ECLI:NL:RBAMS:2023:2644

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
RK 23-002958
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave rijbewijs na beklag op grond van de Wegenverkeerswet

Op 8 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak waarin klager, geboren in 1988, een beklag indiende op grond van artikel 164, achtste lid van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Klager had op 15 januari 2023 zijn rijbewijs verloren na een overtreding van de maximumsnelheid, waarbij hij naar eigen zeggen niet zo hard had gereden als de politie stelde. De officier van justitie had het rijbewijs voor drie maanden ingevorderd, maar in de raadkamer op 8 maart 2023 gaf de officier aan zich niet te verzetten tegen de teruggave van het rijbewijs aan klager. Klager had zijn rijbewijs nodig voor zijn werk en was gefrustreerd over de lange periode zonder rijbewijs, vooral omdat hij net herstellende was van een burn-out. De rechtbank oordeelde dat het persoonlijk belang van klager bij het beschikken over zijn rijbewijs zwaarder woog dan het belang van de inhouding. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond en gelastte de teruggave van het rijbewijs aan klager. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter J.W.H.G. Loyson, met A. Gordon als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 96-021058-23
raadkamernummer : 23-002958
datum : 8 maart 2023
beschikking van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 164, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW1994) van:

[klager] ,

geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] ,
hierna te noemen: klager.

Feiten

Tegen klager is proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 62 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, gepleegd te Amsterdam op 15 januari 2023.
Het proces-verbaal houdt in dat klager de maximumsnelheid, na wettelijke correctie, met vijftig kilometer of meer heeft overschreden.
Op 15 januari 2023 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
De officier van justitie heeft vervolgens binnen tien dagen beslist het rijbewijs onder zich te houden voor een periode van drie maanden, te weten tot 16 april 2023.

Procedure

Het klaagschrift is op 1 februari 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 8 maart 2023 het beklag in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft klager en de officier van justitie op zitting gehoord.

Beklag

Het beklag strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
Klager heeft in raadkamer aangevoerd dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.
Klager stelt dat hij die avond in verband met harde regen en omdat er veel water op de weg lag, hij midden op de weg reed. Hij keek hierbij steeds achter zich. Op een gegeven moment reed hij op een kruising af toen een auto achter hem aan kwam rijden. Toen het stoplicht waar hij voor stond op groen ging, hoorde hij een geluid achter zich, waarna hij werd ingehaald door een andere auto. Toen hij doorreed zat er politie achter hem en is hij aangehouden, omdat hij volgens de politie te hard had gereden. Klager is het niet eens met de observatie van de politie dat hij veel te hard had gereden. Hij heeft bij het optrekken wel wat harder gereden, maar niet zo hard als door de politie is gesteld. Volgens klager heeft de politie de andere auto gezien. Hij heeft hierover ook nog met de politie gebeld, die hem vertelden dat zij geen meting hebben kunnen doen. Klager zou graag camerabeelden willen zien. Klager is erg gefrustreerd dat hij zijn rijbewijs al zo lang kwijt is. Klager was net herstellende van een burn-out en weer aan het werk toen dit incident plaatsvond.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich in raadkamer niet verzet tegen de teruggave van het rijbewijs aan klager.
De officier van justitie is van mening dat klager te hard heeft gereden, maar gelet op wat klager in raadkamer hierover heeft verklaard, is het ook mogelijk dat het iemand anders is geweest die de politie te hard heeft zien rijden.
Klager is first offender en nu er nog geen zittingsdatum bekend is, is de officier van justitie – gelet op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de oriëntatiepunten van het LOVS –, van mening dat de rechter ruimte dient te hebben om aan klager in geval van veroordeling, een deel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen op te leggen.

Beoordeling

De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig. De officier van justitie heeft in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
Uit het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van klager blijkt onder meer dat klager niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Op grond van hetgeen in het klaagschrift en bij het onderzoek in raadkamer naar voren is gebracht omtrent de belangen van klager bij het kunnen beschikken over het rijbewijs, wordt geoordeeld dat het persoonlijk belang op dit moment zo groot is dat dit zwaarder moet wegen dan het belang van voortduring van de inhouding. De rechtbank zal om die reden de teruggave van het rijbewijs gelasten.
De rechtbank zal het klaagschrift gegrond verklaren en bevelen dat het rijbewijs aan klager moet worden teruggegeven.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag gegrond en gelast de teruggave van het rijbewijs met het nummer 5978820251 aan klager.
Deze beslissing is gegeven door
mr. J.W.H.G. Loyson, rechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na de dagtekening van deze beslissing.