3.4.Op 28 februari 2023 heeft verzoekster telefonisch contact opgenomen met het college om een nieuwe afspraak te maken. De betreffende medewerker van het college heeft op dit verzoek geantwoord dat de bijstandstuitkering van verzoekster al is beëindigd, het maken van een nieuwe afspraak niet mogelijk is, en dat zij bezwaar en een nieuwe aanvraag voor een uitkering kan indienen.
4. Verzoekster heeft aangevoerd dat haar bijstandsuitkering ten onrechte is opgeschort en beëindigd. De door het college gevraagde gegevens, te weten de betaling van € 30.000,- door de Belastingdienst in het kader van de toeslagenaffaire, zijn volgens verzoekster niet van belang voor het vaststellen van het recht op bijstand. De volledige schadevergoeding wordt namelijk op grond van artikel 31, tweede lid, onder l, van de Participatiewet en artikel 7, onder p van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ vrijgelaten voor de bijstandsuitkering. De bevoegdheid om tot intrekking over te gaan, ontbreekt dan ook.Verzoekster stelt dat er geen einddatum aan de vrijlating van deze vergoeding zit en er bestaat geen inlichtingenplicht voor de besteding van de schadevergoeding. Voor zover het college wel bevoegd was tot het opvragen van de genoemde informatie, stelt verzoekster dat het college van die bevoegdheid in redelijkheid geen gebruik mocht maken, omdat uit het dossier van het college al blijkt dat verzoekster een gedupeerde is van het toeslagenaffaire.
5. Het college heeft zich in zijn verweerschrift op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening, omdat verzoekster in het kader van de nieuwe aanvraag heeft aangegeven dat er € 28.000,- op haar rekening staat. Daarnaast blijkt uit het dossier dat zij op 28 februari 2023 nog een bedrag in het kader van de bijstand heeft ontvangen.
6. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Uit het dossier van het college volgt dat verzoekster voor de kosten van haar levensonderhoud afhankelijk is van een bijstandsuitkering en dat zij (mogelijk) een gedupeerde is van de toeslagenaffaire. Verder blijkt uit de brief van 10 februari 2023 dat het college er bekend mee was dat verzoekster het bedrag van € 30.000,- heeft ontvangen van de Belastingdienst. Omdat alle erkende gedupeerden € 30.000,- ontvangen op grond van de Catshuisregeling Kinderopvangtoeslaghad het college hieruit redelijkerwijs kunnen en moeten opmaken dat verzoekster inderdaad een gedupeerde van de toeslagenaffaire is. Vorenstaande brengt mee dat het voor het college redelijkerwijs duidelijk had kunnen en moeten zijn dat het hier om een bedrag gaat dat verzoekster heeft ontvangen als compensatie in het kader van de toeslagenaffaire.
7. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat het college in dit geval niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid tot opschorting en intrekking van de bijstandsuitkering van verzoekster ondanks dat verzoekster niet heeft gereageerd op de verzoeken om informatie. De voorzieningenrechter constateert dat het college niet heeft betwist dat verzoekster gedupeerde is van het toeslagenaffaire en dat het bedrag wat zij van de Belastingdienst op haar rekening heeft ontvangen een compensatie betreft voor de gemaakte fouten door de overheid. Deze schadevergoeding wordt volledig vrijgelaten voor de bijstandsuitkering. De voorzieningenrechter ziet daarom ook aanleiding om deze schadevergoeding volledig buiten beschouwing te laten bij het antwoord op de vraag of sprake is van een spoedeisend belang. Een andere opvatting zou er immers toe leiden dat de positie van verzoekster als gedupeerde en het doel van de compensatie wordt miskend. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat het college in feite over voldoende informatie beschikte om vast te kunnen stellen of verzoekster (nog) recht had op bijstand. Daar komt het volgende nog bij. Het is bekend en erkend dat gedupeerden van de toeslagenaffaire het vertrouwen in de overheid kwijt zijn.Het college behoort ook tot de overheid. Het had daarom ook in de rede gelegen als het college, wetende dat verzoekster een gedupeerde is, extra inspanningen had getroost om daadwerkelijk met haar in contact te komen. In plaats daarvan is het college in een kort tijdsbestek overgegaan tot opschorting en intrekking van de uitkering. Wat de voorzieningenrechter betreurt is dat het college verzoekster niet heeft willen aanhoren toen verzoekster zelf op 28 februari 2023 contact opnam.
8. De voorzieningenrechter is gelet op wat hiervoor is overwogen van oordeel dat het bezwaar van verzoekster een redelijke kans van slagen heeft. Daarom ziet de voorzieningenrechter aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.