ECLI:NL:RBAMS:2023:2849

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
9349229 CV EXPL 21-10647
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van incassokosten door Juristu Incassodiensten aan consument na schending informatieverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Juristu Incassodiensten B.V. en een consument, aangeduid als [eiser]. De consument vorderde terugbetaling van ruim 1.200 euro aan betaalde incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat Juristu niet voldeed aan haar informatieverplichtingen zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 6:230m, dat vereist dat consumenten vooraf duidelijk geïnformeerd worden over de totale kosten van de diensten. De kantonrechter stelde vast dat de algemene voorwaarden van Juristu onduidelijk waren en dat de consument niet in staat was om de economische gevolgen van de overeenkomst goed in te schatten. Hierdoor werd de vordering van de consument tot terugbetaling van de betaalde kosten toegewezen, met als ingangsdatum voor de wettelijke rente 13 februari 2018. Daarnaast werd Juristu veroordeeld in de proceskosten van de consument, die in totaal op € 738,88 werden begroot. De kantonrechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9349229 CV EXPL 21-10647
vonnis van: 11 mei 2023
fno.: 842

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiseres
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: C.M. Loonstein
t e g e n

Juristu Incassodiensten B.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Juristu
gemachtigde: mr. J.J. van der Goen.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Voor het verloop van de procedure wordt verwezen naar het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 21 april 2021 waarbij de zaak is verwezen naar de rechtbank Amsterdam. Op verzoek van [eiser] is bij beschikking van 1 december 2021 een voorlopig getuigenverhoor bepaald, waarna op 22 februari 2022 en 23 augustus 2022 getuigen zijn gehoord. Daarna is bij instructievonnis van 13 oktober 2022 bepaald dat de zaak zich leent voor een mondelinge behandeling. Vervolgens is een datum voor de mondelinge behandeling bepaald.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 maart 2023. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft Juristu aanvullende stukken ingediend. C.M. Loonstein heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling verschillende keren een uitstelverzoek gedaan en meegedeeld dat hij en zijn cliënt niet aanwezig konden zijn tijdens de mondelinge behandeling (zie ook hierna onder 5 e.v.). [eiser] is niet verschenen. Namens Juristu zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] , bijgestaan door gemachtigden mr. J.J. van der Goen en mr. M.B. Bruinsma. Juristu is gehoord en heeft vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Op 10 januari 2018 heeft [eiser] zich via een digitaal formulier aanvraag incasso bij Juristu aangemeld ter incasso van een vordering die zij op haar ex-echtgenoot had. Daarbij heeft zij de algemene voorwaarden van Juristu geaccepteerd.
1.2.
Bij e-mail van 11 januari 2018 heeft Juristu om meer informatie en onderbouwing van de vordering verzocht en op 29 januari 2018 heeft Juristu per e-mail de incasso opdracht geaccepteerd. Daarbij zijn de algemene voorwaarden via een link meegezonden.
1.3.
In februari 2018 heeft [eiser] twee voorschotnota’s aan Juristu betaald, in totaal (€ 907,50 en € 371,50 =) € 1.279,00,voor de incasso procedure.
1.4.
Op 1 maart 2018 is de ex-echtgenoot gedagvaard.
1.5.
Tussen Juristu en de gemachtigde van de ex-echtgenoot is onderhandeld en op 20 april 2018 is [eiser] akkoord gegaan met een schikkingsbedrag van € 5.000,00, te betalen in één termijn van € 2.500,00 en 25 termijnen van € 100,00. De dagvaardingsprocedure is doorgehaald.
1.6.
Op 4 juli 2020 heeft Juristu aan [eiser] de einddeclaratie gestuurd. Daarin stond dat € 5.000,00 was geïncasseerd en aan [eiser] een bedrag van € 3.561,36 toekwam.
1.7.
[eiser] was het daarmee niet eens en heeft zich tot het tv-programma ‘Mr. Frank Visser: wordt u al geholpen’ gewend. Op 28 juli 2020 heeft Juristu aangeboden om aan [eiser] € 5.000,00 te betalen. [eiser] is daarmee akkoord gegaan en het bedrag is op 19 augustus 2020 aan haar overgemaakt.
Vordering en verweer
2. [eiser] vordert, samengevat, Juristu bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot:
- betaling van € 1.279,00 met wettelijke rente vanaf 29 januari 2018,
- een verklaring voor recht dat Juristu het dossier van [eiser] aan haar overhandigt, met dwangsom,
- een verklaring voor recht dat indien blijkt dat [eiser] recht heeft op meer dan het aan haar voldane bedrag van € 5.000,00, Juristu aansprakelijk is voor de schade, op te maken bij staat, met dwangsom,
- betaling van € 1.905,75 aan werkelijke kosten van de gemachtigde, met rente,
- betaling van de proceskosten.
3. Zij stelt hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat Juristu bij de uitvoering van haar opdracht niet als goed opdrachtnemer heeft gehandeld en [eiser] misleidende informatie heeft gegeven over het betaalde voorschot.
4. Juristu voert verweer dat strekt tot afwijzing waarop hierna, voor zover relevant, nader wordt ingegaan. Vanwege de evidente ongegrondheid van het instellen van de vordering door [eiser] vordert Juristu een veroordeling van de werkelijk gemaakte proceskosten.
Beoordeling
Uitstelverzoek
5. Op 14 maart 2023 heeft mr. Loonstein om aanhouding van de mondelinge behandeling van 21 maart 2023 verzocht in verband met medische behandelingen tijdens de mondelinge behandeling. Hij heeft aangevoerd dat een voorafgaand verzoek om verhinderdata hem niet had bereikt. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen. Op 17 maart 2023 heeft mr. Loonstein nogmaals om aanhouding verzocht wegens klemmende medische redenen. Dit verzoek is wederom afgewezen.
6. Op 20 maart 2023 heeft mr. Loonstein voor de derde keer verzocht de onderhavige zaak aan te houden. Ter onderbouwing van dit verzoek is door mr. Loonstein aangevoerd dat hij wegens klemmende medische redenen niet kon verschijnen tijdens de mondelinge behandeling, ter ondersteuning waarvan hij een verklaring van zijn huisarts heeft overgelegd.
7. Ter zitting heeft Juristu de kantonrechter verzocht het laatste verzoek af te wijzen. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat partijen bij tussenvonnis van 13 oktober 2022 in de gelegenheid zijn gesteld om verhinderdata op te geven en het ongeluk, waarvan in de verklaring van de huisarts gewag wordt gemaakt, kennelijk al eerder heeft plaatsgevonden.
8. De kantonrechter heeft tot drie keer toe besloten de mondelinge behandeling niet aan te houden om de volgende redenen. De verzoeken bevatten onjuistheden, tegenstrijdigheden en onduidelijkheden. Mr. Loonstein heeft twee verschillende medische redenen genoemd voor zijn afwezigheid tijdens de mondelinge behandeling. Bewijsstukken waaruit kon worden afgeleid dat mr. Loonstein in verband met medische behandelingen niet aanwezig kon zijn tijdens de mondelinge behandeling, zoals hij op 14 maart 2023 heeft gesteld, zijn toen niet overgelegd. Vervolgens heeft mr. Loonstein gesteld dat hij in verband met herstel van een ongeval niet aanwezig kon zijn tijdens de mondelinge behandeling. In dat kader is pas op 20 maart 2023 (een dag voor de zitting) een verklaring van een huisarts overgelegd. Hieruit blijkt enkel dat mr. Loonstein herstellende is van een ongeval en bedrust heeft. Over dat ongeval heeft mr. Loonstein op 25 februari 2023 bij e-mail bericht dat hij als gevolg daarvan enige tijd uit roulatie is geweest. Zijn herstel daarvan is dus kennelijk al geruime tijd gaande. Op 27 oktober 2022 is al aan partijen meegedeeld dat de mondelinge behandeling is bepaald op 21 maart 2023, nadat in het tussenvonnis van 13 oktober 2022 gelegenheid was gegeven om verhinderdata op te geven. Op 28 februari 2023 is in antwoord op de e-mail van mr. Loonstein van 25 februari 2023 nogmaals aan mr. Loonstein meegedeeld dat de mondelinge behandeling op 21 maart 2023 zou plaatsvinden. Mr. Loonstein heeft aldus ruim de tijd gehad om voor vervanging te zorgen tijdens de mondelinge behandeling, indien dat vanwege het genoemde herstel na een ongeval nodig zou zijn. Van een klemmende reden om de mondelinge behandeling te verplaatsen is dan ook niet gebleken.
Inhoudelijke beoordeling
9. [eiser] is, zoals Juristu ter zitting heeft erkend, een consument en Juristu een handelaar, zodat sprake is van een consumentenovereenkomst als bedoeld in artikel 6:230h lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Afdeling 2B, titel 5 van boek 6 BW (informatieverplichtingen) is op de overeenkomst van toepassing.
10. In dit geval heeft [eiser] zich op 10 januari 2018 online bij Juristu aangemeld door invulling van het formulier incasso aanvraag, waarbij zij de algemene voorwaarden van Juristu heeft geaccepteerd. Juristu heeft de aanvraag in behandeling genomen en het incassotraject opgestart. Dit is de gebruikelijke werkwijze van Juristu. In de algemene voorwaarden is over de voor de diensten van Juristu te betalen prijs het volgende bepaald:
3. Tarievena. Er worden voor dossiers geen basiskosten of dossierkosten in rekening gebracht indien deze niet verhaald zijn. Minnelijke incasso op basis van no cure, no pay.b. Slechts na akkoord offerte en opdracht van de opdrachtgever zal Juristu gaan dagvaarden c.q. gerechtelijke incasso procedure starten.4. Alle aanbiedingen, in welke vorm dan ook gedaan, zijn vrijblijvend en gelden slechts als een uitnodiging tot het geven of verstrekken van een opdracht, tenzij schriftelijk anders door Juristu Incasso vermeld.(…)29. Aan de cliënt wordt het volgende in rekening gebracht:A. Dossierkosten € 45,- ex btw,B. Incasso- en/of administratiekosten of anderszins, welke aan de wanbetaler[dat wil zeggen: de debiteur van de cliënt, kntr]
in rekening werden gebracht, met dien verstande dat deze kosten niet door de wanbetaler werden voldaan. De hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten bedragen dan:Factuurbedrag (zonder rente) Maximale incassokosten in percentagesOver de eerste € 2.500* 15%Over de volgende € 2.500 10%Over de volgende € 5.000 5%Over de volgende € 190.000 1%Over het meerdere 0,5%* Er geldt een minimum van € 40. Dit betekent dat u voor rekeningen die lager zijn dan € 267 meer dan 15% incassokosten betaalt.D. Betaalde bedragen en voorschotten die Juristu Incasso ten behoeve van de incasso werkzaamheden aan derden heeft voldaan.E. Op vergoedingen berekent Juristu Incasso het gebruikelijke geldende BTW tarief.F. Werkzaamheden die niet vallen onder normale incassowerkzaamheden, zoals het voeren van onderhandelingen, het geven van adviezen, het voeren van een procedure etc. etc., zullen naar redelijkheid en billijkheid in rekening worden gebracht tegen een nader vast te stellen salaris met een minimum uurtarief van € 75,- ex btw per uur voor een junior jurist tot € 175,- per uur voor een senior jurist, eventueel te vermeerderen met kilometervergoedingen, welke dan geldende en door cliënt op te vragen bij Juristu. Geldend uurtarief per 2015, eventueel te verhogen met een jaarlijkse indexatie minimaal gelijk aan de inflatiefactor of verhogende tarieven overheidswege. Het begeleiden van een vonnis met samenwerking van een deurwaarder brengt Juristu Incasso 10% over het ontvangen geld in rekening, exclusief executiekosten.G. Bij een schikking of betalingsregeling van de vordering door Juristu/cliënt zal door Juristu Incasso een incassoprovisie van 10% van de vordering in rekening brengen bij de cliënt, welke per direct opeisbaar zijn bij cliënt, tenzij vooraf schriftelijk anders overeengekomen, vermeerderd met eventuele verhaalkosten.H. Bij het eenzijdig intrekken van de vordering door de cliënt zal door Juristu Incasso € 45,- dossierkosten in rekening brengen bij de cliënt vermeerderd met eventuele verhaalkosten evenals 10% van het gevorderde bedrag welke per direct opeisbaar zijn bij cliënt, tenzij vooraf schriftelijk anders overeengekomen.I. De vordering behandelen wij op basis van ‘No cure no pay’, bij een positief incasso-resultaat zullen wij 10% van de hoofdsom inhouden (Vorderingen vanaf € 2500,-).
11. Op grond van artikel 6:230m lid 1 aanhef en onder e BW moet (ambtshalve) worden beoordeeld of Juristu voorafgaand aan de overeenkomst, dus in dit geval in de algemene voorwaarden, op duidelijke en begrijpelijke – en dus transparante – wijze aan [eiser] informatie heeft verschaft over de totale prijs van haar diensten. Dat heeft Juristu niet gedaan. Zo is het uurtarief dat verschuldigd is voor de werkzaamheden die niet vallen onder “normale incassowerkzaamheden”, onduidelijk evenals de hoeveelheid werkzaamheden die mogelijk nodig is om de incasso opdracht uit te voeren. Een gerechtelijke incassoprocedure kan immers vooraf niet voorzienbare kosten met zich meebrengen. Dit moet vooraf duidelijk worden gemaakt, zodat de consument op basis daarvan de economische gevolgen die voor hem uit de overeenkomst voortvloeien kan inschatten. De enkele vermelding van een minimum uurtarief voor de te verlenen juridische diensten, naast een provisie van 10%, stelt een consument niet in staat om het totale bedrag in te schatten dat hij voor de diensten moet betalen, althans om met de nodige voorzichtigheid zijn beslissing tot het verstrekken van de opdracht te nemen, met volledige kennis van enerzijds de gebeurtenissen die zich kunnen voordoen en anderzijds de gevolgen die deze kunnen hebben voor de duur van de diensten.
12. Dit betekent dat in elk geval artikel 29 van de algemene voorwaarden, over de kosten die de cliënt van Juristu moet betalen, niet voldoet aan het vereiste van artikel 6:230m lid 1 aanhef en onder e BW. Deze bepaling wordt daarom vernietigd (vgl. Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677). De overeenkomst kan niet worden aangevuld met een eigen beoordeling van de kantonrechter van wat een redelijke vergoeding voor de verleende diensten van Juristu is (zie HvJ EU 25 november 2020, EU:C:2020:954). Daarom wordt geoordeeld dat Juristu geen vergoeding voor haar diensten toekomt (zie HvJ EU 12 januari 2023, ECLI:EU:C:2023:14).
Of Juristu voor het overige aan haar informatieverplichtingen heeft voldaan en of haar algemene voorwaarden voor het overige geldig zijn, wordt bij deze uitkomst in het midden gelaten.
13. [eiser] vordert terugbetaling van € 1.279,00 aan betaalde kosten, te vermeerderen met wettelijke daarover. Deze vordering is toewijsbaar. De ingangsdatum van de wettelijke rente wordt bepaald op 13 februari 2018 als datum waarop het laatste gedeelte van het voorschot voor de kosten is voldaan (prod. 23 bij de dagvaarding).
14. [eiser] vordert daarnaast – naar de kantonrechter begrijpt – afgifte van haar dossier. Tijdens het voorlopig getuigenverhoor heeft [naam 1] verklaard dat dit dossier aan haar gemachtigde zou worden afgegeven. [eiser] heeft daartoe ook een incidenteel verzoek gedaan in de procedure van het voorlopig getuigenverhoor, welk verzoek zij later heeft ingetrokken. Het is dan ook thans niet duidelijk of [eiser] nog een belang heeft bij haar vordering en zo ja, welk belang. Daarom zal deze als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
15. Verder vordert [eiser] een voorwaardelijke verklaring voor recht dat Juristu aansprakelijk is voor haar schade. Juristu voert daartegen aan dat deze vordering te onduidelijk is en bovendien bij toewijzing niet uitvoerbaar. De kantonrechter sluit zich daarbij aan. [eiser] beschikt inmiddels, naar moet worden aangenomen, over haar dossier. Indien zij meent dat zij nog iets van Juristu te vorderen heeft uit hoofde van wanprestatie of onrechtmatig handelen dient zij dat in deze procedure inzichtelijk te maken. Voor zover zij meent dat zij daartoe nog niet in staat is, had zij dat nader moeten toelichten. Nu dat niet is gebeurd zal deze vordering worden afgewezen, omdat haar belang daarbij niet is gebleken.
16. [eiser] vordert ook de werkelijke kosten van haar gemachtigde. Toewijzing van de werkelijke proceskosten is denkbaar in buitengewone omstandigheden, waarbij moet worden gedacht aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad. Een door de gedaagde partij gevoerd verweer kan pas misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen opleveren als het verweer, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als de gedaagde zijn verweer baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Er past terughoudendheid bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen, omdat ook de gedaagde partij het mede door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op toegang tot de rechter heeft, hetgeen omvat dat hij zich in rechte mag verdedigen (zie Hoge Raad 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360). In dit geval is niet aan deze strenge toets voldaan. Juristu heeft geen verweer gevoerd waarvan op voorhand duidelijk was dat het geen kans van slagen had.
17. Juristu wordt in deze procedure als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij beschouwd. Zij zal worden veroordeeld in de proceskosten, die worden begroot op € 100,88 aan explootkosten, € 398,00 aan salaris gemachtigde en € 240,00 aan griffierecht, totaal € 738,88.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt Juristu tot betaling aan [eiser] van:
- € 1.279,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 februari 2018 tot aan de voldoening;
veroordeelt Juristu in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 738,88, voor zover van toepassing inclusief btw;
veroordeelt Juristu in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 66,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.