ECLI:NL:RBAMS:2023:2879

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
13/0043552-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot georganiseerde of gewapende diefstal

Op 4 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Duisburg. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 11 februari 2023. De opgeëiste persoon, geboren in 2001 en met de Nederlandse nationaliteit, is momenteel gedetineerd in Nederland. Tijdens de zitting op 20 april 2023 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de relevante feiten en omstandigheden van de zaak besproken.

De rechtbank heeft de grondslag en inhoud van het EAB beoordeeld, waarbij het feit dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van georganiseerde of gewapende diefstal aan de orde kwam. Dit feit valt onder de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW), wat betekent dat er geen onderzoek naar dubbele strafbaarheid nodig is. De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Staatsanwaltschaft Duisburg is gegeven, waarin is bevestigd dat de opgeëiste persoon na veroordeling in Duitsland zijn straf in Nederland kan ondergaan.

De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman van de opgeëiste persoon, die verzocht om weigering van de overlevering op basis van artikel 13 OLW, overwogen. De rechtbank concludeert dat de overlevering niet onevenredig is en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, waarbij de uitspraak openbaar is gedaan en geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/0043552-23
Datum uitspraak: 4 mei 2023.
UITSPRAAK
op de vordering van 16 februari 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 februari 2023 door het
Amtsgericht Duisburg(hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Nederland) op [geboortedag] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
thans gedetineerd in “Pl [plaats detentie] ”,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 april 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat in Breda, als waarnemer voor mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel ten behoeve van de voorlopige hechtenis met kenmerk 901 Gs 58/23, uitgevaardigd door het
Amtsgericht Duisburgop 11 februari 2023.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB en de aanvullende informatie van 4 april 2023 volgt dat op dit feit naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Staatsanwaltschaft Duisburgheeft op 4 april 2023 de volgende garantie gegeven:
“Uitlevering van de Nederlander [opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag] 2001
in [geboorteplaats] /NL vanuit Nederland aan de Bondsrepubliek Duitsland.
Er wordt toegezegd dat, de vervolgde persoon, zodra zijn vonnis definitief is in Duitsland, op basis van de toepasselijke versie van Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 betreffende de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van strafbare feiten vervolging of tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf of vrijheidsbenemende maatregel met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (PB L 327 van 5.12 .2008, pagina 27) naar Nederland terug kan keren voor verdere tenuitvoerlegging."
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op een feit dat geacht wordt gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De raadsman van de opgeëiste persoon verzoekt de overlevering op grond van dit artikel te weigeren, omdat het feitencomplex verbonden is met Nederland.
De officier van justitie heeft de rechtbank in overweging gegeven om af te zien van de toepassing van deze weigeringsgrond.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
De rechtbank stelt vast dat het onderzoek in Duitsland is aangevangen en dat de bewijsmiddelen
zich in Duitsland bevinden. Het Openbaar Ministerie in Nederland is bovendien niet voornemens om de vervolging over te nemen, zoals de officier van justitie heeft meegedeeld. Het gegeven dat het feit geacht wordt gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd vormt daarom onvoldoende aanleiding om deze weigeringsgrond toe te passen.

7.Evenredigheid

De raadsman heeft betoogd dat de uitvaardiging van het EAB niet evenredig is, gelet op de persoonlijke situatie van de opgeëiste persoon. Hij draagt de zorg voor zijn zieke broer en dit kan niet door iemand anders worden overgenomen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de uitvaardiging van het EAB evenredig is en dat geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die maken dat de tenuitvoerlegging van het EAB onevenredig zou zijn.
De rechtbank overweegt in lijn met eerdere uitspraken van deze rechtbank dat voor de vraag of sprake is van (on)evenredigheid van de overlevering een onderscheid dient te worden gemaakt tussen de zogenoemde stelselevenredigheid van de OLW en de evenredigheid in een concreet geval. Het stelsel van de OLW is, op de voet van het daaraan ten grondslag liggende Kaderbesluit, gebaseerd op het uitgangspunt dat het gebruik van de bevoegdheden tot overlevering, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, niet verder gaat dan nodig is om de doelstelling van het Kaderbesluit te verwezenlijken.
Uit het stelsel van overlevering en een kaderbesluitconforme uitleg volgt dat een evenredigheidsafweging in beginsel is ingebed in de afweging tot uitvaardiging van een EAB. De Duitse rechter heeft in deze zaak de afweging gemaakt om een EAB uit te vaardigen. Hiermee is de evenredigheid van de uitvaardiging van het EAB gegeven. Onder uitzonderlijke omstandigheden kan de tenuitvoerlegging van het EAB onevenredig geacht worden. [5] Hetgeen de raadsman hierover heeft aangevoerd is daarvoor echter onvoldoende.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Duisburgvoor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en B. Yesilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 4 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van deze rechtbank van 1 maart 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ3203.