Op 14 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin klager, geboren in 2002, een beklag indiende op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) betreffende de inbeslagname van twee telefoons. De inbeslagname vond plaats op 5 september 2022. Klager verzocht om teruggave van de inbeslaggenomen telefoons, omdat hij deze nodig had voor sollicitaties en zijn dagelijkse leven. De officier van justitie meldde dat één van de telefoons (goednummer 6231633) al aan klager was teruggegeven, en verzet zich tegen de teruggave van de tweede telefoon (goednummer 6231637), die nog in onderzoek is bij de politie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beklag schriftelijk is ingediend binnen de vereiste termijn van twee jaar na inbeslagneming, waardoor klager ontvankelijk is in zijn beklag. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de beoordeling zich richt op het strafvorderlijk belang van het voortduren van het beslag. Aangezien de tweede telefoon nog wordt onderzocht in verband met de strafrechtelijke verdenking, oordeelde de rechtbank dat het belang van waarheidsvinding zich verzet tegen de teruggave van deze telefoon. De rechtbank verklaarde het beklag met betrekking tot de telefoon met goednummer 6231633 niet-ontvankelijk en het beklag met betrekking tot de telefoon met goednummer 6231637 ongegrond.
De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde dag door rechter mr. J.W.H.G. Loyson, in aanwezigheid van griffier A. Gordon. Tegen deze beslissing staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na betekening.