Op 2 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift is ingediend door een gedetineerde, hierna te noemen klager. Het klaagschrift betreft de erkenning en uitvoering van een Europees onderzoeksbevel (EOB) en een Europees bevriezingsbevel (EBB) die door de Duitse autoriteiten zijn uitgevaardigd. De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard, omdat er geen gronden zijn voor de weigering van erkenning of uitvoering van de EOB en EBB. De rechtbank heeft het toetsingskader uiteengezet en vastgesteld dat de inbeslagname van goederen, waaronder kledingstukken en een motor, rechtmatig is uitgevoerd.
De procesgang begon met de indiening van het klaagschrift op 25 juli 2022, waarna het door verschillende rechtbanken is behandeld. Uiteindelijk is het klaagschrift op 18 april 2023 in openbare raadkamer behandeld, waarbij klager en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard, gezien het nog lopende onderzoek in Duitsland.
De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of er gronden zijn voor het weigeren van de erkenning of uitvoering van de EOB en EBB. Beide bevelen voldeden aan de vereiste informatie en formaliteiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de inbeslagname van de goederen in overeenstemming is met de doelen van de EOB en EBB, en heeft daarom het klaagschrift ongegrond verklaard. Klager heeft de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.