In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 13 april 2023, is het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen in de zaak van een werknemer die geen WW-uitkering ontvangt. De werknemer, die eerder werkzaam was bij Swapfiets B.V. en daarna bij The Branding Club B.V., had een WW-uitkering aangevraagd na zijn ontslag. Het UWV had in een eerder besluit vastgesteld dat de werknemer recht had op een WW-uitkering, maar deze niet tot uitbetaling zou komen omdat hij verwijtbaar werkloos zou zijn geworden. De werknemer ging in beroep tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat er geen sprake was van verwijtbare werkloosheid en dat een collega in een vergelijkbare situatie wel een uitkering had ontvangen.
De rechtbank oordeelde dat het UWV niet voldoende had gemotiveerd waarom de uitkering in zijn geheel niet tot uitbetaling zou komen. De rechtbank verwees naar de relevante wetgeving, met name artikel 27 van de Werkloosheidswet, en concludeerde dat de beslissing van het UWV niet in overeenstemming was met de wet. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en gaf het UWV de opdracht om een nieuw besluit te nemen, waarbij het UWV ook rekening moet houden met de situatie van de collega van de werknemer. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en droeg het UWV op om het griffierecht aan de werknemer te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij besluiten van het UWV en de noodzaak om gelijke gevallen gelijk te behandelen.