige fotoconfrontatie. Daar komt bij dat niet is komen vast te staan dat er een vermeend financieel motief zou zijn geweest. De getuige [getuige] (hierna: [getuige] ) heeft niets verklaard over de tenlastegelegde feiten. Ook uit het forensisch onderzoek aan het mes en de djellaba volgt geen direct fysiek bewijs dat verdachte betrokken was bij het geweldsincident. Het feit dat de telefoonnummers van verdachte en [medeverdachte] in de omgeving van de plaats delict zijn geweest, kan door andere redenen worden verklaard.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte een mes voorhanden heeft gehad en de bedreigende woorden heeft geuit. Ook blijkt niet dat er een geldschuld van € 500,- zou zijn geweest. Niet kan worden bewezen dat verdachte geweldshandelingen heeft uitgevoerd en bedreigende teksten heeft geuit. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte het ‘oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening’ had.
Verdachte kan ook niet als medepleger worden aangemerkt omdat niet blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en).
Als de rechtbank vindt dat verdachte wel als medepleger kan worden aangemerkt, dient hij volgens de verdediging te worden vrijgesproken van de zware mishandeling van de aangeefster. Het letsel van de aangeefster kan niet worden gekwalificeerd als ‘zwaar lichamelijk letsel’.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van het dossier uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Aantreffen aangeefster
Op 28 december 2022 om 7.25 uur kreeg de politie een melding om te gaan naar [adres 1] in Amsterdam. Ter plaatse trof de politie de aangeefster aan in het restaurant van een hotel. Zij had meerdere verwondingen aan haar gezicht en lichaam. Haar gezicht was opgezet en bebloed, ze had rode striemen op haar rug, haar kleding was gescheurd, ze droeg geen beha en haar handen waren zwart van de grond. [2] Door de politie werd waargenomen dat de aangeefster een oppervlakkige snijwond van ongeveer één à twee centimeter ter hoogte van haar linkerslaap had. [3]
Letsel
In het ziekenhuis werd vastgesteld dat de aangeefster zwellingen had in haar aangezicht, op haar achterhoofd, achter haar rechteroor en op haar rechterhand. Zij had daarnaast een blauwe plek op haar rechterschouder, er was een stukje van haar ondertand af en ook werden weefselverscheuringen (laceraties) aan de onderlip en op de linkerwang gezien. Ook was sprake van een bloeduitstorting in de schedel (sugaleaal hematoom). [4] Het letsel aan het gezicht, de schouder en de hand van de aangeefster is te zien op foto’s die door de politie in het ziekenhuis en een paar dagen later op het politiebureau zijn gemaakt. [5] [6]
Verklaring aangeefster
De aangeefster heeft op meerdere momenten met de politie gesproken over wat er volgens haar is gebeurd. Zij heeft verklaard dat zij die nacht samen was met haar vriendin [getuige] . Zij hadden lachgas besteld bij een dealer en de aangeefster was op een parkeerterrein aan [locatie 1] bij hem in de auto, een Lynk&Co, gestapt. [getuige] was in de auto van de aangeefster blijven zitten. Een andere jongen, die de aangeefster kende van vroeger, zat naast de aangeefster op de achterbank van de Lynk&Co. Toen ze een stukje waren gaan rijden was de jongen op de achterbank tegen de aangeefster begonnen over een geldschuld die zij bij hem zou hebben. De aangeefster had hem op haar telefoon laten zien dat zij geen geld had om hem te betalen, waarna hij haar meermalen in het gezicht had geslagen op de achterbank van de auto. Haar telefoon was ook door hem afgepakt. Teruggekomen bij het parkeerterrein aan [locatie 1] pakte de bestuurder van de Lynk&Co uit de achterbak van de auto een klapmes waarmee hij de aangeefster bedreigde en een kras op haar gezicht zette. Hierbij had hij gezegd dat hij haar dood zou maken. Daarna hadden beide jongens haar uit de auto getrokken en op de grond gegooid. Ze hadden haar hoofd tussen de deur van de auto gedaan en tegen haar hoofd getrapt. Ze hadden haar bovenkleding en beha van haar lijf gesneden. Daarna waren de jongens weggereden. [7] [8] [9] [10] De beha van de aangeefster werd aangetroffen op het parkeerterrein waar de auto het laatst te zien is op de camerabeelden van het hotel. [11]
Verdachte en zijn medeverdachte komen in beeld
[getuige] heeft verklaard dat het telefoonnummer van de lachgasdealer eindige op * [nummer] . [12] De aangeefster had dit telefoonnummer op 27 december 2022 aan het begin van de avond drie keer gebeld. [13] Het telefoonnummer peilde op 28 december 2022 uit op [adres 2] in Amsterdam, het adres van [medeverdachte] . [14] Vlakbij de woning werd een auto van het merk Lynk&Co aangetroffen, die volgens de zus van [medeverdachte] in gebruik was bij [medeverdachte] . [15]
In de Lynk&Co werd bloed van de aangeefster aangetroffen in het portiervak van het linker achterportier en op de hemelbekleding. [16]
In de woning van [medeverdachte] (een man [signalement 1] ) werden in zijn slaapkamer onder andere een zwartkleurige halflange jas met daarin een klapmes, een grijskleurige joggingbroek en een Cartier bril gevonden. Tijdens zijn aanhouding had [medeverdachte] twee kleine wondjes op zijn handen. [17] De aangeefster had de bestuurder van de Lynk&Co beschreven als [signalement 2] . [18] Op het lemmet en het heft van het klapmes is een DNA-mengprofiel aangetroffen dat in verband kan worden gebracht met verdachte. [19]
Volgens de aangeefster kende zij de andere jongen met wie zij op de achterbank van de Lynk&Co had gezeten. Twee jaar geleden was zij met hem door de politie gecontroleerd bij een tankstation in Zaandam, waarbij zij allebei een rijverbod hadden gekregen. Uit de politiesystemen is gebleken dat de aangeefster en verdachte in 2021 in Zaandam bij een tankstation door de politie waren gecontroleerd, waarbij zij allebei een rijverbod opgelegd hadden gekregen. [20] De aangeefster heeft verdachte op een aan haar getoonde foto herkend als de jongen die haar op de achterbank van de Lynk&Co had mishandeld. [21] In de auto van verdachte (een Mercedes met kenteken [kentekennummer] ) is een crèmekleurige djellaba aangetroffen, die de aangeefster ook in haar signalement genoemd had. [22] [23]
Er is een analyse gemaakt van de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoons van de aangeefster, verdachte en [medeverdachte] . Hieruit is gebleken dat deze telefoons allemaal in de nacht van 28 december 2022 uitpeilden in de omgeving van [locatie 2] (grenzend aan [locatie 1] ). Ook de Lynk&Co van [medeverdachte] en de auto van verdachte waren die nacht in die omgeving geweest. [24] [25]
Volgens [getuige] was de Lynk&Co waar de aangeefster in was gestapt bij het parkeerterrein aan [locatie 1] weggereden rond 7.00 uur en daar teruggekomen om 7.23 uur. [26] [27] De bakengegevens van de Lynk&Co laten zien dat de auto tussen 7.01 uur en 7.21 uur in beweging was in de omgeving van [locatie 2] en zich bij [locatie 2] bevond om 7.21 uur. [28] De mobiele telefoons van verdachte en [medeverdachte] peilden in die tijdspanne ook nog steeds uit in de buurt van [locatie 2] . [29] De politie ontving de melding om 7.25 uur. [30] Op het moment dat de politie ter plaatse kwam, bevonden de telefoons van verdachte en [medeverdachte] zich in de omgeving van hun woonadressen. [31]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van 28 december 2022 met zijn auto op het parkeerterrein bij [locatie 2] is geweest. [32]
4.2.
Bewezenverklaring
4.2.1.
Feit 1 ((Poging tot) zware mishandeling)
Letsel
Op grond van de verklaringen van de aangeefster en het bij haar waargenomen letsel kan worden afgeleid dat aan haar in de nacht van 28 december 2022 flinke verwondingen zijn toegebracht.
Geweldshandelingen
De rechtbank gaat voor wat betreft de geweldshandelingen uit van de verklaringen van de aangeefster. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen concreet en gedetailleerd zijn en in de kern consistent. Haar verklaringen vinden ook steun in onderzoeksbevindingen. Zo passen onder meer de op het parkeerterrein aangetroffen beha en het bij de aangeefster waargenomen letsel bij haar verklaringen. Ter zitting heeft de rechtbank tevens waargenomen dat zij een (klein) litteken in haar gezicht heeft op de plaats waar zij volgens haar verklaring is gekrast. De rechtbank acht de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar en neemt die verklaringen als uitgangspunt. Dat betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat de aangeefster met een mes in het gezicht is gekrast, dat zij uit een stilstaande auto is getrokken en op de grond is gegooid, dat haar hoofd tussen de deur van een auto is gehouden en dat zij tegen het hoofd is getrapt.
De betrokkenheid van verdachte en [medeverdachte]
De volgende vraag die moet worden beantwoord is of verdachte en [medeverdachte] dit geweld hebben gebruikt. De rechtbank acht de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden – in onderlinge samenhang bezien – redengevend voor het bewijs dat dat zo is. Zowel verdachte als [medeverdachte] hebben geen verklaring afgelegd die de redengevendheid van die feiten en omstandigheden wegneemt, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de aangeefster door verdachte op de achterbank van de Lynk&Co meerdere malen is geslagen en dat [medeverdachte] met een klapmes een kras op haar gezicht heeft gezet. Daarna hebben beide jongens haar uit de auto getrokken en op de grond gegooid. Ze hebben haar hoofd tussen de deur van de auto gehouden en ze hebben tegen haar hoofd getrapt. Ook hebben ze haar bovenkleding en beha van haar lijf gesneden.
De verdediging heeft aangevoerd dat niet voldaan is aan het bewijsminimum van art. 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank volgt dit standpunt niet en zal uitleggen waarom.
Het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan kan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van de aangeefster. De rechtbank kan dan ook niet tot een bewezenverklaring komen indien de door de aangeefster naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarbij merkt de rechtbank op dat er niet voor ieder afzonderlijk onderdeel van de tenlastelegging bewijs en tevens steunbewijs moet zijn. Het steunbewijs behoeft evenmin de betrokkenheid van de verdachte bij het strafbare feit rechtstreeks te bevestigen. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan vereist een beoordeling van het concrete geval.
In onderhavig geval worden de verklaringen van de aangeefster ondersteund door overige (objectieve) bewijsmiddelen afkomstig van een andere bron. Zo worden haar verklaringen ondersteund door de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoons van de aangeefster, verdachte en [medeverdachte] . Deze telefoons waren allemaal aanwezig in de omgeving ten tijde van de geweldshandelingen. Daar komt bij dat ook de Lynk&Co en de auto van verdachte toen en daar te plaatsen zijn. Getuige [getuige] heeft verklaard dat de aangeefster in de Lynk&Co is gestapt en dat de auto bij het parkeerterrein aan [locatie 1] rond 07.00 uur is weggereden en daar is teruggekomen om 07.23 uur. Uit de bakengegevens van de Lynk&Co blijkt dat de auto tussen 07.01 uur en 7.21 uur in beweging is gekomen in de omgeving van [locatie 2] en zich bij [locatie 2] bevond om 07.21 uur. In deze tijdsspanne peilden de mobiele telefoons van verdachte en [medeverdachte] nog steeds uit in de buurt van [locatie 2] . De politie heeft de melding om 07.25 uur ontvangen. Uit voorgaande trekt de rechtbank de conclusie dat de geweldshandelingen plaats hebben gevonden tussen 07.01 en 07.25 uur. Vastgesteld kan worden dat verdachte en [medeverdachte] zich gedurende deze tijdsspanne bevonden in de (rijdende) Lynk&Co waar de eerste geweldshandelingen jegens de aangeefster zouden zijn toegepast. Ook staat vast dat haar bloed in de Lynk&Co is aangetroffen.
Daarnaast is uit politieonderzoek gebleken dat verdachte en [medeverdachte] beschikken over kleding en goederen die zij volgens de (ook op dit punt voldoende concrete en specifieke) verklaringen van de aangeefster bij zich hadden en/of droegen tijdens de mishandeling. Tot slot stelt de rechtbank, aan de hand van foto’s en de letselverklaring, vast dat het letsel van de aangeefster past bij de door haar omschreven geweldshandelingen. Ter zitting heeft de rechtbank tevens waargenomen dat zij een (klein) litteken in haar gezicht heeft op de plaatst waar zij volgens haar verklaring is gekrast.
De rechtbank stelt, gelet op voorgaande, dan ook vast dat de verklaring van de aangeefster niet op zichzelf staat en voldoende wordt ondersteund door bewijsmiddelen afkomstig van een andere bron. Het hiervoor genoemde steunbewijs in onderhavig geval is voldoende specifiek;
  • het plaatst verdachte en [medeverdachte] op de plaats delict, in een tijdspanne waarin de geweldshandelingen hebben plaatsgevonden;
  • het steunt de stelling dat de aangeefster in de auto klappen heeft gekregen;
  • het vormt een bevestiging van de geweldshandelingen zoals door de aangeefster omschreven.
Medeplegen
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij het geweld samen met een ander of anderen heeft gepleegd en dat er dus sprake zou zijn van medeplegen. Voor medeplegen is vereist dat er een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander of anderen was en dat zij met opzet hebben samengewerkt bij het verrichten van de strafbare gedraging.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte] degene was die de Lynk&Co bestuurde, terwijl verdachte op dat moment aangeefster op de achterbank van de auto sloeg. Volgens de aangeefster heeft [medeverdachte] meteen nadat de auto tot stilstand was gekomen zowel zelf als samen verdachte geweld uitgeoefend op de aangeefster. De rechtbank vindt daarom dat verdachte en [medeverdachte] als medeplegers moeten worden beschouwd ten aanzien van alle geweldshandelingen die tegen de aangeefster zijn gepleegd.
Kwalificatie
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat het door verdachte en [medeverdachte] bij de aangeefster veroorzaakte letsel niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de zware mishandeling van de aangeefster.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het handelen van verdachte en [medeverdachte] wel kan worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling. Voor de beantwoording van deze vraag moet worden beoordeeld of sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op zwaar lichamelijk letsel bij de aangeefster, in die zin dat zij zich willens en wetens hebben blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg (zwaar lichamelijk letsel bij de aangeefster) zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten (de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid).
Uit de verklaring van de aangeefster volgt dat sprake is geweest van een enorme geweldsuitbarsting in de richting van de aangeefster. De aangeefster is in eerste instantie in een afgesloten auto geslagen. Vervolgens is zij uit de auto gesleurd en met haar hoofd tussen de autodeur geduwd. Ook is zij tegen haar hoofd geschopt en met een mes in haar gezicht gekrast.
Het handelen van verdachte en [medeverdachte] kan, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm, niet anders worden uitgelegd dan dat zij hiermee de aanmerkelijke kans dat de aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou oplopen willens en wetens hebben aanvaard. Naar algemene ervaringsregels brengt het krassen met een mes in het gezicht met zich dat de aanmerkelijke kans bestaat dat dit zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft, nu zich in het gezicht kwetsbare delen bevinden. Zo kan het krassen met een mes in de ogen tot blijvend gezichtsverlies lijden. Daarnaast hebben verdachte en [medeverdachte] door de aangeefster tegen het hoofd te schoppen en haar hoofd tussen de auto deur te duwen een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven geroepen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het hoofd bijzonder kwetsbaar is. Zo kan door met kracht tegen iemands hoofd en lichaam te slaan en schoppen, de kaak, oogkas en/of het neusbot breken, waardoor in de regel operatief ingrijpen noodzakelijk is waarbij het op voorhand onzeker is of het slachtoffer volledig zal herstellen. Ook is de kans op (blijvend) hersenletsel aanmerkelijk te noemen. Nu het hier gaat om een feit van algemene bekendheid moet ook verdachte geacht worden hiervan op de hoogte te zijn. De rechtbank is van oordeel dat ook deze gedragingen, die betrekking hebben op het toepassen van geweld tegen het hoofd naar haar uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte en [medeverdachte] de aanmerkelijke kans hierop bewust hebben aanvaard.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte en [medeverdachte] zich schuldig hebben gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van de aangeefster.
4.2.2.
Feit 2 (Bedreiging)
Zoals hiervoor onder paragraaf 4.2.1. beschreven gaat de rechtbank voor wat betreft de geweldshandelingen uit van de verklaringen van de aangeefster. De aangeefster heeft verklaard dat [medeverdachte] een klapmes uit de achterbak van de Lynk&Co heeft gepakt en haar daarmee heeft bedreigd en in haar gezicht heeft gekrast. Hij heeft daarbij gezegd dat hij haar dood zou maken. Diezelfde dag is in de jas van [medeverdachte] een klapmes aangetroffen met daarop DNA dat te linken is aan [medeverdachte] .
Verdachte wordt, gelet op wat hiervoor onder 4.2.1. is overwogen ten aanzien van het medeplegen, beschouwd als medepleger ten aanzien van de bedreiging. De hele context brengt met zich dat er ook sprake is van medeplegen met [medeverdachte] . De rechtbank beschouwt het incident als één geheel waarbij zij samen geweld hebben gebruikt en ook verdachte bijdroeg aan de dreigende sfeer en bij de bedreiging met het mes aanwezig was. De dreigende situatie in de auto, waar de aangeefster geslagen is en geen kant op kon, speelt daar ook een rol bij.
De rechtbank acht daarmee het feit bewezen.
4.2.3.
Feit 3 (Diefstal met (bedreiging met) geweld van telefoon)
De aangeefster heeft verklaard dat haar telefoon in de Lynk&Co door verdachte zou zijn afgepakt. Op een ander moment heeft zij verklaard dat de telefoon zou zijn achtergebleven in de Lynk&Co. Uit de onderzoeksbevindingen volgt niet dat de telefoon bij verdachte of [medeverdachte] is teruggevonden.
Om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal te komen, moet op grond van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat het de bedoeling was van verdachte en [medeverdachte] om de telefoon van de aangeefster te stelen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaringen van de aangeefster niet kan worden afgeleid dat verdachte en [medeverdachte] de telefoon van de aangeefster hebben weggenomen en dat zij dit deden met het oogmerk om zich de telefoon wederrechtelijk toe te eigenen. Dit oogmerk kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet uit andere onderzoeksbevindingen worden afgeleid.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van dit feit.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in 4.1. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 28 december 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • met een mes in het gezicht van die [slachtoffer] heeft gekrast en
  • die [slachtoffer] uit een stilstaande auto heeft getrokken en op de grond heeft gegooid en
  • het hoofd van die [slachtoffer] tussen de deur van een auto heeft gehouden en
  • tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft getrapt;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 28 december 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een mes tevoorschijn te halen en dat mes op het gezicht van die [slachtoffer] te zetten en met dat mes een kras op het gezicht van die [slachtoffer] te maken en daarbij dreigend de woorden toe te voegen: "ik maak je dood".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk. Daaraan zou een proeftijd van twee jaar moeten worden verbonden. Ook zou een contactverbod met de aangeefster als vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd moeten worden voor de duur van twee jaar.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte geen straf op te leggen omdat bepleit is dat verdachte moet worden vrijgesproken.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van 6 maart 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft bij het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en het bepalen van de duur daarvan in het bijzonder het volgende meegewogen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van de aangeefster door haar te slaan, uit een auto te sleuren en op de grond te gooien, tegen haar hoofd te schoppen, haar hoofd tussen de deur van de auto te houden en haar in haar gezicht te krassen met een mes. Zij hebben haar daarbij ook met de dood bedreigd. Het geweld vond voor een gedeelte plaats in een afgesloten auto, waarbij de aangeefster zich niet aan de situatie kon onttrekken. De kleding van de aangeefster is van haar lijf gesneden en zij is achtergelaten op een parkeerterrein, wat ontzettend vernederend moet zijn geweest. De aangeefster heeft fors letsel opgelopen. Haar gezicht was na de mishandeling dermate opgezwollen dat zij moeilijk kon praten en haar ogen moeilijk kon openkrijgen. De aangeefster moest voor haar verwondingen behandeld worden op de eerste hulp afdeling van het ziekenhuis. Zij heeft een tijd fysieke klachten gehad en is sindsdien erg angstig geworden. Zij zal worden behandeld voor de trauma’s die zij heeft opgelopen.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 6 maart 2023. De reclassering kon vanwege de ontkennende houding van verdachte geen verband leggen tussen de verdenking en de diverse leefgebieden. Het recidiverisico kon daardoor ook niet worden ingeschat. Verdachte heeft aangegeven geen hulpvragen te hebben en heeft weinig probleembesef getoond. De reclassering heeft daarom geadviseerd aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Oriëntatiepunten en straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door middel van bijvoorbeeld schoppen/trappen tegen het hoofd uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden.
Bij het bepalen van de aard en hoogte van de straf is van belang dat verdachte geen opening van zaken heeft gegeven. Hij heeft zich zowel bij de politie als ter terechtzitting voornamelijk op zijn zwijgrecht beroepen. Daarmee heeft hij geen blijk gegeven van enig inzicht in het kwalijke van zijn handelen en de ernst van de feiten.
De rechtbank houdt rekening met de jonge leeftijd van verdachte.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend en geboden is. Een voorwaardelijk deel vindt de rechtbank noodzakelijk nu verdachte niet eerder is veroordeeld en verdachte als het ware uit het niets fors geweld heeft toegepast. De rechtbank krijgt er niet goed de vinger achter hoe dit is gekomen en of er een grote kans is op herhaling. Een stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijk strafdeel lijkt de rechtbank daarom nodig.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan geëist, gelet op de LOVS oriëntatiepunten en de jonge leeftijd van verdachte.
Ook zal de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), inhoudende een contactverbod met de aangeefster, worden opgelegd. De rechtbank acht dit nodig ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, nu volgens de aangeefster de bewezenverklaarde feiten te maken hebben met een geldlening uit het verleden en deze geldlening nog niet is afbetaald, terwijl tegelijkertijd uit het dossier lijkt te volgen dat de aangeefster na de bewezenverklaarde feiten is benaderd door familieleden van de verdachten.

9.Beslag

9.1.
De inbeslaggenomen goederen
Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
STK Personenauto (G6040829)
1 STK Telefoontoestel (6287079)
9.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de personenauto en de telefoon te retourneren aan verdachte.
9.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de personenauto en de telefoon te retourneren aan verdachte.
9.4.
Het oordeel van de rechtbank
De personenauto en de telefoon (itemnummers 1 en 2 op de beslaglijst) worden teruggeven aan verdachte.

10.De benadeelde partij

10.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer] (de aangeefster) vordert € 1.833,52 aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit kosten voor een vervangende autosleutel (€ 225,-), schade aan kleding en de waarde van oorbellen die zij is verloren
(€ 900,-), de waarde van haar telefoon (€ 400,-), kosten voor werkzaamheden aan haar gebit (€ 294,35) en reiskosten voor het bijwonen van de strafzitting (€ 14,17). Daarnaast vordert de aangeefster € 6.000,- aan vergoeding van immateriële schade.
De aangeefster vordert verdachte hoofdelijk te veroordelen tot het betalen van de materiële en immateriële schadevergoeding, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakend feit.
10.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade geheel kan worden toegewezen en dat het gedeelte van de vordering dat ziet op de immateriële schade moet worden gematigd. Het toegewezen schadebedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
10.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, omdat bepleit is dat verdachte moet worden vrijgesproken.
In het geval van een veroordeling moet de vordering worden afgewezen, omdat de schadeposten geen causaal verband hebben met de tenlastegelegde feiten en/of onvoldoende zijn onderbouwd. De autosleutel wordt niet in de tenlastelegging genoemd. De factuur van de oorbellen kan niet worden beoordeeld en bovendien is niet aangetoond dat de aangeefster deze oorbellen droeg ten tijde van de tenlastegelegde feiten. De telefoon van de aangeefster was verzekerd en zij kan daarom bij haar verzekeraar een claim indienen voor het bedrag buiten haar eigen risico van € 95,-. De factuur van de tandarts lijkt te zien op een reguliere tandartsafspraak. De immateriële schade is onvoldoende onderbouwd. Niet duidelijk is waar de traumabehandeling op ziet. Er zou hoogstens een vergoeding van € 500,- moeten worden toegekend.
10.4.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank wijst de vordering af voor zover die ziet op de kosten voor de vervangende autosleutel, de oorbellen en de mobiele telefoon.
De kosten voor de vervangende autosleutel hebben geen rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte en [medeverdachte] iets van doen zouden hebben met de auto(sleutels) van de aangeefster.
Door de aangeefster is niet aangetoond dat zij de oorbellen waarvoor een vergoeding wordt gevraagd droeg ten tijde van de bewezenverklaarde feiten en dat zij deze op dat moment is verloren. Tot slot wordt verdachte niet veroordeeld voor de diefstal van de mobiele telefoon van de aangeefster.
Het gedeelte van de vordering dat ziet op de tandartskosten is onvoldoende onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. Aangeefster zal in dat deel van haar vordering daarom niet ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de reiskosten die zijn gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de zitting van 4 april 2023 afwijzen. Omdat de benadeelde partij zich heeft laten bijstaan door een gemachtigd advocaat, komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking. [33]
De gevorderde kosten ten aanzien van de beschadigde kleding (à € 300,-) wijst de rechtbank wel toe.
Voor zover de aangeefster niet ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, kan zij deze bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Op grond van de door de aangeefster gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 2.500,-. In de rest van de vordering wordt de aangeefster niet ontvankelijk verklaard.
Voor zover de aangeefster niet ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering kan zij deze bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op het voorlopig karakter van de uitkering die het Schadefonds Geweldsmisdrijven aan de aangeefster heeft gedaan, wordt deze niet in mindering gebracht op de vordering.
Wettelijke rente, hoofdelijkheid en schadevergoedingsmaatregel
De schadevergoeding zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 december 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat zij samen, en ieder afzonderlijk, verantwoordelijk zijn voor het betalen van het totale schadebedrag, maar dat wat de één heeft betaald, de ander in zoverre niet meer hoeft te betalen
De rechtbank zal ten behoeve van de aangeefster de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens haar naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 2.800,-, bestaande uit € 300,- aan materiële schadevergoeding en € 2.500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van ontstaan van de schade (28 december 2022) tot aan de dag van de algehele vergoeding.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 45, 55, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair en onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van
1.
medeplegen van poging tot zware mishandeling
2.
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
 Legt op de
maatregeldat de veroordeelde voor de duur van
2 (twee) jaren op
geenenkele wijze - direct of indirect -
contactzal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 1996 te [geboorteplaats slachtoffer] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze
vervangende hechtenis bedraagt 1 (één) weekvoor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
 Gelast de teruggave aan verdachte van: 1 STK Personenauto (G6040829) en 1 STK Telefoontoestel (6287079).
 Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer]toe tot een bedrag van
€ 300,- (zegge driehonderd euro) aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,- (zegge: tweeënhalfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 december 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in dat deel van haar vordering dat betrekking heeft op de tandartskosten, te weten ter hoogte van € 294,35, niet-ontvankelijk is in haar vordering. De benadeelde partij wordt ook niet ontvankelijk verklaard in haar vordering ten aanzien van de overige gevorderde immateriële schade.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige wordt afgewezen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 2.800,- (zegge: tweeduizend achthonderd euro) te betalen,
te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 december 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 38 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. P.K. Oosterling – Van der Maarel en A. Briejer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2023.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 001-002.
3.Proces-verbaal forensisch onderzoek persoon, p. Z1 081.
4.Letselbeschrijving SEH OLVG West, [naam arts] , d.d. 28 december 2022, p. Z1 091- Z092.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 022-025.
6.Proces-verbaal van aangifte, p. Z1 025-029.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 005.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 011.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 008.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 030-031.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 002.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 011.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 013.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 015.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 034.
16.Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek TMFI d.d. 1 februari 2023, p. Z1 118.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 016-020.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 007.
19.Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek TMFI d.d.1 februari 2023, p. Z1 118.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. P2 001-002.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. P2 005.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. P2 020.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 008.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 073-077.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 068.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 011.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 064.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 126.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 075-076.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 001.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. Z1 075-076.
32.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 april 2023.
33.Hoge Raad 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:414.