Beoordeling
9. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] aangegeven dat hij het als productie 2 bij de dagvaarding overgelegde stuk, dat door [eiser 1] wordt beschouwd als offerte, heeft opgesteld op het moment dat de woning nog niet op naam van [eiser 1] stond. Partijen gingen vriendschappelijk met elkaar om. Tijdens de werkzaamheden heeft er overleg tussen partijen plaatsgehad, mondeling en via WhatsApp. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat hij het stuk dan ook heeft opgesteld aan de hand van aannames. Daarom is het volgens hem een kostenraming, dat als basis zou dienen voor de werkzaamheden. Tijdens de werkzaamheden is het stuk ook nog aangepast. Deze gang van zaken is niet door [eiser 1] betwist.
aannemingsovereenkomst met vaste aanneemsom of richtprijs of regieovereenkomst?
10. Partijen hebben een overeenkomst tot aanneming van werk in de zin van art. 7:750 BW gesloten, waarbij [gedaagde] zich heeft verplicht tot het verrichten van diverse werkzaamheden aan de woning van [eiser 1] , alsmede tot het leveren van materialen.
11. De eerste vraag die beantwoord moet worden, is of sprake is van een aannemingsovereenkomst met een vaste aanneemsom dan wel een aannemingsovereenkomst met een richtprijs. Kenmerkend voor een aannemingsovereenkomst met een vaste aanneemsom is dat de door de aannemer te verrichten werkzaamheden vastliggen en ook de door de opdrachtgever te betalen prijs, behoudens meer- en minderwerk.
12. Nu niet betwist is dat [gedaagde] het stuk heeft opgesteld op het moment dat de woning nog niet het eigendom was van [eiser 1] , dat er inkoopprijzen worden genoemd in het stuk en een voorbehoud wordt gemaakt ten aanzien van prijswijzigingen, dat er geen arbeidskosten in zijn vermeld, dat het niet gedetailleerd is, zodat het ook niet goed mogelijk is om te bepalen welke werkzaamheden tot de opgedragen werkzaamheden behoren en welke tot het meer- of minderwerk moeten worden gerekend en omdat niet betwist is dat het stuk gaandeweg is aangepast, wordt ervan uitgegaan dat partijen geen vaste aanneemsom zijn overeengekomen, maar enkel een richtprijs. Artikel 7:752 BW bepaalt dat de opdrachtgever ( [eiser 1] ) dan een redelijke prijs verschuldigd is voor het verrichte werk, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met de door de aannemer ter zake van de vermoedelijke prijs gewekte verwachtingen.
13. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat [eiser 1] de overeenkomst tijdens het gesprek tussen partijen op 31 januari 2021 met onmiddellijke ingang heeft beëindigd, te weten voor het gedeelte van de werkzaamheden dat nog niet was uitgevoerd. [eiser 1] heeft immers de kozijnen op 31 januari 2021 geannuleerd en [gedaagde] heeft in zijn e-mail van 1 februari 2021, de dag na de bespreking tussen partijen, de beëindiging van de overeenkomst bevestigd en [eiser 1] een financieel eindoverzicht gezonden voor de werkzaamheden die door hem waren verricht. Daarop is niet (schriftelijk) gereageerd en in de ingebrekestelling van 23 maart 2021 is alleen een sommatie tot herstel van de in die brief gestelde gebreken opgenomen. De gemachtigde van [eiser 1] sommeert in die brief niet om de overige overeengekomen en nog niet uitgevoerde werkzaamheden, zoals die voor de uitbouw, alsnog uit te voeren.
een redelijke prijs voor de werkzaamheden
14. [eiser 1] moet dus een redelijke prijs betalen voor het verrichte werk dat naar behoren is uitgevoerd. Volgens [gedaagde] is dat een bedrag van € 35.083,07 exclusief btw, waarin ook het meerwerk is opgenomen, zodat hij een bedrag van € 1.348,40 inclusief btw aan [eiser 1] zou moeten (terug)betalen. Het meerwerk bestond volgens [gedaagde] uit: het aanbrengen van LED-verlichting, extra schilderwerk op de trap, het ophangen van de televisie, het aansluiten en installeren van de wifi op TV, het plaatsen van een raam, het aanpassen van de meterkast, het monteren van een badkamerkast en keukenkast, het afkitten van diverse kledingkasten in kamers, het plaatsen van een trapstrip en het leggen van de laminaatvloer. Deze werkzaamheden zijn door [eiser 1] onvoldoende betwist.
15. [eiser 1] is het met de eindafrekening van [gedaagde] niet eens. Het uurtarief en de fee die [gedaagde] berekent zijn volgens hem niet overeengekomen. Voor het terugzetten van de plinten zou een bedrag van € 225,00 exclusief btw te veel zijn gerekend en voor het vervangen van de LED € 413,16 exclusief btw te veel.
16. Het bezwaar van [eiser 1] tegen het uurtarief is gegrond. In de kostenraming is, naast de daarin genoemde fee van 12,5%, geen post arbeid of een afzonderlijk uurtarief genoemd. Daarom heeft [gedaagde] de verwachting gewekt dat dit niet zou worden berekend. Verder heeft [gedaagde] de betwiste bedragen van € 225,00 en € 413,16 onvoldoende onderbouwd. De berekening van [gedaagde] (zie hiervoor onder 1.5.) voor het overige volgend luidt de conclusie dat [eiser 1] voor het verrichte werk € 22.167,06 aan [gedaagde] moet betalen, te vermeerderen met de fee van 12,5% en de dekking W/R van 4%. Dit is totaal € 25.824,62 exclusief btw.
17. Vervolgens is in geschil of [gedaagde] de overeenkomst gebrekkig heeft uitgevoerd en zo ja, welk bedrag daarmee is gemoeid. Daarbij is ook van belang wat partijen op grond van de overeenkomst van elkaar konden verwachten. Zo mag de opdrachtgever van een goede aannemer die schilderwerkzaamheden uitvoert verwachten dat hij eerst de oude (bevestigings-)materialen verwijdert. Als, zoals [gedaagde] aanvoert, is afgesproken dat de opdrachtgever voor verwijdering zou zorgdragen, had het voor de hand gelegen dat [gedaagde] dit schriftelijk had bevestigd. Daarvan is niet gebleken. Ook getuigt het niet van goed vakmanschap als gemonteerde zaken na korte tijd los komen te hangen of scheef gaan staan en als eerst na het schilder/spuitwerk oude stopcontacten en schakelaars worden verwijderd en nieuwe worden gemonteerd, waardoor er een gebrekkige afwerking rondom deze zaken ontstaat.
18. [eiser 1] heeft de tekortkomingen onderbouwd met het rapport van Top Expert. [gedaagde] heeft daartegen aangevoerd dat Top Expert niet onafhankelijk zou zijn en dat hij niet is binnengelaten bij de schouw. Dat Top Expert onvoldoende onafhankelijk is, is echter onvoldoende gebleken. [gedaagde] is voor de expertise uitgenodigd en blijkens het rapport heeft de expert [gedaagde] en een derde niet toegelaten tot de woning omdat [gedaagde] de aanwezigheid van de derde niet had aangekondigd, er coronamaatregelen golden en de sfeer door toedoen van [gedaagde] en de derde grimmig zou zijn geweest. [gedaagde] had ervoor kunnen kiezen alleen, dus zonder de derde, de schouw bij te wonen, dan wel een contra-expertiserapport in de procedure in te brengen. Dat heeft hij niet gedaan.
19. Daarom zal aan de hand van de door de expert in het rapport beschreven gebreken worden beoordeeld of voldoende is komen vast te staan dat dit gebreken zijn en deze zijn veroorzaakt door [gedaagde] . Voor zover werkzaamheden niet zijn uitgevoerd zullen deze niet worden besproken.
20. De volgende in het rapport gestelde gebreken zijn onvoldoende gemotiveerd betwist door [gedaagde] :
- in slaapkamer 1 zijn oude bevestigingsmaterialen niet verwijderd voor het sausen (spuiten). Daarnaast hangen de spotjes los en zijn de scharnieren niet geschilderd (€ 100);
- in slaapkamer 3 zijn de spotjes slecht gemonteerd en oude bevestigingsmiddelen niet verwijderd voor het sauzen (spuiten) (€ 100,00);
- het raam in de badkamer op de bovenverdieping is in de verkeerde kleur geleverd (€ 220);
- het schilderwerk in de woonkamer is niet goed uitgevoerd (€ 20);
- de wijnkast in de keuken is niet goed gemonteerd (€ 50);
- het kitwerk is slecht (€ 635);
- gaten in de muur achter stopcontacten en schakelaars zijn zichtbaar, stopcontacten en schakelaars los en/of scheef gemonteerd, afwerking rondom stopcontacten en schakelaars slecht (€ 125).
21. Dat [gedaagde] de (overige) plinten zou terugplaatsen en schilderen is onvoldoende komen vast te staan. [eiser 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat hij zelf het laminaat in de keuken heeft gelegd. Niet gebleken is dat vervolgens met [gedaagde] is afgesproken dat hij een plank zou vervangen. Dat er is overeengekomen dat er in de afzuigkap een terugslagklep zou worden gemonteerd is eveneens niet komen vast te staan. Dat de scheur en de verkeerd geboorde gaten onder het keukenblok aan [gedaagde] zijn toe te rekenen is ook onvoldoende komen vast te staan.
22. Gelet op de door de expert genoemde herstelbedragen betekent dit dat vanwege de gebreken in totaal een bedrag van € 1.250,00 in mindering zal worden gebracht op de hierboven berekende waarde van de werkzaamheden. In hoofdsom is [eiser 1] dan ook een bedrag van (€ 25.824,62 - € 1.250,00 =) € 24.574,62 exclusief btw verschuldigd. [eiser 1] heeft al € 36.202,45 exclusief btw betaald (zie hiervoor onder 1.5.) zodat er € 11.627,83 exclusief btw, dus € 14.069,67 inclusief btw te veel is betaald. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot terugbetaling van dit bedrag aan [eiser 1] .
23. Uit het voorgaande volgt dat de herstelkosten die [gedaagde] aan [eiser 1] verschuldigd is veel lager zijn dan in de expertise begroot: € 1.250,00 terwijl in het expertiserapport een bedrag van € 36.852,76 (excl. btw) staat. De expertisekosten zijn bij deze uitkomst niet aan te merken als redelijke kosten ter vaststelling van schade zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW, zodat [gedaagde] deze kosten niet hoeft te vergoeden.
verklaring voor recht en ontbinding
24. Gelet op het vorenstaande heeft [eiser 1] geen belang meer bij de gevorderde verklaring voor recht. Daarnaast is ontbinding, gelet op de relatief geringe herstelkosten van de gebreken, niet gerechtvaardigd. Daarom zal alleen het meer subsidiair gevorderde worden toegewezen tot het bedrag van € 14.069,67.
25. De wettelijke rente over dit bedrag is toewijsbaar vanaf de gevorderde datum van 23 december 2021.
buitengerechtelijke kosten
26. Volgens [gedaagde] zijn de buitengerechtelijke kosten niet verschuldigd omdat de gemachtigde van [eiser 1] “een brevet van onvermogen heeft afgegeven” en de kosten niet zijn aangezegd. Dit verweer slaagt niet. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is toewijsbaar, nu [eiser 1] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht. Die werkzaamheden zijn in redelijkheid verricht en de hoogte van de gevorderde vergoeding gaat de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten niet te boven.
27. De over de buitengerechtelijke kosten gevorderde wettelijke rente wordt afgewezen nu niet gesteld of gebleken is dat [eiser 1] deze kosten al daadwerkelijk aan zijn gemachtigde heeft betaald of met de betaling daarvan in verzuim verkeert en als zodanig vermogensschade heeft geleden.
28. De betalingsvorderingen van [eiser 1] worden grotendeels toegewezen. Daarom wordt [gedaagde] aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Hij zal de proceskosten moeten dragen, die aan de zijde van [eiser 1] tot heden worden begroot op € 132,51 aan explootkosten, € 693,00 aan griffierecht en € 792,00 aan salaris van de gemachtigde, totaal € 1.617,51.