In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiser tegen de herziening van zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Eiser ontving een uitkering, maar na de inschrijving van zijn kleinzoon op zijn adres, besloot het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen om de woon- en leefsituatie van eiser te onderzoeken. Eiser werd uitgenodigd voor een gesprek, maar na zijn afwezigheid werd zijn uitkering opgeschort. Tijdens een later gesprek werd aangekondigd dat er een huisbezoek zou plaatsvinden, maar eiser weigerde dit vanwege andere verplichtingen. Het college trok daarop de uitkering van eiser in, met als argument dat hij de medewerkingsplicht had geschonden door niet mee te werken aan het huisbezoek.
De rechtbank oordeelt dat het college geen redelijke grond had voor het huisbezoek. Er waren vermoedens over de woonsituatie van eiser, maar deze waren niet onderbouwd met concrete feiten. De rechtbank stelt dat aan het niet meewerken aan een huisbezoek pas gevolgen kunnen worden verbonden als er een redelijke grond voor het huisbezoek bestaat. Aangezien dit niet het geval was, kon eiser niet worden verweten dat hij niet meewerkte. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van het college en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet het college het griffierecht en proceskosten aan eiser vergoeden.