ECLI:NL:RBAMS:2023:2608
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen DNA-onderzoek na strafbeschikking wegens overtreding EU-verordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 april 2023 uitspraak gedaan over een bezwaar dat was ingediend door een veroordeelde tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel. De veroordeelde was eerder op 24 mei 2022 door het Openbaar Ministerie veroordeeld tot 40 uren taakstraf wegens overtreding van artikel 2 ter lid 1 van Verordening (EU) nr. 692/2014 in samenhang met de Sanctiewet 1977 en de Wet economische delicten. Het bezwaar werd ingediend op 23 december 2022 en de rechtbank heeft dit in besloten raadkamer behandeld. De veroordeelde stelde dat het bepalen van zijn DNA-profiel niet van betekenis zou zijn voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten, gezien de aard van het misdrijf en de bijzondere omstandigheden waaronder het gepleegd was.
De officier van justitie steunde het bezwaar en stelde dat het gegrond verklaard kon worden. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar tijdig en op de juiste wijze was ingediend, en dat de omstandigheden van de zaak, waaronder het tijdsverloop en het blanco strafblad van de veroordeelde, meebrachten dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel niet gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar gegrond was en dat het celmateriaal vernietigd moest worden. De beslissing werd genomen door rechter E.G.C. Groenendaal, in aanwezigheid van griffier M. van Randeraat.