ECLI:NL:RBAMS:2023:2740

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
13/057103-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en genoegzaamheid

Op 26 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg van Henegouwen, België. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 1986, was gedetineerd in Nederland en werd beschuldigd van het verkopen van verdovende middelen, waaronder cocaïne en heroïne, in de periode van 1 mei 2022 tot aan zijn aanhouding. De rechtbank heeft de procesgang en de argumenten van zowel de officier van justitie als de raadsman van de opgeëiste persoon zorgvuldig overwogen. De raadsman voerde aan dat het EAB onvoldoende duidelijkheid bood over de feiten en dat de detentieomstandigheden in België onmenselijk zouden zijn. De rechtbank oordeelde echter dat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en dat de detentiegaranties van de Belgische autoriteiten voldoende waren om de opgeëiste persoon een humane behandeling te waarborgen. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman en concludeerde dat er geen belemmeringen waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast en de uitspraak openbaar is gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/057103-23
Datum uitspraak: 26 april 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie van 1 maart 2023 bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 februari 2023 door de onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg van Henegouwen, afdeling Charleroi, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI 1] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 april 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Zilver, advocaat in Utrecht, en door een tolk in de Arabische taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB en de aanvullende informatie van 26 maart 2023 vermelden een
arrest warrant by default dated 09-02-2023, issued by Examing Magistrate by the Court of First Instance of Hainaut.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [2]
3.1
Genoegzaamheid
De raadsman heeft aangevoerd dat onvoldoende duidelijk is wat de feiten zijn waarvoor de overlevering wordt gevraagd. De vermelde pleegperiode is te ruim. Er wordt slechts gesteld dat de feiten op niet nader bepaalde data vanaf 1 mei 2022 tot zijn aanhouding en in het arrondissement Charleroi zijn gepleegd. De opgeëiste persoon verbleef in die periode in Spanje. Ook de belangrijkste getuige noemt geen plaats of datum waarop de feiten hebben plaatsgevonden. De feitsomschrijving is ongenoegzaam en daarom moet de overlevering worden geweigerd, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is en dat het specialiteitsbeginsel is gewaarborgd.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, in aanmerking nemende dat sprake is van een overlevering in het kader van strafrechtelijk onderzoek, met de omschrijving in het EAB, in samenhang gelezen met de aanvullende informatie van 26 maart 2023, voldoende duidelijk voor de opgeëiste persoon waarvoor zijn overlevering wordt verzocht, namelijk het verkopen van 63 gram cocaïne en 1.172 gram heroïne in de periode vanaf 1 mei 2022 tot aan zijn aanhouding in het arrondissement Charleroi, waarbij hij als medepleger is aangeduid. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat de gegeven detentiegarantie onvoldoende is. Het gegeven dat er wachtlijsten zijn voor arbeid en sport rechtvaardigt de vrees dat er een groot gebrek aan personeel is. Daaruit vloeien problemen omtrent toezicht, zorg en georganiseerde activiteiten buiten de cel voort. De officier van justitie zou hierover duidelijkheid moeten vragen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank in eerdere zaken een soortgelijke detentiegarantie voldoende heeft geacht.
Oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat er op dit moment voor alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in België worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden in België, en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet (ECLI:NL:RBAMS:2022:7536). Bij brief van 27 maart 2023 van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken - Centrale autoriteit is de volgende garantie gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Leuze indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel. In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:

  • De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte, zoals vereist door de CPT standaarden. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
  • De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.

De sanitaire blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm

Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast en bed.
  • De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
  • Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval dagelijkse wandelingen in een open koer waar ook sport mogelijk is en regelmatige familiebezoeken. Aanvullende activiteiten zoals sport (afgezien van sport op de open koer) en arbeid zijn onderhevig aan wachtlijsten en beperkt mogelijk zolang de persoon verblijft in de gevangenis van Leuze.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de
gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [3]
De rechtbank is, gelet op deze garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden). Het verweer wordt verworpen. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om de zaak aan te houden om nadere vragen te stellen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg van Henegouwen, afdeling Charleroi (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 26 april 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.
3.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.