Op 25 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, België. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 2002, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en andere strafbare feiten volgens Belgisch recht. De behandeling van het EAB begon op 29 december 2022, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Çimen, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. K. van der Schaft. De rechtbank schorste het onderzoek om de officier van justitie de gelegenheid te geven een detentiegarantie van de Belgische autoriteiten te verkrijgen.
Tijdens de zitting op 11 januari 2023 werd de behandeling hervat, waarbij mr. W.H.R. Hogewind het openbaar ministerie vertegenwoordigde. De rechtbank verlengde de termijn voor de uitspraak over de overlevering met 30 dagen. De opgeëiste persoon verklaarde dat zijn persoonsgegevens correct waren en dat hij de Nederlandse nationaliteit had. De rechtbank beoordeelde de detentiegarantie die door de Belgische autoriteiten was verstrekt en concludeerde dat deze voldoende was om de overlevering toe te staan. De rechtbank oordeelde dat er geen reëel gevaar bestond voor onmenselijke behandeling van de opgeëiste persoon in België, gezien de garanties die waren gegeven over de detentieomstandigheden.
De rechtbank stelde vast dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank besloot de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon naar België zal worden overgeleverd om zijn straf daar uit te zitten, met de garantie dat hij na veroordeling naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar te ondergaan.