Op 18 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Schweinfurt in Duitsland. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 27 januari 2020. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 1989, wordt verdacht van deelname aan een poging tot plofkraak in vereniging op 23 februari 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft, wat de basis vormt voor de overlevering.
De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw van de opgeëiste persoon overwogen, die stelde dat het EAB ongenoegzaam is en dat de overlevering onevenredig zou zijn gezien het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de opgeëiste persoon. De officier van justitie daarentegen betoogde dat het EAB voldoende informatie bevatte en dat de overlevering kon worden toegestaan. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsvrouw en concludeerde dat de overlevering van de opgeëiste persoon kon worden toegestaan.
De rechtbank heeft in haar beslissing de relevante artikelen van de Overleveringswet (OLW) genoemd en vastgesteld dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en is uitgesproken ter openbare zitting.