Op 23 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy in Kielce, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1981, die werd aangeklaagd voor feiten die in een vonnis van 5 december 2008 zijn vastgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het recht tot tenuitvoerlegging van de opgelegde straf op 6 december 2016 is verjaard. Dit is gebaseerd op de Nederlandse wetgeving, die bepaalt dat voor misdrijven met een gevangenisstraf van maximaal drie jaar de verjaringstermijn zes jaar bedraagt, en dat de termijn voor tenuitvoerlegging een derde langer is dan de termijn voor strafvordering.
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 11 februari 2016 aangehouden om een vergelijkbare zaak af te wachten. Tijdens de zitting op 23 maart 2023 heeft de rechtbank geconcludeerd dat de wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek is verstreken, maar dat dit de rechtbank niet ontslaat van haar verplichting om een beslissing te nemen. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd op basis van de facultatieve weigeringsgrond in de Overleveringswet, omdat de opgeëiste persoon gelijk kan worden gesteld met een Nederlander en de verjaring van de straf is ingetreden.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten, de duur van de opgelegde straf, en het lange tijdsverloop sinds het vonnis. De opgeëiste persoon heeft sinds 2010 in Nederland gewoond en heeft zich niet schuilgehouden voor de Poolse autoriteiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering niet kan plaatsvinden, en heeft de beslissing om de overlevering te weigeren unaniem ondersteund door zowel de officier van justitie als de raadsman.