ECLI:NL:RBAMS:2023:2896

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
13/043475-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot een strafbaar feit in Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 april 2023 uitspraak gedaan over een vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Duisburg op 11 februari 2023. Het EAB betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 2002, die wordt verdacht van betrokkenheid bij een plofkraak op 10 februari 2023 in Mülheim an der Ruhr, Duitsland. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting te worden gehoord en was vertegenwoordigd door zijn raadsman.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geoordeeld dat het EAB genoegzaam is. De raadsman had betoogd dat het EAB niet voldoende duidelijkheid biedt over de rol van de opgeëiste persoon, maar de rechtbank oordeelde dat de vereisten van de Overleveringswet (OLW) zijn nageleefd. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldoende informatie bevatte over de omstandigheden van het strafbare feit en dat de opgeëiste persoon als medeplichtig aan de plofkraak wordt aangemerkt.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, valt onder de lijst van bijlage 1 bij de OLW, en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de garantie van de Duitse autoriteiten als voldoende beoordeeld, die waarborgt dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf zal ondergaan indien hij in Duitsland wordt veroordeeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, waarbij is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering ervan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/043475-23
Datum uitspraak: 19 april 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 17 februari 2023 tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 februari 2023 door het
Amtsgericht Duisburg, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [P.I.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 5 april 2023. Het Openbaar Ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting te worden gehoord en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. O.F. Qane, namens zijn kantoorgenoot mr. J.L. L’Homme, beiden advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel van het
Amtsgericht Duisburgvan 11 februari 2023, met kenmerk: 901 Gs 58/23.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
De raadsman vindt dat het EAB niet genoegzaam is, omdat niet duidelijk is welke rol en betrokkenheid de opgeëiste persoon bij het strafbare feit zou hebben gehad.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is. Het betreft een vervolgings-EAB ten behoeve van een lopend strafrechtelijk onderzoek. De precieze rol van de opgeëiste persoon zal later in Duitsland moeten worden uitgezocht. In dit stadium is het voor de opgeëiste persoon voldoende duidelijk voor welk feit de overlevering wordt gevraagd.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat aan de hiervoor genoemde eisen is voldaan bij dit vervolgings-EAB. Het is voor de opgeëiste persoon voldoende duidelijk voor welk feit de overlevering wordt verzocht en dat hij – kort gezegd – als medeplichtig aan een zogenaamde plofkraak op 10 februari 2023 in Mülheim an der Ruhr wordt aangemerkt. Dit betekent dat het verweer van de raadsman wordt verworpen.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Onschuldverweer

De raadsman heeft ter zitting opgemerkt dat de opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit. Hij heeft dit, anders dan de OLW vereist, niet tijdens het verhoor ter zitting aangetoond.
De onschuldbewering leidt alleen om die reden al niet tot weigering van de overlevering. [4]

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, hij deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Leitende Oberstaatsanwältinin Duisburg heeft op 27 maart 2023 de volgende garantie gegeven:
“European Arrest Warrant concerning [opgeëiste persoon] , born on [geboortedag] 2022, issued on 11th February 2023
(…)
It is assured that in the event of a final conviction of the prosecuted person in the Federal Republic of Germany on the basis of the applicable version of the Council Framework Decision 2008/909/HA of 27th November 2008 about the application of the principle of mutual recognition in judgements in criminal matter in which a custodial sentence or measure is imposed for the purpose of its enforcement in the European Union (ABI. L 327 dated 5th December 2008, page 27) the prisoner will be returned to the Netherlands for further execution of the sentence.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Ambtsgericht Duisburg, Duitsland, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. L. Sanders en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 19 april 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.)
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam, 19 augustus 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:4340.