Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[beslagene] ,
mr. Y. Hamelzky, [adres] ,
Rechtbank Amsterdam
Op 22 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een beklag werd ingediend op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klager, geboren in 1999, had op 25 oktober 2022 een bedrag van € 1.271,80 in beslag genomen gekregen. Het klaagschrift werd op 2 november 2022 ingediend. De rechtbank heeft op 8 maart 2023 de zaak behandeld in openbare raadkamer, waarbij de gemachtigde raadsvrouw van klager en de officier van justitie aanwezig waren. Klager zelf was niet verschenen.
De raadsvrouw van klager voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag en dat het aan de officier van justitie was om aan te tonen waarom het geld verbeurd verklaard zou moeten worden. De officier van justitie verzet zich echter tegen de teruggave van het geld, stellende dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet, vooral omdat bij de aanhouding van klager ook drugs zijn aangetroffen.
De rechtbank oordeelde dat het beklag ontvankelijk was, maar dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen de teruggave van het geld. De rechtbank concludeerde dat het niet onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later het geldbedrag zou verbeurd verklaren, en verklaarde het beklag ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter mr. J.W.H.G. Loyson, met A. Gordon als griffier.