ECLI:NL:RBAMS:2023:2850

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
9349249 CV EXPL 21-10648
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling door incassobureau wegens schending informatieverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de consument [eiser] en het incassobureau Juristu Incassodiensten. [eiser] vorderde terugbetaling van ruim 1.200 euro plus wettelijke rente van Juristu, omdat het incassobureau niet voldeed aan haar informatieverplichtingen in de algemene voorwaarden met betrekking tot de kosten van haar dienstverlening. De procedure begon toen [eiser] na een echtscheiding een vordering op haar ex-echtgenoot had en zich tot Juristu wendde voor incasso. Juristu had de incasso-opdracht geaccepteerd, maar de kostenstructuur was onduidelijk en niet transparant, wat in strijd is met de wettelijke vereisten. De kantonrechter oordeelde dat Juristu niet voldoende informatie had verstrekt over de totale kosten van de diensten, waardoor de overeenkomst niet geldig was. De rechter heeft Juristu veroordeeld tot terugbetaling van de betaalde kosten aan [eiser], vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. De vordering van [eiser] tot schadevergoeding voor het niet kunnen incasseren van de vordering op haar ex-echtgenoot werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat zij daadwerkelijk schade had geleden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9349249 CV EXPL 21-10648
vonnis van: 11 mei 2023
fno.: 842

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiseres
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: C.M. Loonstein
t e g e n

Juristu Incassodiensten B.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Juristu
gemachtigde: mr. J.J. van der Goen.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Voor het verloop van de procedure wordt verwezen naar het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 19 mei 2021 waarbij de zaak is verwezen naar de rechtbank Amsterdam. Daarna is bij instructievonnis van 13 oktober 2022 bepaald dat de zaak zich leent voor een mondelinge behandeling. Vervolgens is een datum voor de mondelinge behandeling bepaald.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 maart 2023. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft Juristu aanvullende stukken ingediend. C.M. Loonstein heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling verschillende keren een uitstelverzoek gedaan en meegedeeld dat hij en zijn cliënt niet aanwezig konden zijn tijdens de mondelinge behandeling (zie ook hierna onder 5 e.v.). [eiser] is niet verschenen. Namens Juristu zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] , bijgestaan door gemachtigden mr. J.J. van der Goen en mr. M.B. Bruinsma. Juristu is gehoord en heeft vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[eiser] heeft na een echtscheiding een vordering gekregen op haar ex-echtgenoot voor maandelijkse betalingsverplichtingen. Hij bleef in gebreke en [eiser] heeft zich voor de incasso op 10 juni 2018 bij Juristu aangemeld via een digitaal formulier aanvraag incasso. Daarbij heeft zij de algemene voorwaarden van Juristu geaccepteerd.
1.2.
Op 11 juni 2018 heeft Juristu per e-mail de incasso opdracht geaccepteerd. Daarbij zijn de algemene voorwaarden via een link meegezonden.
1.3.
Op 14 juni 2018 heeft Juristu aan [eiser] een factuur gestuurd van € 907,50 voor het maken van een dagvaarding tegen de ex-echtgenoot. Deze heeft [eiser] op 15 juni 2018 betaald. Op 29 augustus 2018 heeft [eiser] van Juristu een factuur gekregen voor deurwaarderskosten van € 342,16. Zij heeft deze op dezelfde dag betaald.
1.4.
Op 18 oktober 2018 is de ex-echtgenoot gedagvaard met een vordering in hoofdsom van € 3.680,17. De zaak is uiteindelijk buiten Juristu om geschikt tegen betaling door de ex-echtgenoot van € 500,00 waarna de procedure door de rechtbank is doorgehaald op 2 mei 2019.

Vordering en verweer

2. [eiser] vordert, samengevat, Juristu bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot:
- betaling van € 1.249,66 met wettelijke rente vanaf 14 juni 2018 en buitengerechtelijke incassokosten,
- betaling van € 3.680,17, met wettelijke rente vanaf 18 oktober 2018 en buitengerechtelijke incassokosten,
- betaling van € 1.905,75 aan werkelijke kosten van de gemachtigde, met wettelijke rente vanaf 13 december 2020,
- betaling van de proceskosten.
3. Zij stelt hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat Juristu bij de uitvoering van haar opdracht niet als goed opdrachtnemer heeft gehandeld en haar misleidende informatie heeft gegeven over de kosten om haar vordering geïnd te krijgen.
4. Juristu voert verweer dat strekt tot afwijzing waarop hierna, voor zover relevant, nader wordt ingegaan. Vanwege de evidente ongegrondheid van het instellen van de vordering door [eiser] vordert Juristu een veroordeling van de werkelijk gemaakte proceskosten.

Beoordeling

Uitstelverzoek
5. Op 14 maart 2023 heeft mr. Loonstein om aanhouding van de mondelinge behandeling van 21 maart 2023 verzocht in verband met medische behandelingen tijdens de mondelinge behandeling. Hij heeft aangevoerd dat een voorafgaand verzoek om verhinderdata hem niet had bereikt. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen. Op 17 maart 2023 heeft mr. Loonstein nogmaals om aanhouding verzocht wegens klemmende medische redenen. Dit verzoek is wederom afgewezen.
6. Op 20 maart 2023 heeft mr. Loonstein voor de derde keer verzocht de onderhavige zaak aan te houden. Ter onderbouwing van dit verzoek is door mr. Loonstein aangevoerd dat hij wegens klemmende medische redenen niet kon verschijnen tijdens de mondelinge behandeling, ter ondersteuning waarvan hij een verklaring van zijn huisarts heeft overgelegd.
7. Ter zitting heeft Juristu de kantonrechter verzocht het laatste verzoek af te wijzen. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat partijen bij tussenvonnis van 13 oktober 2022 in de gelegenheid zijn gesteld om verhinderdata op te geven en het ongeluk, waarvan in de verklaring van de huisarts gewag wordt gemaakt, kennelijk al eerder heeft plaatsgevonden.
8. De kantonrechter heeft tot drie keer toe besloten de mondelinge behandeling niet aan te houden om de volgende redenen. De verzoeken bevatten onjuistheden, tegenstrijdigheden en onduidelijkheden. Mr. Loonstein heeft twee verschillende medische redenen genoemd voor zijn afwezigheid tijdens de mondelinge behandeling. Bewijsstukken waaruit kon worden afgeleid dat mr. Loonstein in verband met medische behandelingen niet aanwezig kon zijn tijdens de mondelinge behandeling, zoals hij op 14 maart 2023 heeft gesteld, zijn toen niet overgelegd. Vervolgens heeft mr. Loonstein gesteld dat hij in verband met herstel van een ongeval niet aanwezig kon zijn tijdens de mondelinge behandeling. In dat kader is pas op 20 maart 2023 (een dag voor de zitting) een verklaring van een huisarts overgelegd. Hieruit blijkt enkel dat mr. Loonstein herstellende is van een ongeval en bedrust heeft. Over dat ongeval heeft mr. Loonstein op 25 februari 2023 bij e-mail bericht dat hij als gevolg daarvan enige tijd uit roulatie is geweest. Zijn herstel daarvan is dus kennelijk al geruime tijd gaande. Op 27 oktober 2022 is al aan partijen meegedeeld dat de mondelinge behandeling is bepaald op 21 maart 2023, nadat in het tussenvonnis van 13 oktober 2022 gelegenheid was gegeven om verhinderdata op te geven. Op 28 februari 2023 is in antwoord op de e-mail van mr. Loonstein van 25 februari 2023 nogmaals aan mr. Loonstein meegedeeld dat de mondelinge behandeling op 21 maart 2023 zou plaatsvinden. Mr. Loonstein heeft aldus ruim de tijd gehad om voor vervanging te zorgen tijdens de mondelinge behandeling, indien dat vanwege het genoemde herstel na een ongeval nodig zou zijn. Van een klemmende reden om de mondelinge behandeling te verplaatsen is dan ook niet gebleken.
Inhoudelijke beoordeling
9. [eiser] is, zoals Juristu ter zitting heeft erkend, een consument en Juristu een handelaar, zodat sprake is van een consumentenovereenkomst als bedoeld in artikel 6:230h lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Afdeling 2B, titel 5 van boek 6 BW (informatieverplichtingen) is op de overeenkomst van toepassing.
10. In dit geval heeft [eiser] zich op 10 juni 2018 online bij Juristu aangemeld door invulling van het formulier incasso aanvraag, waarbij zij de algemene voorwaarden van Juristu heeft geaccepteerd. Juristu heeft de aanvraag in behandeling genomen en het incassotraject opgestart. Dit is de gebruikelijke werkwijze van Juristu. In de algemene voorwaarden is over de voor de diensten van Juristu te betalen prijs het volgende bepaald:
3. Tarievena. Er worden voor dossiers geen basiskosten of dossierkosten in rekening gebracht indien deze niet verhaald zijn. Minnelijke incasso op basis van no cure, no pay.b. Slechts na akkoord offerte en opdracht van de opdrachtgever zal Juristu gaan dagvaarden c.q. gerechtelijke incasso procedure starten.4. Alle aanbiedingen, in welke vorm dan ook gedaan, zijn vrijblijvend en gelden slechts als een uitnodiging tot het geven of verstrekken van een opdracht, tenzij schriftelijk anders door Juristu Incasso vermeld.(…)29. Aan de cliënt wordt het volgende in rekening gebracht:A. Dossierkosten € 45,- ex btw,B. Incasso- en/of administratiekosten of anderszins, welke aan de wanbetaler[dat wil zeggen: de debiteur van de cliënt, kntr]
in rekening werden gebracht, met dien verstande dat deze kosten niet door de wanbetaler werden voldaan. De hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten bedragen dan:Factuurbedrag (zonder rente) Maximale incassokosten in percentagesOver de eerste € 2.500* 15%Over de volgende € 2.500 10%Over de volgende € 5.000 5%Over de volgende € 190.000 1%Over het meerdere 0,5%* Er geldt een minimum van € 40. Dit betekent dat u voor rekeningen die lager zijn dan € 267 meer dan 15% incassokosten betaalt.D. Betaalde bedragen en voorschotten die Juristu Incasso ten behoeve van de incasso werkzaamheden aan derden heeft voldaan.E. Op vergoedingen berekent Juristu Incasso het gebruikelijke geldende BTW tarief.F. Werkzaamheden die niet vallen onder normale incassowerkzaamheden, zoals het voeren van onderhandelingen, het geven van adviezen, het voeren van een procedure etc. etc., zullen naar redelijkheid en billijkheid in rekening worden gebracht tegen een nader vast te stellen salaris met een minimum uurtarief van € 75,- ex btw per uur voor een junior jurist tot € 175,- per uur voor een senior jurist, eventueel te vermeerderen met kilometervergoedingen, welke dan geldende en door cliënt op te vragen bij Juristu. Geldend uurtarief per 2015, eventueel te verhogen met een jaarlijkse indexatie minimaal gelijk aan de inflatiefactor of verhogende tarieven overheidswege. Het begeleiden van een vonnis met samenwerking van een deurwaarder brengt Juristu Incasso 10% over het ontvangen geld in rekening, exclusief executiekosten.G. Bij een schikking of betalingsregeling van de vordering door Juristu/cliënt zal door Juristu Incasso een incassoprovisie van 10% van de vordering in rekening brengen bij de cliënt, welke per direct opeisbaar zijn bij cliënt, tenzij vooraf schriftelijk anders overeengekomen, vermeerderd met eventuele verhaalkosten.H. Bij het eenzijdig intrekken van de vordering door de cliënt zal door Juristu Incasso € 45,- dossierkosten in rekening brengen bij de cliënt vermeerderd met eventuele verhaalkosten evenals 10% van het gevorderde bedrag welke per direct opeisbaar zijn bij cliënt, tenzij vooraf schriftelijk anders overeengekomen.I. De vordering behandelen wij op basis van ‘No cure no pay’, bij een positief incasso-resultaat zullen wij 10% van de hoofdsom inhouden (Vorderingen vanaf € 2500,-).
11. Op grond van artikel 6:230m lid 1 aanhef en onder e BW moet (ambtshalve) worden beoordeeld of Juristu voorafgaand aan de overeenkomst, dus in dit geval in de algemene voorwaarden, op duidelijke en begrijpelijke – en dus transparante – wijze aan [eiser] informatie heeft verschaft over de totale prijs van haar diensten. Dat heeft Juristu niet gedaan. Zo is het uurtarief dat verschuldigd is voor de werkzaamheden die niet vallen onder “normale incassowerkzaamheden”, onduidelijk evenals de hoeveelheid werkzaamheden die mogelijk nodig is om de incasso opdracht uit te voeren. Een gerechtelijke incassoprocedure kan immers vooraf niet voorzienbare kosten met zich meebrengen. Dit moet vooraf duidelijk worden gemaakt, zodat de consument op basis daarvan de economische gevolgen die voor hem uit de overeenkomst voortvloeien kan inschatten. De enkele vermelding van een minimum uurtarief voor de te verlenen juridische diensten, naast een provisie van 10%, stelt een consument niet in staat om het totale bedrag in te schatten dat hij voor de diensten moet betalen, althans om met de nodige voorzichtigheid zijn beslissing tot het verstrekken van de opdracht te nemen, met volledige kennis van enerzijds de gebeurtenissen die zich kunnen voordoen en anderzijds de gevolgen die deze kunnen hebben voor de duur van de diensten.
12. Dit betekent dat in elk geval artikel 29 van de algemene voorwaarden, over de kosten die de cliënt van Juristu moet betalen, niet voldoet aan het vereiste van artikel 6:230m lid 1 aanhef en onder e BW. Deze bepaling wordt daarom vernietigd (vgl. Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677). De overeenkomst kan niet worden aangevuld met een eigen beoordeling van de kantonrechter van wat een redelijke vergoeding voor de verleende diensten van Juristu is (zie HvJ EU 25 november 2020, EU:C:2020:954). Daarom wordt geoordeeld dat Juristu geen vergoeding voor haar diensten toekomt (zie HvJ EU 12 januari 2023, ECLI:EU:C:2023:14).
Of Juristu voor het overige aan haar informatieverplichtingen heeft voldaan en of haar algemene voorwaarden voor het overige geldig zijn, wordt bij deze uitkomst in het midden gelaten.
13. [eiser] vordert terugbetaling van € 1.249,66 aan betaalde kosten, te vermeerderen met wettelijke daarover. Deze vordering is toewijsbaar. De ingangsdatum van de wettelijke rente wordt bepaald op 29 augustus 2018 als datum waarop het laatste gedeelte van de kosten is voldaan.
14. [eiser] vordert daarnaast betaling van € 3.680,17 wegens beschadiging van haar rechtspositie, althans het niet meer kunnen incasseren van de vordering op haar ex-echtgenoot. Zij verwijt Juristu dat zij niet op het risico is gewezen dat zij de procedure zou kunnen verliezen. Verder vertrouwde zij erop dat Juristu haar tijdens de procedure zou begeleiden, maar Juristu heeft haar bij de mondelinge behandeling aan haar lot overgelaten door niet mee te gaan naar de zitting. [eiser] heeft na de zitting een advocaat geraadpleegd die haar erop wees dat ze er rekening mee moest houden dat ze de procedure zou verliezen met een veroordeling in de proceskosten. [eiser] heeft toen met de schikking ingestemd.
15. Juristu voert daartegen aan dat de ex-echtgenoot in de procedure de vordering van [eiser] gemotiveerd heeft betwist en een tegenvordering van € 2.335,23 heeft ingesteld. Juristu is niet naar de zitting meegegaan omdat [eiser] haar slechts had ingeschakeld en betaald om te dagvaarden. Wel heeft Juristu in overleg met [eiser] een conclusie van antwoord in reconventie ingediend. Juristu wijst erop dat [eiser] na de zitting aan haar heeft meegedeeld dat de rechter had voorgesteld om de kwestie tegen gesloten beurzen te sluiten.
16. Het verwijt van [eiser] aan Juristu dat zij aan [eiser] niet de goede en kwade kansen van de procedure heeft voorgehouden is terecht. Juristu heeft binnen twee dagen nadat ze de opdracht van [eiser] had aanvaard aan haar bericht dat de volgende stap zou zijn om de ex-echtgenoot te gaan dagvaarden. Dit terwijl de online aanmelding van [eiser] uit niet meer dan een paar zinnetjes bestond, de echtscheidingsbeschikking nog niet in het bezit van Juristu was en Juristu nog geen enkele vraag aan [eiser] had gesteld over haar vordering. In de maanden daarna heeft Juristu wel nadere informatie opgevraagd bij [eiser] , maar dat was te laat. Juristu behoorde eerst te onderzoeken wat de feiten waren en de rechtsgevolgen daarvan om te kunnen adviseren of het voor [eiser] zinvol en haalbaar was om een gerechtelijke procedure te starten, zeker nu Juristu verwachtte dat op voorhand voor het opstellen van de dagvaarding werd betaald. Bovendien behoorde Juristu aan [eiser] voor te houden wat de goede en kwade kansen van de procedure waren en de verhaalsmogelijkheden te bespreken. Aan de hand daarvan had bezien kunnen worden of een schikking met de wederpartij getroffen kon worden. Van dit alles is niets gebleken. [eiser] verwijt Juristu daarnaast terecht dat zij niet is meegegaan naar de zitting, aangezien [eiser] dat zonder meer van Juristu mocht verwachten. Dat [eiser] de kosten daarvan nog niet had betaald kan Juristu haar niet tegenwerpen, aangezien Juristu zelf over die kosten onvoldoende duidelijk is geweest (zie hiervoor onder 12).
17. Het is de vraag of [eiser] door toedoen van Juristu schade heeft geleden en zo ja, tot welk bedrag. In elk geval is dat niet het gevorderde bedrag van de volledige vordering op de ex-echtgenoot van € 3.680,17. Juristu heeft immers onweersproken aangevoerd dat een schikking is getroffen tegen betaling door de ex-echtgenoot van € 500,00. Aangenomen moet worden dat [eiser] dit bedrag heeft ontvangen. Indien Juristu juist had gehandeld, zoals hiervoor onder 17 beschreven, is aannemelijk dat een procedure niet nodig was geweest en dat [eiser] met haar ex-echtgenoot in een eerder stadium een schikking had kunnen treffen. Gelet echter op de mededeling van [eiser] aan Juristu dat de rechter op de zitting heeft voorgesteld om de zaak met gesloten beurzen te sluiten, kan niet worden aangenomen dat een eerdere schikking tot een gunstiger resultaat zou hebben geleid. Daarom heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat zij schade heeft geleden, zodat dit onderdeel van haar vordering niet toewijsbaar is.
18. Gelet op de uitkomst van deze procedure zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt Juristu tot betaling aan [eiser] van:
- € 1.249,66 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 29 augustus 2018 tot aan de voldoening;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.