ECLI:NL:RBAMS:2023:2807

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
13/324802-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het meermalen verkrachten van een twaalfjarige met bijzondere voorwaarden

Op 6 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het meermalen verkrachten van een twaalfjarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1957, in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 30 november 2021 te Amsterdam meermalen seksueel contact heeft gehad met het slachtoffer, dat op dat moment twaalf jaar oud was. De verdachte heeft het slachtoffer onder druk gezet door te dreigen met geweld tegen haar vader en zusje, wat heeft geleid tot een ongelijkwaardige en bedreigende situatie voor het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als geloofwaardig en betrouwbaar beoordeeld, mede ondersteund door verklaringen van de stiefmoeder en vader van het slachtoffer. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder de verplichting tot meewerken aan diagnostisch onderzoek en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld, waarbij een schadevergoeding van €7.000,- voor immateriële schade aan het slachtoffer is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/324802-21
(promis)
Datum uitspraak: 6 april 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortejaar] 1957,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Leuven en van wat verdachte en zijn raadsman mr. A. Kilinç naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen namens de benadeelde partijen, [slachtoffer] en [vader benadeelde partij] , naar voren is gebracht door hun raadsvrouw mr. S.C. van Bunnik.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging op de zitting, kort samengevat, tenlastegelegd dat hij zich in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 30 november 2021 te Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan
Primair:het meermalen verkrachten van de twaalfjarige [slachtoffer] ;
Subsidiair:ontucht met een minderjarige, [slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in de
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft - onder verwijzing naar het schriftelijk requisitoir - gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde verkrachting. Hij heeft de daarvoor relevante bewijsmiddelen genoemd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent dat sprake is geweest van seksueel contact met [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). De verklaringen die [slachtoffer] heeft afgelegd, zijn niet betrouwbaar en vinden geen steun in overig bewijs.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs is voor de (primair) tenlastegelegde verkrachting en opgemerkt dat het eerste, vierde en vijfde gedachtestreepje van dat feit zien op seksuele verleiding als bedoeld in artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en niet op verkrachting.
Verder worden de standpunten van de verdediging, voor zover deze van belang zijn voor de boordeling, hierna bij het oordeel van de rechtbank besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijs in zedenzaken
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de tenlastegelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaring van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel kan dienen. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechtbank niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
Voor een bewezenverklaring dient dan ook sprake te zijn van steunbewijs, afkomstig van een andere bron dan het vermeende slachtoffer. In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met een betrouwbare verklaring van het slachtoffer voldoende wettig bewijs opleveren.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de verkrachting of ontucht als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het voldoende is dat de verklaring van het slachtoffer op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
4.3.2
Feiten en omstandigheden
Op grond van het dossier en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring staat vast dat verdachte en [slachtoffer] elkaar kennen. Verdachte is werkzaam als complexbeheerder bij [werkplaats] , waar [slachtoffer] met haar vader, moeder en zusje woonde. Verdachte is in die hoedanigheid ook enkele malen bij het gezin van [slachtoffer] aan de deur geweest.
4.3.3
Verklaringen [slachtoffer]
is op 1 december 2021 en op 9 december 2021 bij de politie als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat [verdachte] , de conciërge en onderhouder van het gebouw [werkplaats] (hierna: verdachte), in de periode van oktober [1] tot en met november 2021 drie maal seks met haar heeft gehad, waarbij hij zijn piemel in haar vagina deed. [2] Dit vond alle keren voor schooltijd plaats. [3] Op weg naar het station wachtte verdachte haar onder de brug op. [4] Verdachte stapte dan met haar in de metro. [5] Zij kreeg van verdachte een blauwe OV-chipkaart om mee te reizen en gaf de kaart daarna weer aan verdachte terug. [6] Ze reisden dan enkele haltes, waarna ze naar de woning van verdachte liepen. [7] De eerste keer dat verdachte [slachtoffer] meenam, wachtte hij haar op onder de brug bij [werkplaats] . Verdachte heeft haar tien euro gegeven en heeft op het station een croissant en snoep voor haar gekocht. [8] Hij heeft tegen haar gezegd dat als zij seks met hem zou hebben, hij een nieuwe telefoon voor haar zou kopen. [9] Eenmaal in de woning van verdachte ging de kleding van [slachtoffer] uit. [10] Verdachte heeft zijn broek en onderbroek uitgedaan. [11] Hij heeft toen een condoom om zijn piemel gedaan. [12] Hij heeft vervolgens zijn penis aan de voorkant bij haar naar binnen gedaan. Verdachte bewoog in en uit. Zij had nog nooit met iemand seks gehad. [13] Het deed pijn. Tijdens de seks zei verdachte dat hij een telefoon voor haar zou kopen. [14] Naderhand kreeg zij twintig euro van verdachte, waar zij sexy kleding van moest kopen. [15] De laatste keer dat verdachte haar meenam, heeft hij haar dertig euro gegeven. Verdachte trok haar kleren uit en zoog aan haar borst. Hij heeft toen haar borsten en billen aangeraakt. [16] Daarna zette hij haar op hem.
heeft verklaard dat verdachte, toen hij haar opwachtte voorafgaand aan het seksuele contact, tegen haar heeft gezegd dat hij verliefd was op haar, dat hij haar wilde opeten en dat hij veel van haar hield. [17] Nadat [slachtoffer] en verdachte seksueel contact hadden gehad, had verdachte op een andere dag [slachtoffer] opgewacht en gezegd dat hij van haar hield en dat hij haar nooit zou laten gaan. [18] heeft verklaard dat zij bang was om te vertellen over de gebeurtenissen met verdachte, omdat verdachte meerdere malen zei dat als zij iemand zou vertellen over wat er was gebeurd of als ze zou weigeren om met hem te zijn, hij haar vader dood zou maken. [19] Verdachte had haar in zijn woning ook een pistool laten zien. [20] Ze durfde geen ‘nee’ tegen verdachte te zeggen, want verdachte had ook tegen haar gezegd dat hij dan haar negenjarige zusje zou pakken en hetzelfde met haar zou doen. [21]
De raadsman heeft, in het kader van zijn betoog dat de verklaringen van [slachtoffer] onbetrouwbaar zijn en geen steun vinden in het overige bewijs, op het volgende gewezen. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar heeft bedreigd met een pistool. Daarom zijn de woning van verdachte, zijn werkplaats bij [werkplaats] en het kantoor van [kantoor] doorzocht. Er is echter geen pistool aangetroffen. Ook kan niet worden vastgesteld waar het gestelde seksuele contact tussen verdachte en [slachtoffer] dan zou hebben plaatsgevonden. Duidelijk is dat de woning die [slachtoffer] heeft omschreven geen gelijkenissen vertoont met de woning van verdachte, maar ook niet met de werkruimte aan de [werkruimte] te Amsterdam die de politie in het onderzoek heeft betrokken. Verder ontbreekt het in de verklaringen die [slachtoffer] over de seks heeft afgelegd aan details. De seksuele handelingen waarover [slachtoffer] heeft verklaard zijn dermate onaannemelijk dat dit als contra-indicatie voor de betrouwbaarheid van de verklaring zou kunnen gelden. Zij heeft bovendien niet eenduidig verklaard over onder andere het geld dat zij van verdachte zou hebben gekregen en de momenten waarop het seksuele contact zou hebben plaatsgevonden. Steunbewijs voor de verklaringen van [slachtoffer] kan evenmin worden gevonden in de registratie van haar schoolverzuim, de registraties op haar (eigen) OV-chipkaart, de zendmastgegevens en de bevindingen die zijn gedaan met betrekking tot een Etos-cadeaukaart die verdachte aan de moeder van [slachtoffer] heeft gegeven, aldus steeds de raadsman.
4.3.4
Steunbewijs
De rechtbank constateert dat de verklaringen die [slachtoffer] als getuige heeft afgelegd op verschillende onderdelen steun vinden in de volgende bewijsmiddelen.
Verklaringen stiefmoeder en vader van [slachtoffer]
De stiefmoeder van [slachtoffer] heeft, na een gevoerd informeel gesprek, op 30 november 2021 aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij al enkele weken vreemd gedrag bij [slachtoffer] opmerkte. [slachtoffer] loog, was nerveus, angstig en wilde niet eten. Ze kwam laat thuis en had regelmatig geld en nieuwe spullen, zoals oorbellen, snoep en kleding bij zich, terwijl zij geen zakgeld kreeg en [slachtoffer] en haar stiefmoeder gewoonlijk samen nieuwe spullen kochten. [22] zei aanvankelijk dat ze deze spullen van een vriendinnetje had gekregen. Later zei zij dat zij deze spullen en het geld van ‘ [verdachte] ’ kreeg. [23] Dit is de huismeester bij [kantoor] op locatie [werkplaats] . [24] De stiefmoeder heeft verklaard dat zij geld vond in de rugzak van [slachtoffer] . Het ging daarbij altijd om bedragen tussen de € 10,00 en € 30,00. Deze bedragen komen overeen met de bedragen die [slachtoffer] zegt van [verdachte] te hebben ontvangen.
De stiefmoeder van [slachtoffer] heeft verder verklaard dat zij op een vrijdagavond bloed in de onderbroek van [slachtoffer] zag, terwijl de menstruatie van [slachtoffer] pas enkele weken later zou moeten komen. [slachtoffer] was die avond laat thuis gekomen, terwijl haar schooldag op vrijdag al om 12.45 uur eindigde. [25] De stiefmoeder heeft voorts verklaard dat zij [slachtoffer] die middag en avond vele malen heeft gebeld en dat [slachtoffer] , toen zij uiteindelijk thuis kwam, er geschrokken uitzag en ging douchen. Toen haar stiefmoeder daarop de badkamer inkwam, zag ze het bloed in de onderbroek van [slachtoffer] en vroeg zij [slachtoffer] hoe dit kon. [slachtoffer] wilde daarover (toen) niet praten. [26] Deze verklaring van stiefmoeder wordt gedeeltelijk ondersteund door de bevindingen uit het onderzoek naar het telefoonverkeer van de telefoon van [slachtoffer] . Daaruit blijkt dat deze telefoon op vrijdag 5 november 2021 vanaf 14.08.12 uur meermalen en vanaf 18.00 uur met grote regelmaat is gebeld door het telefoonnummer dat in gebruik is bij haar stiefmoeder [27] .
Daarnaast heeft de stiefmoeder verklaard dat zij [slachtoffer] vervolgens in de ochtend van 12 november 2021 is gevolgd, omdat [slachtoffer] die ochtend al om 6.15 uur van huis ging om naar school te gaan. Zij zag toen dat [slachtoffer] hand in hand liep met [verdachte] . Zij kon [slachtoffer] op dat moment niet confronteren met wat zij zag, omdat haar baby nog thuis lag. [28]
Deze verklaring van stiefmoeder wordt eveneens gedeeltelijk ondersteund door de bevindingen uit het onderzoek naar het telefoonverkeer van de telefoon van [slachtoffer] . Daaruit blijkt immers dat de telefoon van [slachtoffer] op 12 november 2021 tussen 6:51:27 uur en 7:25:06 uur maar liefst zes is keer is gebeld door het telefoonnummer dat in gebruik is bij de (op dat moment kennelijk gealarmeerde) stiefmoeder. [29]
De stiefmoeder heeft voorts nog verklaard dat [slachtoffer] aanvankelijk niet wilde praten over het contact met verdachte en bang was. Ook heeft zij verklaard dat zij denkt dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd, omdat zij later nog steeds merkte dat [slachtoffer] ergens bang voor was. Pas een dag later heeft [slachtoffer] haar stiefmoeder verteld over het
seksuelecontact met verdachte. Daarover heeft de stiefmoeder verklaard dat [slachtoffer] , op het moment dat ze dit vertelde, zenuwachtig en heel angstig was. [30]
De vader van [slachtoffer] heeft ook verklaard over een gedragsverandering bij [slachtoffer] , dat zij al een tijdje onwenselijk gedrag vertoonde. [31] Daarnaast heeft hij verklaard dat [slachtoffer] , toen haar stiefmoeder en hij haar vertelden dat verdachte was aangehouden, moest huilen en hen vertelde over de bedreiging dat zij vermoord zouden worden als [slachtoffer] over de gebeurtenissen zou vertellen. Ook heeft de vader van [slachtoffer] verklaard dat het gedrag van [slachtoffer] veranderde: ze bleef binnen, was verlegen en bang om de straat op te gaan. Dit was ook zo nadat zij ervan op de hoogte was gesteld dat verdachte vast zat. [32]
OV-chipkaart
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij van verdachte een OV-chipkaart kreeg als zij samen naar zijn woning reisden en dat zij deze na gebruik aan hem teruggaf. [slachtoffer] had zelf een OV-kaart die zij gebruikte om naar school te reizen. Vanaf 26 oktober 2021 was dit een persoonlijke OV-kaart. [33] Uit onderzoek naar de OV-kaart van [slachtoffer] zijn geen gegevens bekend van reisbewegingen op de ochtend van 12 november 2021, de ochtend waarover de stiefmoeder van [slachtoffer] heeft verklaard dat zij [slachtoffer] hand in hand had zien lopen met verdachte. Er zijn wel OV-bewegingen – van school naar huis – op de kaart van [slachtoffer] op de middag van 12 november 2021 geregistreerd. [34]
De verklaring van verdachte ter zitting afgelegd
Verdachte heeft ter zitting, nadat hij was geconfronteerd met de verklaring van de stiefmoeder van [slachtoffer] dat zij verdachte en [slachtoffer] hand in hand had zien lopen, verklaard dat hij in de winterperiode een aantal keren met [slachtoffer] mee naar de metro is gelopen. Ook heeft hij verklaard dat hij [slachtoffer] meerdere keren geld heeft gegeven. [35]
Chatberichten
Uit onderzoek naar de mobiele telefoon van verdachte is gebleken dat verdachte in de periode van augustus 2019 tot en met november 2021 meerdere chatgesprekken met minderjarige meisjes in de leeftijd van 16 en 17 jaar heeft gevoerd. [36] Deze chatgesprekken zijn in het dossier gevoegd. Hierin staan onder meer de volgende berichten van de zijde van verdachte:
“dinsdag om 8 uur op mijn kantoor. In de ochtend uren vanaf 7 uur begin ik. Maar ik werk heel hard voor mijn geld. die wil en geef ik aan jou. vanaf je 12 jaar al. Je vanaf je 12 jaar al koop ik blousjrs voor jou met [naam] .” [37] , “Ik ben gek op jou. Vanaf je 12 Jaar. Je MOOIE BILLEN. vanaf 12 jaar. ZIJN ZE VSN MIJ?” [38] , “Ik ga straks naar [werkplaats] , bij jullie huis langs, je moeder groeten voor Moederdag … ik wil je zien … ik geef je €50 voor je moeder [39] … laat je niet in de steek in je leven … zal je beschermen … mijn liefde voor jou is real, uit mijn hart, ik ga mijn 7 jaren niet weggooien”, “Ik was en ben vanaf je 9de met jou bezig tot nu toe. zo blijf het voor altijd.”, “Ik kon wel met je naar station lopen”, “Ik kon je gewoon naar station brengen. Geen probleem” [40] , “draag lingerie voor mij. Doen. Ik beloon je” [41] en “Waarom kan ik niet met jou zijn. Ik wil op je wachten op station zoals altijd.” [42]
De berichten die verdachte in deze chatgesprekken heeft gestuurd, vertonen opvallende overeenkomsten met de verklaringen van [slachtoffer] . Zo heeft verdachte in meerdere chats geschreven dat hij de meisjes geld wil geven (al dan niet voor Moederdag) en heeft verdachte in een chat geschreven dat hij het rijbewijs van een meisje voor haar wil betalen. Ook heeft verdachte aan meerdere meisjes geschreven dat hij van ze houdt en schreef hij over hun borsten en billen. Daarnaast blijkt uit de berichten dat verdachte de meisjes met wie hij heeft gechat, al sinds zeer jonge leeftijd kent, dat hij hen sinds die leeftijd leuk vindt en dingen voor ze koopt. Hij zegt de meisjes naar het station te zullen brengen en vraagt hen om lingerie te dragen voor hem. Al deze specifieke elementen komen ook naar voren in de verklaringen van [slachtoffer] .
Uit de chats komt verder naar voren dat verdachte zich dwingend opstelt richting de meisjes, bijvoorbeeld: “Ik jou van jou. Ik wil dat niemand je gratis neuk. IK HEB 8 JAREN ERAAN GEWEKT VOIR JE domme meisje.”, [43] “Ga ik jou ontmaagden. JA. of. NEE”. [44] , “ik hou noet van spelletjes. ben jij min vriendin of niet. KLAAR.” [45] Ook dit biedt ondersteuning aan de verklaring van [slachtoffer] .
Nieuwe telefoon
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar een nieuwe telefoon had beloofd als zij seks met hem zou hebben. Zij heeft verklaard dat verdachte ook tijdens de seks zei dat hij een telefoon voor haar zou kopen. Uit het tapgesprek dat verdachte op 11 december 2021 vanuit de penitentiaire inrichting met zijn zoon heeft gevoerd, blijkt dat hij een nieuwe telefoon had gekocht en dat deze bij hem thuis is bezorgd. [46] Op 2 december 2021 had verdachte in zijn verhoor verklaard dat hij alleen een werktelefoon heeft, die hij ook privé mag gebruiken, dat zijn werkgever hem net een nieuwe werktelefoon had gegeven [47] en dat er in zijn huis alleen maar oude telefoons liggen. [48]
4.3.5
Oordeel ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] gedetailleerd en op essentiële onderdelen ook consistent heeft verklaard. Weliswaar is zij op een aantal onderdelen van haar verklaring later teruggekomen, zoals hoe vaak zij met verdachte zou zijn meegegaan en wanneer de eerste keer was dat zij met verdachte seks zou hebben gehad, maar dit heeft zij steeds zelf aangegeven in de verhoren en hiervoor als reden gegeven dat zij haar stiefmoeder iets anders had verteld, omdat zij had geprobeerd het geheel voor haar stiefmoeder en haar vader minder erg te maken.
Anders dan de raadsman, acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] juist wel gedetailleerd. Zij heeft consequent en specifiek verklaard over het aantal keren dat verdachte seks met haar zou hebben gehad en heeft daarbij verklaard over de verschillende seksuele handelingen die verdachte zou hebben verricht alsmede over het condoom dat hij zou hebben omgedaan. Ook heeft zij ongevraagd verteld dat verdachte, toen hij zijn piemel bij haar naar binnen bracht, dat niet heel ver had gedaan, omdat zij had gezegd dat dat pijn deed.
Verder heeft [slachtoffer] uitgebreid verklaard over de aanloop naar het seksuele contact, dat hij haar opwachtte en haar geld of cadeautjes gaf en dat ze samen met de metro gingen, waarbij zij gebruik maakte van de OV-chipkaart van verdachte. De rechtbank weegt ten aanzien van de gedetailleerdheid van de verklaringen mee dat [slachtoffer] ten tijde van het afleggen van die verklaringen twaalf jaar was, dat zij indertijd pas vier jaar in Nederland verbleef en dat volgens de zorgcoördinator van de school van [slachtoffer] uit een IQ-test is gebleken dat zij een IQ van 77 heeft. [49] Met het oog hierop is het naar het oordeel van de rechtbank zeer onwaarschijnlijk dat [slachtoffer] deze onderdelen van haar verklaring gedetailleerd zou hebben verzonnen om haar verklaringen kloppend te maken.
Gelet op al het voorgaande en het feit dat [slachtoffer] ’s verklaringen op essentiële onderdelen worden ondersteund door het overige bewijs, zoals hiervoor weergegeven, acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] geloofwaardig en betrouwbaar. Daarom gaat de rechtbank uit van de verklaringen zoals deze door [slachtoffer] zijn afgelegd, voor zover deze voldoende worden ondersteund door ander bewijs. Het verweer dat de verklaringen van [slachtoffer] niet bruikbaar zouden zijn voor het bewijs wordt dan ook verworpen.
Seksueel binnendringen van het lichaam
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte bij drie gelegenheden zijn penis in haar vagina heeft gebracht. Deze verklaring vindt steun in de verklaring van stiefmoeder, die heeft verklaard dat [slachtoffer] haar over de seks met verdachte heeft verteld en dat zij bloed in de onderbroek van [slachtoffer] heeft gezien. [slachtoffer] heeft hierover verklaard dat dit na de tweede keer was dat ze seks met verdachte had gehad. [50] De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat er meermalen sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] door verdachte.
Bedreigingen
De rechtbank is van oordeel dat eveneens bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] verbaal heeft bedreigd met geweld of een andere feitelijkheid. [slachtoffer] heeft over de bedreigingen door verdachte verklaard dat hij had gezegd dat hij haar vader zou vermoorden als zij hem zou vertellen over het seksuele contact en dat hij, als [slachtoffer] seks met hem zou weigeren, haar zusje zou pakken. Zoals in rubriek 4.3.4 uiteengezet, vindt deze verklaring steun in de verklaringen van stiefmoeder en vader, die beiden hebben verklaard dat [slachtoffer] in de periode voordat zij vertelde over het seksuele contact, tijdens het vertellen erover en ook na de aanhouding van verdachte angstig was. Naar het oordeel van de rechtbank duidt dit erop dat [slachtoffer] door verdachte bedreigd is en dat zij bang was dat het seksuele contact met verdachte uit zou komen, vanwege de angst voor wat verdachte haar vader en/of haar zusje aan zou kunnen doen.
Partiële vrijspraak bedreiging met pistool
De rechtbank constateert dat [slachtoffer] als enige over de tenlastegelegde bedreiging met het pistool heeft verklaard. Er zijn geen andere getuigen die over (een verklaring van [slachtoffer] over) een wapen hebben verklaard en bij de doorzoekingen in de woning van verdachte, het kantoorpand aan [werkplaats] en de onderzochte werkruimte aan de [werkruimte] , is geen pistool aangetroffen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het dossier ten aanzien van het onderdeel van bedreiging met een pistool onvoldoende bewijs bevat, zodat verdachte hiervan partieel dient te worden vrijgesproken.
Pleegplaats
De rechtbank constateert dat niet is komen vast te staan waar het seksuele contact tussen verdachte en [slachtoffer] heeft plaatsgevonden. Hoewel de locatie [werkruimte] opvallende overeenkomsten vertoont met de verklaring van [slachtoffer] , kan niet worden vastgesteld dat dit de locatie is geweest waarnaar verdachte [slachtoffer] heeft meegenomen. Uit de verklaringen van [slachtoffer] over de reis naar ‘de woning’ waar alles zich zou hebben afgespeeld, kan de rechtbank afleiden dat deze locatie zich in Amsterdam bevindt. [slachtoffer] heeft namelijk verklaard dat zij met verdachte op station Bijlmer Arena met de metro naar de woning reisde en dat zij na het uitstappen nog een stukje moest lopen. Gelet op het feit dat de metrolijnen zich enkel binnen Amsterdam bevinden, stelt de rechtbank vast dat de pleegplaats van de feiten in Amsterdam moet liggen.
4.3.6
Verkrachting
Op grond van de verklaringen van [slachtoffer] , de verklaringen van haar stiefmoeder en vader, de verklaring van verdachte en het overige steunbewijs, zoals onder rubriek 4.3.3 weergegeven, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 30 november 2021 te Amsterdam meermalen seksueel contact heeft gehad met de toen twaalfjarige [slachtoffer] door zijn penis in haar vagina te brengen. De laatste keer heeft verdachte ook de billen en borsten van [slachtoffer] aangeraakt. Ook acht de rechtbank bewezen dat dit seksueel contact plaatsvond onder dwang, bestaande uit de dreiging met geweld, de dreiging met een feitelijkheid en een andere feitelijkheid. Deze dwang bestond eruit dat verdachte, als [slachtoffer] zou weigeren, de vader van [slachtoffer] zou doodmaken en ook haar zusje zou pakken. Daarnaast heeft verdachte, destijds bijna 64 jaar oud, [slachtoffer] meermalen opgewacht en gezegd dat hij van haar hield en haar geld gegeven.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de onderdelen onder het eerste, vierde en het vijfde gedachtestreepje zien op seksuele verleiding van een minderjarige en niet op verkrachting. De rechtbank is echter van oordeel dat de genoemde handelingen in de context van het geval, in bijzonder in combinatie met de bedreigingen en het feit dat verdachte door het grote leeftijdsverschil met [slachtoffer] psychisch overwicht op haar heeft gehad, wel degelijk als dwang in de zin van artikel 242 Sr kunnen worden aangemerkt. De handelingen hebben, in samenhang met de andere bewezenverklaarde feiten en omstandigheden, bijgedragen aan het ontstaan van een ongelijkwaardige en bedreigende situatie waardoor [slachtoffer] zich niet kon verzetten tegen of kon onttrekken aan de seksuele handelingen. De rechtbank verwerpt daarom het verweer en acht de tenlastegelegde verkrachtingen wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
rubriek 4vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Primair:
in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 30 november 2021 te Amsterdam, door een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] , geboren op 3 februari 2009, meermalen te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte,
- meermalen zijn penis in de vagina van voornoemde [slachtoffer] gebracht,

en bestaande die bedreiging met geweld en/of die feitelijkheden en die bedreiging met feitelijkheden hierin dat verdachte

- een psychisch overwicht heeft gehad op die 12-jarige [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] heeft gedreigd dat hij, verdachte, haar vader zou doodmaken en dat hij seks met haar 9 jarige zusje zou hebben en
- die [slachtoffer] meermalen heeft benaderd en tegen haar heeft gezegd dat hij, verdachte, verliefd op haar was en
- meermalen geld aan die [slachtoffer] heeft gegeven en
aldus voor die [slachtoffer] telkens een ongelijkwaardige en bedreigende situatie heeft doen ontstaan waardoor die [slachtoffer] zich niet kon verzetten tegen of kon onttrekken aan eerdergenoemde seksuele handelingen.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan verkrachting van een (kwetsbaar) twaalfjarig meisje. Hij heeft haar gedurende een periode van twee maanden opgewacht op haar weg naar school, haar geld, cadeautjes en eten gegeven en haar een telefoon beloofd als zij seks met hem zou hebben. Daarbij heeft verdachte gedreigd dat hij, als het slachtoffer geen seks met hem zou hebben en als hij haar niet langer op zou mogen wachten, haar vader zou doodmaken en dat hij ook haar negenjarige zusje zou pakken. Door zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig aangetast. Daarbij heeft hij het minderjarige slachtoffer ook angst aangejaagd, om haar te dwingen tot het ondergaan van de seksuele handelingen en haar te stimuleren om haar mond te houden over het seksuele contact. Het slachtoffer durfde bovendien uiteindelijk niet meer naar buiten te gaan. Het handelen van verdachte heeft niet enkel grote impact gehad op het slachtoffer, maar ook op de rest van het gezin, zoals de vader van het slachtoffer in de verklaring die hij ter terechtzitting heeft afgelegd, naar voren heeft gebracht. [slachtoffer] is door wat er is gebeurd teruggekeerd naar de [verblijft plaats] om bij haar moeder te verblijven en haar vader heeft aangegeven dat zij haar zusje – die nog in Nederland verblijft – hierdoor erg mist. Verdachte heeft zijn eigen verlangens en seksuele genot gesteld boven de belangen van het minderjarige slachtoffer en niet stilgestaan bij de psychische schade die zijn handelen aan zijn slachtoffer, een kind, kon toebrengen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat minderjarigen als gevolg van seksueel misbruik ernstige en langdurige psychische schade kunnen oplopen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 20 februari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Het strafblad wordt dus niet in strafverzwarende zin meegewogen.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het Pro Justitia rapport van 1 februari 2022 en de reclasseringsrapportage van 10 februari 2022. Uit het Pro Justitia rapport blijkt dat er slechts beperkte informatie ter beschikking stond ten behoeve van het psychologisch onderzoek, omdat verdachte niet toestond dat er referenten werden benaderd.
In het psychologische onderzoek zijn geen aanwijzingen voor een seksuele stoornis gezien, maar wegens het ontbreken van meer objectieve informatie kon de aanwezigheid van seksuele problematiek volgens de psycholoog ook niet helemaal worden uitgesloten. Vanuit gedragskundig oogpunt was er, wegens het ontbreken van een psychische stoornis, geen grond voor een klinische risicoanalyse met betrekking tot recidive in seksueel grensoverschrijdend gedrag richting minderjarigen. De psycholoog concludeert dat, gezien het feit dat een evidente psychische stoornis die doorwerkt in het tenlastegelegde ontbreekt en gelet op de ontkennende houding van verdachte, er vanuit het gedragsdeskundig oogpunt geen grond bestaat voor het adviseren van een behandeling binnen een justitieel kader.
De reclassering geeft eveneens aan beperkt inzicht in verdachte te hebben gekregen, wegens de ontkennende houding ten opzichte van het delict, de weigering om over seksualiteit te spreken en het feit dat de reclassering geen referenten mocht benaderen. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor toezicht of een behandelverplichting, vanwege het ontbreken van responsiviteit bij verdachte. De reclassering geeft aan dat in geval van oplegging van een onvoorwaardelijk gevangenisstraf in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling opnieuw onderzoek zou kunnen worden gedaan naar de uitvoerbaarheid van bijzondere voorwaarden.
De rechtbank constateert dat zowel de psycholoog als de reclassering bij het opmaken van hun adviezen geen kennis hebben kunnen nemen van de in de nazending van 18 augustus 2022 gevoegde stukken, in het bijzonder de chatgesprekken met andere minderjarige meisjes die zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat dit, gelet op de inhoud van deze chatgesprekken en het feit dat deze chats zijn gevoerd met minderjarige meisjes, een recidiverisico indiceert.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank ziet in het recidiverisico aanleiding om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen en om aan het voorwaardelijk strafdeel reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden te verbinden. Vanwege de inhoud van de hiervoor genoemde chats en het bewezenverklaarde feit, acht de rechtbank namelijk diagnostisch onderzoek naar de geestesgesteldheid van verdachte, met oog op een eventueel aanwezige pedofiele stoornis, noodzakelijk. Indien uit dit onderzoek een dergelijke stoornis blijkt, dient verdachte zich (ambulant) te laten behandelen. De rechtbank legt het voorgaande, tezamen met een meldplicht, als bijzondere voorwaarden aan verdachte op.
Gezien de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van enkele jaren. Voor de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van de rechtbanken. Het oriëntatiepunt voor verkrachting met beperkte mate van dwang is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. Voor verkrachting met geweld of een daarmee vergelijkbare mate van dwang is dit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden. De rechtbank is van oordeel dat de mate van dwang in deze zaak het midden houdt tussen deze twee categorieën en neemt dit dan ook als uitgangspunt voor de straftoemeting. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank de jonge leeftijd van het slachtoffer, de omstandigheid dat zij door de verkrachting is ontmaagd en de gewiekstheid waarmee verdachte de feiten heeft gepleegd en waarmee hij misbruik heeft gemaakt van het overwicht dat hij op het slachtoffer had. Tot slot heeft de rechtbank ook gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals hiervoor genoemd, passend en geboden.

9.De voorlopige hechtenis

Op 13 december 2021 heeft de rechtbank de gevangenhouding van verdachte bevolen. Op 24 februari 2022 is de voorlopige hechtenis door de rechtbank (onder voorwaarden) geschorst tot aan de inhoudelijke behandeling. Ter terechtzitting van 23 maart 2023 heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis opnieuw geschorst en wel tot heden, de datum van de uitspraak. De rechtbank ziet geen aanleiding de voorlopige hechtenis opnieuw te schorsen tot het moment dat het vonnis onherroepelijk is, zoals door de raadsman is verzocht. Nu de rechtbank bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig strafbaar feit, hem een gevangenisstraf oplegt van aanzienlijke duur en gevaar voor herhaling aanwezig acht, is er een strafvorderlijke belang bij hervatting van de voorlopige hechtenis dat nu ook zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van verdachte. Het schorsingsverzoek wordt dan ook afgewezen.

10.De vorderingen van de benadeelde partijen

10.1
Benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] , [slachtoffer] , vordert € 1.016,92 aan vergoeding van materiële schade en € 12.500,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
.
Aan de gevorderde materiële schadevergoeding is ten grondslag gelegd dat de vader van [slachtoffer] zich genoodzaakt zag om [slachtoffer] voor haar eigen (mentale) veiligheid uit haar omgeving te halen en over te brengen naar haar moeder in de [verblijft plaats] , omdat verdachte uit de voorlopige hechtenis was geschorst en de vader van [slachtoffer] niet in aanmerking kwam voor een urgentieverklaring zolang deze zaak niet was afgerond; hij kon hierdoor geen andere woning met [slachtoffer] betrekken. De schade bestaat uit de ticketkosten van de heen -en terugreis van [slachtoffer] en haar vader.
Dezelfde materiële kosten zijn, zoals uit het navolgende zal blijken, ook gevorderd door de vader van [slachtoffer] , die zich ook als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd, waarbij is opgemerkt dat de vader van [slachtoffer] degene is geweest die de tickets heeft betaald. Wanneer de rechtbank zou overgaan tot toewijzing van de vordering van vader, dient [slachtoffer] niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot vergoeding van deze materiële kosten, en andersom, aldus de benadeelde partijen.
10.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door [slachtoffer] gevorderde materiële schade niet voor toewijzing vatbaar is, omdat zij deze kosten niet zelf heeft gemaakt. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze post voor toewijzing in aanmerking komt en dat de hoogte van het gevorderde bedrag redelijk is. De officier van justitie heeft toewijzing van de gestelde immateriële schade gevorderd, met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij verzocht, met het oog op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging ten aanzien van de vordering van materiële schade betoogd dat deze dient te worden afgewezen, vanwege het ontbreken van een causaal verband tussen de feiten en de schade. Met betrekking tot de immateriële schadevergoedingsvordering heeft de verdediging de rechtbank verzocht bij de toewijzing ervan rekening te houden met het feit dat de psychische schade niet met medische stukken is onderbouwd.
10.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank stelt voorop dat het feit dat de vader van [slachtoffer] de vliegtickets heeft betaald, er niet aan in de weg staat dat [slachtoffer] vergoeding van deze schade vordert. De omstandigheid dat artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) aan derden (in dit geval de vader van [slachtoffer] ) een eigen recht op schadevergoeding toekent ter zake van ‘verplaatste schade’ en de op grond van artikel 51f, tweede lid, Sv bestaande mogelijkheid voor die derden om zich ter zake daarvan te voegen in het strafproces, doen niet af aan de bevoegdheid van het slachtoffer om, als benadeelde partij, ook zelf vergoeding van deze schade te vorderen (zie hiervoor ook r.o. 2.4.8 HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793).
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] overweegt de rechtbank inhoudelijk het volgende. Hoewel invoelbaar is dat de keuze is gemaakt om [slachtoffer] bij haar moeder in de [verblijft plaats] onder te brengen, is onvoldoende onderbouwd dat het maken van deze kosten ook (medisch) noodzakelijk was. Uit de toelichting op de vordering kan worden afgeleid dat bedoeld is de kosten van de vliegtickets aan te merken als redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade die als gevolg van het bewezenverklaarde feit mocht worden verwacht (artikel 6:96, tweede lid, aanhef en onder a, BW), maar er zijn geen stukken overgelegd die de stelling onderbouwen dat het (medisch) noodzakelijk was om [slachtoffer] naar de [verblijft plaats] te verschepen. De benadeelde kan daarom niet in haar vordering tot vergoeding van de vliegtickets worden ontvangen.
Immateriële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het primair bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Verdachte heeft een ingrijpende inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Er is sprake van een ernstige normschending. De aard en de ernst van deze normschending brengen naar het oordeel van de rechtbank met zich dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek.
De hoogte van de gevorderde vergoeding is ter terechtzitting betwist. De begroting van immateriële schade door de rechtbank geschiedt naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt, alsook, in geval van letselschade, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van het slachtoffer. Voorts heeft de rechtbank bij de begroting gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
Uit de toelichting op de vordering alsook uit de door de vader van benadeelde ter terechtzitting afgelegde verklaring blijkt dat het voorval hevige indruk op de benadeelde, [slachtoffer] , heeft gemaakt en heeft geleid tot instabiel gedrag: de ene keer is zij extreem verdrietig en de andere keer ontsteekt zij in woede. [slachtoffer] is van een vrolijker tiener in een depressieve en soms agressieve puber veranderd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een schadevergoeding van € 7.000,- redelijk en voor toewijzing gereed.
De vordering voor immateriële schadevergoeding zal daarom tot dit bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in haar vordering worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.
De rechtbank veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
10.2
Benadeelde partij [vader benadeelde partij]
De benadeelde partij [vader benadeelde partij] , de vader van [slachtoffer] , vordert, zoals in het voorgaande al is toegelicht, (eveneens) € 1.016,92 aan vergoeding van materiële schade (de vliegtickets), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
.
10.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot materiële schade van de benadeelde partij niet voor toewijzing vatbaar is, nu niet is gebleken dat het maken van deze kosten noodzakelijk was.
10.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een causaal verband en dat de vordering om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
10.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank begrijpt uit de toelichting op de vordering dat de benadeelde partij de kosten van de vliegtickets aanmerkt als verplaatste schade en vergoeding daarvan vordert
.Met betrekking tot deze vordering geldt echter hetzelfde als hiervoor bij de beoordeling van de vordering van [slachtoffer] is overwogen: de stelling dat het (medisch) noodzakelijk was om [slachtoffer] naar de [verblijft plaats] te verhuizen en aldus om de kosten van de vliegtickets te maken, is onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij kan daarom niet in zijn vordering tot vergoeding van de door hem betaalde vliegtickets worden ontvangen.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 57, 242 Sr.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in
rubriek 5is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
verkrachting, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
12 (twaalf) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Meldplicht
Veroordeelde meldt zich binnen 5 (vijf) dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres [reclassering] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht.
- Meewerken aan diagnostiek en (indien geïndiceerd) aan ambulante behandeling
Veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en laat zich (indien geïndiceerd) ambulant behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toetot een bedrag van
€ 7.000,00(zevenduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 30 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil
.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 7.000,00 (zevenduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 30 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 70 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart [vader benadeelde partij] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mr. R.A. Sipkens en mr. E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Willeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 april 2023.
[...]

Voetnoten

1.[...]
2.[...]
3.[...]
4.[...]
5.[...]
6.[...]
7.[...]
8.[...]
9.[...]
10.[...]
11.[...]
12.[...]
13.[...]
14.[...]
15.[...]
16.[...]
17.[...]
18.[...]
19.[...]
20.[...]
21.[...]
22.[...]
23.[...]
24.[...]
25.[...]
26.[...]
27.[...]
28.[...]
29.[...]
30.[...]
31.[...]
32.[...]
33.[...]
34.[...]
35.[...]
36.[...]
37.[...]
38.[...]
39.[...]
40.[...]
41.[...]
42.[...]
43.[...]
44.[...]
45.[...]
46.[...]
47.[...]
48.[...]
49.[...]
50.[...]